Home

Rechtbank Gelderland, 24-03-2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1849, 9959637

Rechtbank Gelderland, 24-03-2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1849, 9959637

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
24 maart 2023
Datum publicatie
11 april 2023
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2023:1849
Zaaknummer
9959637

Inhoudsindicatie

Benoemingsbeslissing deskundige in verzoek om voorlopig deskundigenoordeel.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 9959637 \ AZ VERZ 22-23 \ 520 \ 918

uitspraak van 23 maart 2023

beschikking

in de zaak van

[verzoekende partij]

wonende te [woonplaats]

verzoekende partij

gemachtigde mr. I.W.A. Roelandschap

en

1 [verwerende partij 1]

wonende te [woonplaats]

2. de stichting Rijnstate Ziekenhuis

gevestigd te Arnhem

verwerende partijen

gemachtigde mr. O.L. Nunes

Partijen worden hierna [verzoekende partij] en Rijnstate c.s. genoemd.

1 De procedure

1.1.

Bij tussenbeschikking van 8 februari 2023 heeft de rechtbank (abusievelijk genoemd: kantonrechter) partijen in de gelegenheid gesteld uiterlijk 5 maart 2023 te reageren op de hoogte van het voorschot.

1.2.

Op 13 februari 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] verzocht om toezending van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft het proces-verbaal op 21 februari 2023 aan partijen gezonden.

1.3.

Op 24 februari 2023, ingekomen op 28 februari 2023, heeft de gemachtigde van Rijnstate c.s. gereageerd op de tussenbeschikking.

1.4.

Na op 20 maart 2023 telefonisch contact op te hebben genomen met de rechtbank om te informeren naar de stand van zaken heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] op

21 maart 2023 gereageerd op de tussenbeschikking.

1.5.

Ten slotte is beschikking bepaald.

2 De beoordeling

2.1.

Bij tussenbeschikking van 8 februari 2023 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd over het voornemen [naam deskundige] , werkzaam bij het UMCG te Groningen, als deskundige te benoemden. Daarnaast is het verzoek om de deskundige op te dragen eerst de vragen uit het disclosure statement te beantwoorden afgewezen, zijn partijen in de gelegenheid gesteld op de hoogte van het voorschot te reageren, heeft de rechtbank vastgesteld dat het voorschot door [verzoekende partij] betaald moet worden en zijn de aan de deskundige te voor te leggen vragen vastgesteld.

2.2.

De gemachtigde van Rijnstate c.s. heeft bij brief van 24 februari 2023 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de hoogte van het voorschot van het honorarium dat de deskundige heeft begroot. Verder is aangegeven dat partijen tijdens de mondelinge behandeling zijn overeengekomen dat het voorschot voor de helft ten laste zal komen van Rijnstate c.s. en verzocht om aanpassing daarvan.

2.3.

De gemachtigde van [verzoekende partij] heeft bij e-mailbericht van 21 maart 2023 eveneens aangegeven geen bezwaar te maken tegen de hoogte van het voorschot en erop gewezen dat partijen tijdens de mondelinge behandeling zijn overeengekomen dat partijen het voorschot voor 50% dragen.

2.4.

De rechtbank zal overgaan tot benoeming van [naam deskundige] , werkzaam hij het UMCG te Groningen, als deskundige. Aan de deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.

2.5.

De rechtbank stelt vast dat in de tussenbeschikking van 8 februari 2023 ten onrechte is vastgesteld dat het voorschot door [verzoekende partij] moet worden betaald. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen het voorschot gelijkelijk over partijen te verdelen. Partijen zullen daarom ieder de helft van dit voorschot moeten betalen.

2.6.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.7.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

2.8.

Partijen verschillen van mening of de mogelijkheid tot het horen van de behandelend arts expliciet in de opdracht aan de deskundige moet worden opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat het aan de deskundige is om te beoordelen wat hij nodig heeft om zijn onderzoek te kunnen verrichten en de voorgelegde vragen te beantwoorden. Daarbij is het dus ook aan de deskundige om te beoordelen of hij het wenselijk acht om de behandelend arts te horen. Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit hetgeen hieronder in r.o. 3.7. en 3.9. wordt overwogen. Het verzoek om deze mogelijkheid expliciet in de opdracht op te nemen, wordt daarom afgewezen.

3 De beslissing