Home

Rechtbank Leeuwarden, 13-11-2012, ECLI:NL:RBLEE:2012:1984 BY2747, AWB 11/2771

Rechtbank Leeuwarden, 13-11-2012, ECLI:NL:RBLEE:2012:1984 BY2747, AWB 11/2771

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
13 november 2012
Datum publicatie
21 november 2012
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2012:BY2747
Zaaknummer
AWB 11/2771

Inhoudsindicatie

Plaatsing van de functie van adjunct-directeur in het risicodragend deel van de formatie (rdff) in verband met de slechte financiële positie van Stichting Proloog Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/2771

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2012 in de zaak tussen

[naam],

wonende te [woonplaats],

eiseres (hierna: [X]),

gemachtigde: mr. P.F.J. Heeffer, werkzaam bij de Algemene Onderwijsbond (AOB) te Utrecht,

en

het bestuur van de Stichting Primair Openbaar Onderwijs Leeuwarden (Proloog),

verweerder (hierna: het bestuur),

gemachtigde: mr. M.H.J. Miltenburg, advocaat te Leeuwarden.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2011 (het primaire besluit) heeft het bestuur met toepassing van artikel 2.8 van de CAO PO de functie van [X] (adjunct-directeur) voor het schooljaar 2011-2012, ingaande op 1 augustus 2011, in het risicodragend deel van de formatie (rddf) geplaatst, vooruitlopend op het opheffen van de functie van [X] met ingang van 1 augustus 2012.

Bij besluit op bezwaar van 5 oktober 2011 (het bestreden besluit) heeft het bestuur het primaire besluit gehandhaafd.

[X] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2012, waarbij [X] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en het bestuur zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam], personeelsadviseur bij Proloog. Na de behandeling van de zaak heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Bij brief van 14 maart 2012 heeft het bestuur, overeenkomstig de tijdens de zitting op 22 februari 2012 tussen partijen gemaakte afspraak, de navolgende, ondertekende stukken ingediend:

- het verslag van de bestuursvergadering van Proloog van 27 januari 2009, alsmede het behandelvoorstel van de algemeen directeur betreffende agendapunt 6;

- de verslagen van de vergaderingen van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) van 30 mei 2011, 21 juni 2011 en 30 juni 2011;

- de "Recapitulatie alternatief formatieplan in relatie tot exploitatiekaart";

- het Sociaal Plan Proloog (versie 21 juli 2011).

Bij brief van 16 mei 2012 heeft het bestuur de navolgende stukken ingediend:

- het document "Algemene informatie over het voeren van een DGO" (Decentraal Georganiseerd Overleg);

- het conceptverslag formeel DGO van 14 juni 2011;

- de agenda voor het DGO van 4 juli 2011;

- het conceptverslag formeel DGO van 4 juli 2011.

In verband met deze stukken heeft de rechtbank het onderzoek heropend en [X] de gelegenheid geboden om te reageren op deze stukken. Bij brief van 9 juli 2012 heeft [X] een reactie gegeven op de stukken.

Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1. Bij besluit van 8 mei 2002 is [X] aangesteld als adjunct-directeur op de Plataanschool in Leeuwarden. In verband met een reorganisatie in verband met de slechte financiële situatie van Proloog heeft het bestuur besloten alle functies van adjunct-directeur, dus ook de functie van [X], in het rddf te plaatsen.

2. Alvorens op de inhoudelijke kant van de zaak in te gaan, zal de rechtbank een aantal door [X] opgeworpen formele en procedurele punten bespreken.

3.1 Op grond van artikel 2.8, eerste lid, van de CAO PO dient de werkgever een rddf-besluit gemotiveerd en schriftelijk, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór de zomervakantie, aan de werknemer mee te delen. Slechts bij zwaarwegende redenen of omstandigheden kan een functie in het rddf worden geplaatst als het bestuursformatieplan nog niet is vastgesteld, aldus artikel 2.8, tweede lid, van de CAO PO.

Bijlage III van de CAO PO is getiteld "Plaatsing functie in het risicodragend deel van de formatie (rddf) behorende bij artikel 2.8 van deze CAO".

Onder punt 1 van deze bijlage is aangegeven dat de werkgever in de structurele formatie de functies van de werknemers met een dienstverband voor onbepaalde tijd opneemt, tenzij dat in het licht van een goede en doelmatige uitvoering van de te verrichten werkzaamheden in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. In het laatste geval kan de werkgever besluiten de functie van de werknemer in het rddf te plaatsen.

Onder punt 2 is aangegeven dat het rddf-besluit zo spoedig mogelijk na de vaststelling van het bestuursformatieplan / de personele bestuursbegroting, doch uiterlijk vóór de zomervakantie, bij aangetekend schrijven aan de werknemer wordt meegedeeld.

3.2 De rechtbank stelt vast dat het bestuur het bestuurformatieplan op 12 april 2011 heeft vastgesteld. In het schooljaar 2010-2011 begon de zomervakantie voor het basisonderwijs in de regio Noord-Nederland op zaterdag 23 juli 2011. Het primaire besluit is dus genomen na het bestuursformatieplan en vóór het begin van de zomervakantie. De rechtbank heeft verder geconstateerd dat het rddf-besluit zowel aangetekend als per reguliere post is verzonden aan [X]. Aan het gestelde in artikel 2.8, eerste lid, van de CAO PO en punt 2 van bijlage III van de CAO PO is dus voldaan.

3.3 De rechtbank oordeelt dat in het bestuursformatieplan niet precies (met naam en toenaam) valt te lezen dat de functie van [X] per 1 augustus 2012 wordt opgeheven en dat, vooruitlopend hierop, deze functie in het rddf wordt geplaatst. Uit de rddf-lijst, die [X] als bijlage bij haar beroep heeft meegezonden, moet het naar het oordeel van de rechtbank voor [X] echter duidelijk zijn geweest dat haar functie ook in het rddf zou worden geplaatst. De rechtbank wijst voorts op het document "Recapitulatie alternatief formatieplan". Hieruit heeft [X] ook kunnen afleiden dat haar functie in het rddf geplaatst zou worden.

4. De rechtbank stelt vast dat het bij het bestreden besluit gehandhaafde rddf-besluit van 15 juli 2011 is gebaseerd op de CAO PO 2009. In de vergadering van 27 januari 2009 heeft het bestuur deze CAO als rechtspositieregeling voor de medewerkers van Proloog vastgesteld. Het rddf-besluit kon dan ook op deze CAO worden gebaseerd. De rechtbank verwerpt dan ook het betoog van [X] dat het rddf-besluit een rechtsgeldige grondslag ontbeert.

5.1 Ingevolge artikel 2.7, eerste lid, van de CAO PO formuleert de werkgever zijn, ten minste op de komende vier jaar betrekking hebbend, meerjarenformatiebeleid dat is gebaseerd op de meerjarenbegroting en dat jaarlijks wordt geactualiseerd in een (personele) bestuursbegroting/bestuursformatieplan. Ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de CAO PO stelt de werkgever, na verkregen instemming van de PGMR (het personeelsdeel van de GMR), vóór 1 mei voor het komende schooljaar het meerjarenformatiebeleid/een bestuursformatieplan vast en de wijze waarop de middelen bovenschools dan wel aan de scholen worden toegedeeld, tenzij zwaarwegende redenen of omstandigheden zich daartegen verzetten. Dit laatste wordt terstond ter kennis gebracht van de GMR.

5.2 [X] heeft betoogd dat een door de PGMR goedgekeurd bestuursformatieplan waarin het vervallen van de functie van adjunct-directeur is opgenomen, ontbreekt. De rechtbank verwerpt dit betoog. In het document "Recapitulatie alternatief formatieplan" is het vervallen van de functie van adjunct-directeur (7,19 fte, acht personen) opgenomen. Over dit plan is met de vakbonden overleg gevoerd en zij hebben met dit plan ingestemd. In de vergadering van 30 juni 2011 heeft de PGMR met het plan ingestemd. In de aanhef van het verslag van deze vergadering is aangegeven "VERSLAG GMR-VERGADERING PROLOOG". De rechtbank oordeelt dat de vergadering van 30 juni 2011 een vergadering van de PGMR betrof. Zo blijkt uit de presentielijst dat namens het personeel vijf personen aanwezig waren.

6.1 Met betrekking tot de inhoudelijke kant van de zaak stelt de rechtbank voorop dat, gelet op artikel 2.8, eerste lid, van de CAO PO, in samenhang gelezen met het gestelde onder punt 1 van bijlage III van de CAO PO, het bestuur beoordelingsruimte toekomt bij de beoordeling of een functie in het rddf geplaatst moet worden. Dit betekent dat de rechtbank de beslissing van het bestuur om de functie van [X] in het rddf te plaatsen terughoudend dient te toetsen.

6.2 Het bestuur heeft aangegeven dat de keuze tot het vervallen van de volledige functiegroep van adjunct-directeuren is ingegeven door de wens om zoveel mogelijk "handen aan het bed" (leerkrachten) te houden door te trachten de bezuiniging op de personeelskosten te realiseren met het vervallen van indirecte functies, functies in de categorie directie. Dit betreft niet alleen de functies van adjunct-directeuren, maar ook de algemene directiefuncties, schooldirecteuren en diverse staffuncties. Een andere keuze had namelijk geleid tot meer ontslagen om dezelfde reductie op de personeelskosten te kunnen bewerkstelligen. Met de gemaakte keuze streeft het bestuur naar behoud van de kwaliteit van het onderwijs. De rechtbank oordeelt dat het bestuur in redelijkheid tot deze beoordeling en deze keuze heeft kunnen komen.

7. De rechtbank verwerpt het betoog van [X] dat het bestuur haar functie niet in het rddf had mogen plaatsen, omdat zij naast haar werk als adjunct-directeur ook les geeft. Daartoe overweegt de rechtbank dat, zoals het bestuur in het verweerschrift heeft aangegeven, [X] pas met ingang van het schooljaar 2011-2012 lesgevende taken vervult. Het bestuur heeft de functie van [X] bij de beoordeling of deze functie in het rddf geplaatst kan worden daarom terecht aangemerkt als behorend tot de categorie directie en niet tot de categorie onderwijsgevend personeel. Het bestuur mocht, gelet op de door hem gemaakte keuze, de functie van [X] dus in het rddf plaatsen.

8. Bij brief van 17 februari 2012 heeft [X] aangegeven dat zij heeft gesolliciteerd op de functie van directeur van OBS De Wielen te Leeuwarden, maar dat het bestuur een externe kandidaat heeft benoemd tot directeur. Ter zitting heeft [X] dit herhaald. De rechtbank laat deze opmerkingen buiten beschouwing omdat deze niet relevant zijn voor de beoordeling van het rddf-besluit. De verplichting tot herplaatsing van [X] die op het bestuur rust tijdens de rddf-periode is niet aan de orde. Dat zou pas een rol kunnen gaan spelen bij de toetsing van een eventueel ontslagbesluit.

9. In reactie op de door het bestuur bij brief van 16 mei 2012 ingediende stukken, heeft [X] bij brief van 9 juli 2012 betoogd dat de GMR, gelet op artikel 5.3 van de CAO PO, gaat over de keuzes in het functiebouwwerk, maar dat de keuzes in het ontslagbeleid, in afwijking van artikel 10.4, de leden 2 tot en met 6, van de CAO PO (Regeling ontslagbeleid), zijn voorbehouden aan het DGO. Dit volgt volgens [X] uit artikel 10, zevende lid, van de CAO PO en artikel 13.2, vijfde lid, aanhef en onder a, van de CAO PO. De rechtbank laat ook deze opmerkingen buiten beschouwing. Van een ontslagbesluit is immers geen sprake. Louter is aan de orde of het bestuur de functie van [X] in het rddf mocht plaatsen.

10. Het beroep is ongegrond.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en mr. C.H. de Groot en mr. H.D. Tolsma, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2012.

w.g. griffier

w.g. voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.