Rechtbank Gelderland, 11-01-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:382, 7159320
Rechtbank Gelderland, 11-01-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:382, 7159320
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 11 januari 2019
- Datum publicatie
- 1 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2019:382
- Zaaknummer
- 7159320
Inhoudsindicatie
Kanton. Incassoprocedure waarin betaling van facturen voor het inzamelen van afval wordt gevorderd. Afvalinzamelaar benadert ondernemer met aanbod voor een overeenkomst voor het laten ophalen van afval. Ondernemer heeft al een overeenkomst met een ander bedrijf. Is de overeenkomst tot stand gekomen onder de voorwaarde dat de overeenkomst bij het andere bedrijf opgezegd kon worden? Gelet op de omstandigheden van het geval heeft de ondernemer dit zo mogen begrijpen. De vordering wordt afgewezen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 7159320 \ CV EXPL 18-3162 \ 701 \ 32268
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap
Ter Horst Milieu B.V.
gevestigd te Varsseveld
eisende partij
gemachtigde Gerechtsdeurwaarderspraktijk Schmitz Booms
tegen
[naam gedaagde] , h.o.d.n. Zonweringsbedrijf [naam gedaagde]
wonende te [woonplaats gedaagde]
gedaagde partij
gemachtigde DAS rechtsbijstand Arnhem
Partijen worden hierna Ter Horst Milieu en [naam gedaagde] genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 augustus 2018 en de daarin genoemde processtukken;
- brief van Ter Horst Milieu van 9 november 2018 met producties;
- de comparitie van partijen van 20 november 2018.
2 De vordering en het verweer
Ter Horst Milieu vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [naam gedaagde] tot betaling van € 4.422,70, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.405,77 vanaf 22 juni 2018 tot aan de dag van volledige betaling, alsmede tot betaling van de vanaf 16 februari 2018 tot en met 1 augustus 2021 verschuldigde bedragen c.q. maandelijkse termijnen vanaf het moment van opeisbaarheid, zijnde 8 dagen na factuurdatum, en de daarover verschuldigde incassokosten. Ter Horst Milieu vordert tevens de veroordeling van [naam gedaagde] in de kosten van deze procedure.
Ter Horst Milieu legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen op 8 april 2014 een overeenkomst tot stand is gekomen waarbij Ter Horst Milieu met ingang van 1 augustus 2014 aan [naam gedaagde] rolcontainers heeft verhuurd. Ondanks dat [naam gedaagde] heeft geweigerd de rolcontainers in ontvangst te nemen, dient Ter Horst Milieu haar contractuele verplichtingen na te komen. Ter Horst Milieu is niet in staat gesteld haar dienstverlening conform overeenkomst te verrichten, maar houdt de container voor [naam gedaagde] beschikbaar en deze zal op zijn verzoek alsnog geplaatst worden. [naam gedaagde] is inmiddels de facturen vanaf september 2014 tot en met februari 2018 verschuldigd geworden met een totaalbedrag van € 3.405,77. Nu [naam gedaagde] dit bedrag, ondanks sommaties, onbetaald heeft gelaten, vordert Ter Horst Milieu tevens de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
[naam gedaagde] voert verweer waarop hierna, voor zover nodig, wordt ingegaan.
3 De beoordeling
Tussen partijen staat vast dat Ter Horst Milieu een aanbod heeft gedaan aan [naam gedaagde] om rolcontainers ter beschikking te stellen voor het ophalen van afval, terwijl [naam gedaagde] op dat moment al een serviceovereenkomst had bij Sita. In geschil is of partijen deze overeenkomst onder de voorwaarde dat de serviceovereenkomst bij Sita opgezegd kon worden, hebben gesloten.
[naam gedaagde] voert aan dat dit het geval is geweest. De vertegenwoordiger van Ter Horst Milieu heeft [naam gedaagde] toegezegd dat het geen probleem was dat [naam gedaagde] een overeenkomst met Sita had en dat Ter Horst Milieu zorg zou dragen voor een opzegging van die overeenkomst, zodat [naam gedaagde] de overstap kon maken naar Ter Horst Milieu, aldus [naam gedaagde] .
Ter comparitie heeft Ter Horst Milieu de opzeggingsbrief laten zien die zij, namens [naam gedaagde] naar Sita heeft gestuurd. In die brief staat dat [naam gedaagde] de dienstverlening beëindigt per 1 augustus 2014. Ter Horst Milieu heeft gesteld dat haar enige rol is geweest dat zij de brief voor [naam gedaagde] heeft verstuurd naar Sita. De opzegging van de overeenkomst bij Sita is echter niet als voorwaarde overeengekomen, aldus Ter Horst Milieu.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat de opzeggingsbrief een modelbrief van Ter Horst Milieu is geweest. Weliswaar zijn partijen niet expliciet een voorwaarde overeengekomen in de schriftelijke overeenkomst, maar uit de omstandigheid dat Ter Horst Milieu de opzeggingsbrief heeft verstuurd voor [naam gedaagde] , heeft [naam gedaagde] mogen begrijpen dat de overeenkomst tussen partijen enkel tot stand zou komen als zou worden voldaan aan de voorwaarde dat de overeenkomst van [naam gedaagde] met Sita zou worden opgezegd. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt immers niet in te zien waarom Ter Horst Milieu hulp zou verlenen bij de opzegging van de overeenkomst van [naam gedaagde] met Sita, anders dan dat [naam gedaagde] niet twee overeenkomsten met betrekking tot hetzelfde zou willen aangaan. Nu de voorwaarde niet is vervuld, is er ook geen overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen. De door Ter Horst Milieu gevorderde factuurbedragen zal de kantonrechter om die reden afwijzen. De nevenvorderingen worden eveneens afgewezen.
Ter Horst Milieu wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van [naam gedaagde] begroot op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde.