Home

Rechtbank Haarlem, 29-03-2012, BW0429, 15/700756-11

Rechtbank Haarlem, 29-03-2012, BW0429, 15/700756-11

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
29 maart 2012
Datum publicatie
30 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2012:BW0429
Zaaknummer
15/700756-11

Inhoudsindicatie

Promis; medeplegen van afpersing; doen van valse aangifte; bekennende verklaring; vordering benadeelde partij; schadevergoedingsmaatregel.

Verdachte heeft een overval op het benzinepompstation aan de Lange Herenvest te Haarlem, waar hij op dat moment werkzaam was, in scene gezet. Hij heeft het plan bedacht en uitgevoerd met medeverdachte en nog een derde persoon, om hierover in zijn vriendenkring te kunnen opscheppen en om financieel gewin te behalen. Verdachte heeft zich daarbij geen rekenschap gegeven van de impact die deze overval zou hebben op de eigenaar en op de medewerkers van het benzinepompstation en op de maatschappij. Een dergelijke gewapende overval op een tankstation aan een openbare plek brengt in de maatschappij gevoelens van onveiligheid met zich mede. Voorts heeft verdachte een valse aangifte gedaan bij de politie Kennemerland. Hierdoor heeft hij het politiële apparaat onnodig belast met het opsporen van een strafbaar feit, dat in scene is gezet. Hierdoor kon de politie Kennemerland haar tijd en geld niet besteden aan het oplossen van andere overvallen waarbij echte slachtoffers zijn gevallen. De rechtbank acht dit twee ernstige feiten. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zelf naar de politie is gestapt en een bekentenis heeft afgelegd. De rechtbank vindt dit, mede gezien zijn jonge leeftijd, moedig van verdachte. Hierdoor en ook uit zijn houding ter terechtzitting blijkt dat verdachte het laakbare van zijn handelen inziet. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte, met behulp van therapie, hard werkt om zijn leven weer op orde te brengen. Voorts weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Ook weegt de rechtbank ten voordele van verdachte mee dat hij inmiddels met de eigenaar van het benzinepompstation heeft gesproken en hem zijn excuses heeft aangeboden en dat hij de schade die het slachtoffer heeft geleden, wil vergoeden en daartoe al geld heeft gespaard.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector Strafrecht

Locatie Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/700756-11

Uitspraakdatum: 29 maart 2012

Tegenspraak

Strafvonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 maart 2012 in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te Haarlem,

wonende te [adres].

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1

Primair

hij op of omstreeks 02 juni 2011 te Haarlem, bij het garagebedrijf/ benzinepompstation Total (aan de Lange Herenvest), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [verdachte] (in zijn hoedanigheid als pompbediende) en/of het garagebedrijf /benzinepompstation Total heeft gedwongen tot de afgifte van 1.145,34 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan garagebedrijf/ benzinepompstation Total, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een mes heeft/hebben getoond en/of een mes in die richting van die [verdachte] heeft/hebben gehouden en voormelde [verdachte] hierbij de woorden: "give me the money" heeft/hebben toegevoegd;

Subsidiair

hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 1.145,34 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan garagebedrijf/ benzinepomstation Total (aan de Lange Herenvest), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als pompbediende en/of medewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

Feit 2

hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Haarlem (in het politiebureau aan de Koudenhorn) aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van de verbalisant(en) hoofdagent [verbalisant 1] en/of hoofdagent [verbalisant 2] opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van een overval op het tankstation Total (aan de Lange Herenvest) te Haarlem;

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3. Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1, primair en feit 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, onder aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] van Benzinepompstation Total geheel en hoofdelijk zal worden toegewezen en dat tevens de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd en dat bepaald zal worden dat deze vordering in termijnen kan worden betaald. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij politie Kennemerland heeft de officier van justitie gevorderd dat deze geheel zal worden toegewezen en dat bepaald zal worden dat verdachte ook deze in termijnen kan betalen.

4. Bewijs

4.1. Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1, primair en feit 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:

- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juni 2011 van [verdachte] (dossierpagina 25);

- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 oktober 2010 (dossierpagina 46);

- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 7 oktober 2010 (dossierpagina 121).

4.3. Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1, primair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat

Feit 1:

Primair

hij op 02 juni 2011 te Haarlem, bij het benzinepompstation Total (aan de Lange Herenvest), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [verdachte] (in zijn hoedanigheid als pompbediende) heeft gedwongen tot de afgifte van 1.145,34 euro, geheel toebehorende aan benzinepompstation Total, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zijn mededader een mes heeft getoond en een mes in de richting van die [verdachte] heeft gehouden en aan voormelde [verdachte] hierbij de woorden: "give me the money" heeft toegevoegd;

Feit 2:

hij op 03 juni 2011 te Haarlem (in het politiebureau aan de Koudenhorn) aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van de verbalisant(en) hoofdagent [verbalisant 1] en hoofdagent [verbalisant 2] opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van een overval op het tankstation Total (aan de Lange Herenvest) te Haarlem.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:

Feit 1: medeplegen van afpersing.

Feit 2: aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6. Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7. Motivering van sancties

Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het door Reclassering Nederland opgestelde reclasseringsadvies d.d. 12 maart 2012 is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een overval op het benzinepompstation aan de Lange Herenvest te Haarlem, waar hij op dat moment werkzaam was, in scene gezet. Hij heeft het plan bedacht en uitgevoerd met medeverdachte [medeverdachte] en nog een derde persoon, om hierover in zijn vriendenkring te kunnen opscheppen en om financieel gewin te behalen. Verdachte heeft zich daarbij geen rekenschap gegeven van de impact die deze overval zou hebben op de eigenaar en op de medewerkers van het benzinepompstation en op de maatschappij. Een dergelijke gewapende overval op een tankstation aan een openbare plek brengt in de maatschappij gevoelens van onveiligheid met zich mede. Voorts heeft verdachte een valse aangifte gedaan bij de politie Kennemerland. Hierdoor heeft hij het politiële apparaat onnodig belast met het opsporen van een strafbaar feit, dat in scene is gezet. Hierdoor kon de politie Kennemerland haar tijd en geld niet besteden aan het oplossen van andere overvallen waarbij echte slachtoffers zijn gevallen. De rechtbank acht dit twee ernstige feiten.

Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zelf naar de politie is gestapt en een bekentenis heeft afgelegd. De rechtbank vindt dit, mede gezien zijn jonge leeftijd, moedig van verdachte. Hierdoor en ook uit zijn houding ter terechtzitting blijkt dat verdachte het laakbare van zijn handelen inziet. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte, met behulp van therapie, hard werkt om zijn leven weer op orde te brengen. Voorts weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Ook weegt de rechtbank ten voordele van verdachte mee dat hij inmiddels met de eigenaar van het benzinepompstation heeft gesproken en hem zijn excuses heeft aangeboden en dat hij de schade die [slachtoffer] heeft geleden, wil vergoeden en daartoe al geld heeft gespaard.

7.1. Hoofdstraffen

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd en voorts dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vrijheidsstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

8. Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.145,35 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder feit 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit het geldbedrag dat door verdachte is ontvreemd.

De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve hoofdelijk, in die zin dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, worden toegewezen. De rechtbank zal, gezien de leeftijd van verdachte en gezien zijn draagkracht, bepalen dat verdachte het bedrag in termijnen kan betalen.

Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: afpersing) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien de mededader dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

De benadeelde partij politie Kennemerland heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.425,50 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder feit 2 ten laste gelegde feit heeft geleden. De gestelde schade bestaat uit de uren die de politie besteed heeft aan de valse aangifte.

De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, waarbij de rechtbank, gezien de leeftijd van verdachte en gezien zijn draagkracht, zal bepalen dat verdachte het bedrag in termijnen kan betalen.

Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: het doen van een valse aangifte) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24a, 36f, 47, 57, 188 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10. Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1, primair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat de onder feit 1, primair en feit 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.

Verklaart deze feiten strafbaar.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 180 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door negentig dagen hechtenis.

Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.145,35, voor de materiële schade.

Veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.145,35, te voldoen in vijf (5) maandelijkse termijnen van € 200,- en een (1) maandelijkse termijn van € 145,35, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij politie Kennemerland geleden schade tot een bedrag van € 2.425,50, voor de materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, aan Politie Kennemerland, voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer politie Kennemerland de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.425,50, te betalen in twaalf (12) maandelijkse termijnen van € 200,- en een (1) maandelijkse termijn van € 25,50, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 34 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. G.D. de Jong, voorzitter,

mr. M.P.J. Ruijpers, en mr. A.C. Bordes, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.M.W. Martens,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2012.