Home

Rechtbank Leeuwarden, 27-01-2005, AS4194, 152238 /CV EXPL 04-1329

Rechtbank Leeuwarden, 27-01-2005, AS4194, 152238 /CV EXPL 04-1329

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
27 januari 2005
Datum publicatie
1 februari 2005
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2005:AS4194
Zaaknummer
152238 /CV EXPL 04-1329

Inhoudsindicatie

Pachtrecht. Melkquotum.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden

Sector Kanton

Pachtkamer Locatie Heerenveen

Zaak-/rolnummer: 152238 /CV EXPL 04-1329

Uitspraak: 27 januari 2005

VONNIS

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

- nader te noemen [eiser] -

eiser,

gemachtigde: mr. C.J. Groenewegen,

tegen

de publieke rechtspersoon GEMEENTE HEERENVEEN,

zetelend te Heerenveen,

- nader te noemen de gemeente -

gedaagde,

gemachtigde: mr. P. Stehouwer.

OVERWEGINGEN

Procesverloop

1.1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft [eiser] gevorderd om:

(1) te verklaren voor recht dat [eiser] aan de gemeente geen vergoeding is verschuldigd uit hoofde van de vervreemding van de heffingsvrije hoeveelheid melk, verbonden aan het door de gemeente in eigendom verkregen land van mevrouw [x];

(2) de gemeente te bevelen binnen 8 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis mede te werken aan de afgifte aan [eiser] van het bedrag ad € 272.268,00 vermeerderd met de daarover gekweekte rente zoals dat staat op de door partijen indertijd gezamenlijk geopende depositorekening nr.29.23.02.746 bij de Friesland Bank door mede opdracht te geven aan laatstgenoemde tot overmaking van het totaalbedrag naar een door eiser opgegeven bankrekening op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat de gemeente daarmee in gebreke blijft;

(3) de gemeente te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen

die welke zijn verbonden aan het voorafgaand aan dit geding gehouden voorlopige getuigenverhoor.

1.2. De gemeente heeft bij antwoord de vorderingen betwist.

1.3. Na repliek, dupliek en een akte uitlating producties is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.

Rechtsoverwegingen

De feiten

2.1. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.

2.2. [eiser] heeft van zijn moeder, [x], gepacht een boerenhuizinge met schuren, erf en weilanden groot 12.031.40 hectare. De pachtovereenkomst is ingegaan op 12 mei 1978 voor de duur van 12 jaar. Op 31 januari 1990 is de pachtovereenkomst verlengd tot 12 april 2002. Sinds 1990 bestond het gepachte uit 30.028.49 hectare grasland. In de verlengingsovereenkomst was o.m. het navolgende opgenomen:

De op de verpachte grond betrekking hebbende heffingvrije hoeveelheid melk

(melkquotum) bedraagt thans op basis van het referentiejaar 1989/1990: 348.477 kilogram met een vetpercentage van 4.48%, welk quotum de pachter verplicht is op het gepachte land te handhaven, behoudens wettelijke maatregelen en/of kortingen. In geval van beëindiging van deze pachtovereenkomst, door welke oorzaak, zal het alsdan geldende melkquotum in eigendom toevallen aan de verpachter, die daarover de volledige en vrije beschikking krijgen, onder gehoudenheid om aan de pachter in kontanten te voldoen de helft van de alsdan geldende markt-waarde van bedoeld melkquotum.

2.3. De gemeente wilde de door [eiser] gepachte percelen verwerven in verband met de realisering van het stadsuitbreidingsplan "Skoatterwâld".

2.4. Op 14 februari 1995 zijn er optie-overeenkomsten gesloten tussen [eiser] en de projectontwikkelaars Van der Meer Drogeham (VDM) en Bemog BV alsmede tussen [x] en voornoemde projectontwikkelaars. Bij deze overeenkomsten verleenden moeder en zoon [familienaam] de projectontwikkelaars het uitsluitend recht om het land voor fl. 16,00 per m2 te kopen en wel voor 1 april 1995. Op 31 maart 1995 is de optiedatum verlengd tot 15 april 1995. Artikel 6 van de optie-overeenkomst bepaalt:

Optieverleenster [[x], pachtkamer] is gerechtigd het op de Onroerende Zaken rustende melkquotum voor eigen rekening en risico van de Onroerende Zaken te verwijderen, te verkopen of anderszins te gelde te maken, zonder deswege aan optienemers [beide projectontwikkelaars, pachtkamer] enige vergoeding verschuldigd te zijn.

2.5. [x] heeft afstand gedaan van haar rechten op het melkquotum ten gunste van [eiser].

2.6. [x] en de gemeente hebben op 7 april 1995 ten kantore van notaris mr. [y] een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het door [eiser] gepachte land. In de koopovereenkomst is onder meer bepaald:

Door mede-ondertekening van deze koopovereenkomst door de heer [voornaam] [eiser] (...) doet hij als pachter van de onderhavige percelen afstand van zijn pachtrechten per 1 oktober 1996.

2.7. [eiser] heeft in het voorjaar van 1995 het op het gepachte rustende melkquotum verkocht voor fl. 1.200.000,00. Tussen [eiser] en de gemeente, die inmiddels aan [eiser] had meegedeeld aanspraak te maken op de helft van de waarde van het quotum, is overeengekomen dat de helft van de waarde van het met het gepachte samenhangende melkquotum ter waarde van fl. 600.000,00 zou worden gestort op een (geblokkeerde) depositorekening. Op 7 augustus 1995 is vorenbedoeld bedrag gestort. De gemeente heeft vervolgens meegewerkt aan de overdracht van het melkquotum aan derden.

2.8. Op 1 juni 1995 is het land van de [familienaam]'s aan de gemeente in eigendom overgedragen.

Het standpunt van [eiser]

3.1. [eiser] meent dat hij aanspraak kan maken op het verpachtersdeel van het melkquotum. De in artikel 6 van de optie-overeenkomst neergelegde afspraak is nimmer ter discussie gesteld, noch door de projectontwikkelaars noch door de gemeente. De projectontwikkelaars hebben hun opties uitgeoefend, hetgeen resulteerde in twee koopovereenkomsten waarvan artikel 6 van de optie-overeenkomst deel uitmaakte. De in de optie gemaakte afspraak maakte onderdeel uit van de koopovereenkomst. Omdat er sprake is geweest van contractsoverneming door de gemeente werkt de in de optie-overeenkomst gemaakte afspraak door. De gemeente is in de rechten en verplichtingen van de projectontwikkelaars getreden waaronder de bepaling dat zij geen recht op het melkquotum kon doen gelden. De gemeente was op de hoogte van de inhoud van de optie-overeenkomst. [eiser] mocht er in ieder geval op vertrouwen dat de gemeente, net als de projectontwikkelaars, geen aanspraak op het verpachtersdeel van het quotum zou maken. Voor zover de gemeente zou hebben gedwaald geldt dat een beroep op dwaling moet worden afgewezen omdat de gemeente door een zeer ervaren en professioneel onderhandelaar werd vertegenwoordigd. Deze onderhandelaar heeft zich er niet van vergewist of zijn veronderstelling, dat de grond inclusief melkquotum zou worden verkocht, juist was. Deze dwaling komt voor rekening van de gemeente.

3.2. Subsidiair stelt [eiser] dat de gemeente op grond van het Gemeenschapsrecht geen recht heeft op de waarde van de helft van het quotum. Ingevolge dat recht wordt melkquotum overgedragen tussen producenten. De gemeente is geen producent. De gemeente heeft het land uitsluitend gekocht voor stadsuitbreiding en niet voor het verwezenlijken van enig agrarisch doel.

Het standpunt van de gemeente

4.1. De gemeente is primair van mening dat de vordering van [eiser] is verjaard. [eiser] heeft niet binnen vijf jaar na augustus 1995 (de datum waarop de helft van de waarde van het melkquotum is gestort) aan de gemeente meegedeeld dat hij zijn aanspraken op het in depot gestorte geld handhaaft. De vordering tot afgifte is derhalve verjaard.

4.2. De gemeente stelt voorts, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van het Pachthof op dit punt, dat de pachter verplicht is bij het einde van de pacht het daarmee samenhangende melkquotum ter beschikking te stellen aan de verpachter, onder gehoudenheid van de verpachter om de helft van de waarde van het quotum aan de pachter te vergoeden. De gemeente heeft de verpachte grond gekocht en is daarmee (opvolgend) verpachter van [eiser] geworden. De gemeente treedt op grond van artikel 34 Pw in alle rechten en verplichtingen van de vorige verpachter, ook voor wat betreft de aanspraken op het melkquotum. De gemeente wist van het bestaan van de optie-overeenkomsten, maar was niet bekend met de inhoud daarvan. De optie-overeenkomsten waren niet relevant omdat de gemeente met de projectontwikkelaars was overeengekomen dat zij het land rechtstreeks van [eiser] zou kopen. De projectontwikkelaars speelden slechts een bemiddelende rol. Van een indeplaatsstelling van de gemeente of van contractsoverneming door de gemeente is geen sprake (geweest). De projectontwikkelaars hebben de optie niet uitgeoefend. Uit niets blijkt van enige doorwerking van de optie-overeenkomst in de koopovereenkomst. De gemeente is bij de bespreking ter gelegenheid van het sluiten van de koopovereenkomst niet gewezen op de afspraken met betrekking tot het melkquotum. Het had op de weg van [eiser] gelegen om de kwestie van het melkquotum aan de orde te stellen. [eiser] heeft dit echter nagelaten. Voorts heeft [eiser] nagelaten de gemeente te informeren over het feit dat [x] afstand heeft gedaan van haar recht op het melkquotum. Bovendien bepaalt artikel 14 lid 1 van de koopovereenkomst dat alle eerdere tussen partijen gemaakte afspraken worden herroepen. De gemeente behoefde er geen rekening mee te houden dat buiten de koopovereenkomst om nog bepaalde afspraken tussen [eiser] en de projectontwikkelaars zouden bestaan die onderdeel uit zouden maken van de rechtsverhouding tussen [eiser] en de gemeente.

4.3. Subsidiair stelt de gemeente dat de vordering van [eiser] slechts gedeeltelijk toewijsbaar is. Omdat er sprake is van een opvolgend pachter kort voor het einde van de pacht is er aanleiding af te wijken van de gebruikelijke verdeling van de waarde van het melkquotum bij helfte en in plaats van die verdeling uit te gaan van een verdeling ¾ pachter en ¼ verpachter.

De beoordeling van het geschil

5.1. De pachtkamer oordeelt als volgt omtrent dit geschil. De pachtkamer zal het door de gemeente gedane beroep op verjaring verwerpen. Tussen partijen is kennelijk overeengekomen dat het depot in twee situaties kan worden vrijgegeven, namelijk indien partijen tot een vergelijk komen dan wel op basis van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak; deze stelling is althans door de gemeente niet weersproken. Gelet op deze afspraak is de vordering thans nog niet opeisbaar (zoals vereist door artikel 3:307 lid 1 BW); er is immers geen schikking en evenmin een onherroepelijke rechterlijke uitspraak. Bovendien sluit de aard van deze afspraak thans een beroep op verjaring naar redelijkheid en billijkheid uit.

5.2. De pachtkamer komt thans toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [eiser]. De pachtkamer overweegt omtrent die vorderingen als volgt. Uit de stukken en de verklaringen van de getuigen, zoals die zijn afgelegd in het kader van het voorlopig getuigenverhoor, is genoegzaam komen vast te staan dat de projectontwikkelaars (die op de hoogte waren van de inhoud van de koopoptie-overeenkomst) als bemiddelaars/vertegenwoordigers voor de gemeente zijn opgetreden. Dit blijkt uit de verklaringen van notaris [y], die in zijn brief van 6 juni 1997 verklaart: "Het bleek mij dat hij was opgetreden voor de fam. [familienaam] en de projectontwikkelaars voor de gemeente Heerenveen" alsmede de door de notaris afgelegde getuigenverklaring waarin wordt vermeld: "We hebben de akten doorgesproken en [a] (directeur van projectontwikkelaar Bemog, pachtkamer) en [b] (directeur van projectontwikkelaar VDM, pachtkamer) gaven toen aan dat zij voor de gemeente optraden en niet voor zichzelf". Ook in de intentieverklaring van de gemeente aan beide projectontwikkelaars van 7 april 1995 schrijft de gemeente: "Bij dezen willen wij u onze erkentelijkheid uitspreken voor uw intermediaire rol bij de totstandkoming van de grondtransactie met de familie [familienaam] (...)". Bovendien is in de koopakte vermeld dat de gemeente de provisie voor haar rekening neemt die de gemeente aan Bemog verschuldigd was geworden wegens aankoop van de percelen van [eiser]. De projectontwikkelaars wisten van het bepaalde in artikel 6 van de koopoptie-overeenkomst en deze wetenschap moet, gelet op het vorenstaande, aan de gemeente worden toegerekend. De gemeente had bovendien, nu zij wist van het bestaan van een koopoptie-overeenkomst, navraag moeten doen naar de inhoud van die koopoptie-overeenkomst. Overigens verklaart getuige [b] (projectontwikkelaar VDM) dat in de gesprekken met [c] wel degelijk (uitdrukkelijk) over het melkquotum is gesproken en dat artikel 6 van de koopoptie-overeenkomst aan de orde is geweest.

5.3. Voor zover de gemeente bij de verwerving van de grond heeft gedwaald ten aanzien van de vraag of het melkquotum bij de koopprijs was inbegrepen overweegt de pachtkamer het navolgende. De gemeente werd bij de onderhandelingen vertegenwoordigd door een ervaren onderhandelaar, de heer [c]. [c] heeft (als getuige) verklaard dat met de projectontwikkelaars nooit over het melkquotum is gesproken. [c], die wel op de hoogte was van het bestaan van melkquotum, is er steeds van uit gegaan dat het melkquotum bij de koopprijs was inbegrepen. [c] wist ook dat er een koopoptie-overeenkomst bestond maar hij heeft deze, gezien de door hem afgelegde getuigenverklaring, niet opgevraagd omdat hij dacht dat hij deze toch niet zou ontvangen en hij er bovendien van uitging dat de vraagprijs voor de grond juist was. De gemeente ging dus uit van de (onjuiste) veronderstelling dat het melkquotum bij de koopprijs was inbegrepen. Omdat de gemeente heeft nagelaten (voldoende) nader te onderzoeken of het melkquotum al dan niet bij de koopprijs was inbegrepen, behoort een eventuele dwaling voor haar rekening te blijven.

5.4. Het door de gemeente gedane beroep op artikel 14, eerste lid, van de koopovereenkomst dat inhoudt dat alle eerder tussen partijen gemaakte afspraken worden herroepen kan niet tot de slotsom leiden dat de gemeente op grond van die bepaling recht zou hebben op het verpachtersdeel van het melkquotum. Daarvoor is deze bepaling in te algemene bewoordingen geformuleerd. Bovendien zou, als de afspraak dat het melkquotum niet bij de koopprijs was inbegrepen zou zijn herroepen, dit gegeven zeker consequenties hebben gehad voor de overeengekomen koopprijs per vierkante meter. Partijen zijn echter steeds uitgegaan van de aanvankelijk (in de koopoptie-overeenkomst reeds) overeengekomen koopprijs van fl. 16,00 per vierkante meter. Dat feit brengt met zich mee dat niet aannemelijk is dat het melkquotum met de grond aan de gemeente zou worden overgedragen.

5.5. Gelet op het vorenstaande is niet aannemelijk dat de gemeente niet wist van het bestaan van het bepaalde in artikel 6 van de koopoptie-overeenkomst, dat er op neerkomt dat het melkquotum niet zou zijn inbegrepen in de koopprijs. De gemeente komt derhalve geen aanspraak op het verpachtersdeel van het melkquotum toe.

5.6. Wellicht geheel ten overvloede overweegt de pachtkamer nog het navolgende. Op grond van artikel 7 van Verordening EEG 3950/92 (welke thans vervangen is door Verordening EG 1788/2003) wordt melkquotum overgedragen tussen (melk)producenten. In het zogenaamde Thomsen-arrest (HvJ EG 20 juni 2002, C-401/99, Jur EG blz. I-05775) heeft het Hof van Justitie beslist dat bij het verstrijken van een pachtovereenkomst betreffende een melkbedrijf de daaraan verbonden referentiehoeveelheid (het melkquotum) in beginsel slechts geheel of gedeeltelijk aan de verpachter kan toekomen wanneer hij producent is in de zin van artikel 9 onder c van voornoemde verordening. De verpachter, niet producent, mag het quotum slechts voorlopig verwerven voorzover deze verwerving noodzakelijk is (om het quotum aan een nieuwe pachter, wel producent, over te dragen) en van een zo kort mogelijke duur. De verpachter, niet producent, moet het quotum bij het verstrijken van de pachtovereenkomst overdragen aan een derde die deze hoedanigheid bezit. Dat is i.c. niet gebeurd. Vast staat dat de gemeente de grond heeft willen kopen i.v.m. het verwezenlijken van het bestemmingsplan Skoatterwâld en met het oogmerk het land te gebruiken voor woningbouw. Niet gebleken is dat de gemeente voornemens was het land (nogmaals) in pacht uit te geven ten behoeve van melkproductie. Integendeel: [eiser] moest afstand doen van zijn pachtrechten. Overdacht van het melkquotum aan de gemeente zou onder die omstandigheden in strijd komen met het, aldus het Hof van Justitie in meergenoemd arrest, hoofddoel van artikel 7 van de Verordening namelijk het verhinderen dat melkquotum wordt toegekend aan personen die daaruit een louter financieel voordeel willen halen.

5.7. De pachtkamer komt op grond van vorenstaande overwegingen tot het oordeel dat de vorderingen van [eiser] toewijsbaar zijn. De pachtkamer zal het maximum van de te verbeuren dwangsommen bepalen op € 100.000,00.

5.8. De gemeente zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten, waaronder begrepen de kosten van het voorlopig getuigenverhoor, worden veroordeeld.

DE BESLISSING

De pachtkamer:

verklaart voor recht dat [eiser] aan de gemeente geen vergoeding is verschuldigd uit

hoofde van de vervreemding van de heffingsvrije hoeveelheid melk, verbonden aan het

door de gemeente in eigendom verkregen land van mevrouw [x];

beveelt de gemeente om binnen 8 (acht) dagen na betekening van dit vonnis mede te werken aan de afgifte aan [eiser] van het bedrag ad € 272.268,00 vermeerderd met de daarover gekweekte rente zoals dat staat op de door partijen indertijd gezamenlijk geopende depositorekening nr. 29.23.02.746 bij de Friesland Bank door mede opdracht te geven aan laatstgenoemde tot overmaking van het totaalbedrag naar een door [eiser] opgegeven bankrekening op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat de gemeente daarmee in gebreke blijft;

bepaalt het maximum van de te verbeuren dwangsommen op € 100.000,00 (honderd duizend euro);

veroordeelt de gemeente in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.450,00 wegens salaris en op € 565,18 wegens verschotten;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Aldus gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter-voorzitter, en de leden F.H. Sterkenburg en S. Mulder en uitgesproken door de voorzitter ter openbare terechtzitting van 27 januari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.

c 145