Home

Rechtbank Gelderland, 17-02-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:971, 05/740235-14

Rechtbank Gelderland, 17-02-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:971, 05/740235-14

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
17 februari 2015
Datum publicatie
17 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2015:971
Zaaknummer
05/740235-14

Inhoudsindicatie

De rechtbank Gelderland veroordeelt zes mannen voor onder meer grootschalige hennepteelt tot een gevangenisstraf variërend van 4 maanden tot 18 maanden, afhankelijk van de rol die zij innamen. Bij twee mannen is ook witwassen bewezenverklaard en één man is daarnaast nog veroordeeld voor het in bezit hebben van twee wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Promis II

Parketnummer : 05/740235-14

Datum zitting : 03 februari 2015

Datum uitspraak : 17 februari 20145

TEGENSPRAAK

Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

naam : [verdachte]

geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]

adres : [adres 1]

plaats : [woonplaats]

thans gedetineerd in [verblijfplaats]

raadsvrouw : mr. J.H.D. van Onna, advocaat te Oss.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand april 2013 tot en met 20 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in een pand aan de [adres 2]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk (telkens) aanwezig heeft gehad, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde (telkens) hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.

2.

hij op of omstreeks 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 2]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal (in totaal ongeveer 23.000, namelijk 280 moederplanten en/of 17.388 hennepstekken in stellages en/of 5376 hennepstekken in dozen) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.

3.

hij op of omstreeks 14 maart 2013 te Weurt, gemeente Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 3]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal (in totaal ongeveer 315) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.

2 Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 03 februari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.H.D. van Onna, advocaat te Oss.

De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, heeft gerekwireerd.

Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3 De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde 1

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 21 oktober 2014 is in Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, in een pand aan de [adres 2] een hennepstekkenkwekerij aangetroffen. Op de begane grond stonden 280 moederplanten. Op de eerste verdieping stonden 17.388 hennepstekken in stellages. In een voertuig dat in het pand geparkeerd was, stonden 5.376 hennepstekken in dozen.2 Van de moederplanten waren 224 stuks 20 weken oud en 56 moederplanten waren twee weken oud.3 In het genoemde pand waren op de betreffende datum aanwezig: verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5].4

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit in de periode van 21 september 2014 tot en met 20 oktober 2014 gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gesteld dat slechts bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 21 september 2014 tot en met 20 oktober 2014 schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht in de kwekerij. Dit is te kwalificeren als medeplichtigheid en verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het medeplegen van feit 1 en feit 2.

Beoordeling door de rechtbank

[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij rond september 2014, een maand voordat hij werd aangehouden, tot zijn aanhouding schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht in de hennepstekkenkwekerij. Hij ruimde spullen en bladeren op en deed stekjes in zakken.5 Bij de rechter-commissaris heeft [verdachte] verklaard dat hij acht keer in de kwekerij is geweest.6 Bij de politie heeft [verdachte] verklaard dat hij een bedrag van € 100,- per keer kreeg.7

[medeverdachte 1] heeft verklaard dat iedereen die op 21 oktober 2014 in de kwekerij aanwezig was, stekken uitzocht.8 [medeverdachte 3] heeft verklaard dat alle zes personen die zijn aangehouden, betrokken waren bij de kwekerij.9 [medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat op 21 oktober 2014 alle aangetroffen personen (waaronder [verdachte]) om 06.00 uur begonnen waren met werken in de loods.10

De verdediging heeft gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] niet betrouwbaar zijn en dat deze derhalve niet gebezigd kunnen worden als bewijs.

De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ondersteunen elkaar. Voorts vinden de verklaringen steun in het feit dat [verdachte] en zijn medeverdachten in de loods zijn aangetroffen. Gelet hierop alsmede op het feit dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zichzelf ook belasten in hun eigen verklaringen, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. De rechtbank zal deze verklaringen dan ook bezigen als bewijs.

De rechtbank acht derhalve bewezen dat [verdachte] in de periode van 21 september 2014 tot en met 21 oktober 2014 met meerdere personen in de hennepkwekerij heeft gewerkt en stekken heeft uitgezocht.

De rechtbank acht gelet op vorenstaande een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachten aanwezig. In de kwekerij werd hennep geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt. Op de dag van de inval, op 21 oktober 2014 waren [verdachte] en zijn medeverdachten ook aan het werk in de kwekerij. De rechtbank oordeelt derhalve, anders dan de officier van justitie, dat feit 2 eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Met betrekking tot de vraag of de feiten betrekking hebben op een grote hoeveelheid hennep, overweegt de rechtbank als volgt. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat een stek binnen 12 dagen gereed is. Er gingen per week 7.000 stekken uit.11 Op de dag van de inval bevonden zich in de hennepstekkenkwekerij 280 moederplanten en 22.764 hennepstekken. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de feiten betrekking hebben op een grote hoeveelheid hennep.

Conclusie

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

1.

hij, op tijdstippen, in de periode van 21 september 2014 tot en met 20 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk in een pand aan de [adres 2] heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en delen daarvan, van een materiaal bevattende hennep, zijnde telkens hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,

2.

hij op 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 2] heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal (in totaal ongeveer 23.000, namelijk 280 moederplanten en 17.388 hennepstekken in stellages en 5376 hennepstekken in dozen hennepplanten en delen daarvan van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,

Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde 12

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 14 maart 2013 werd in een loods in Weurt, gemeente Nijmegen, een hennepkwekerij van in totaal ongeveer 315 planten aangetroffen.13 In de kwekerij waren op dat moment aanwezig: verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1].14

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het aan verdachte onder 3 tenlastegelegde feit. Verdachte wilde enkel gaan schoonmaken. Dit moet worden gekwalificeerd als medeplichtigheid. Nu dit niet ten laste is gelegd, moet een vrijspraak volgen.

Beoordeling door de rechtbank

Op het moment dat de politie bij de loods kwam, was de toegangsdeur gesloten.15 In de loods was een nieuwe wand gecreëerd, waardoor twee ruimten waren ontstaan. De ruimte waar de agenten binnen kwamen, liep door tot de achterzijde van de loods. Er stonden meerdere kartonnen dozen opgestapeld. De bovenste doos was deels geopend. De agenten zagen dat deze doos gevuld was met hennepstekken in steenwolblokjes. De linker ruimte van de loods was opgedeeld in meerdere ruimten. Het voorste deel van de ruimte stond vol met materialen: een grote hoeveelheid gebruikte en ongebruikte plantenbakken, stekbakken, koolstoffilters, slakkenhuizen, assimilatielampen, elektriciteitsmateriaal en schakelmateriaal. Ook stond er een droogtent met een zwaar vervuilde koolstoffilter. Op de bodem waren gedroogde plantenresten zichtbaar. In de loods was een ruimte gecreëerd door middel van gipsplaten. De vloer van deze ruimte was voorzien van zwart folie. Op de tafel die in de ruimte stond, lagen knipschaartjes, ook stonden hier blauwe watertonnen waarin tuinslangen en pompen lagen.16 Tegen de achterwand van de ruimte stonden drie wandkasten, waarvan twee kasten afgedicht waren met purschuim. De rechterkast stond nog een stukje open. De verbalisant zag een fel licht in de kast. Hier achter troffen de verbalisanten een inwerking zijnde kweekruimte met hennepstekken aan. Na opening van de linker kast werd eveneens een in werking zijnde kweekruimte met hennepstekken aangetroffen. Op de vliering werd een inwerking zijnde kweekruimte aangetroffen met 315 moeder planten.17

[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij bij binnenkomst in de loods een hennepgeur rook en dat hij wel wist dat er iets aan de hand was.18 De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, niet aannemelijk dat [verdachte] en zijn medeverdachten in de loods aanwezig waren om op te ruimen. De kwekerij was in werking en de attributen daarvoor waren duidelijk zichtbaar. De rechtbank heeft de overtuiging dat [verdachte] op de hoogte was van de kwekerij. De rechtbank acht derhalve bewezen dat [verdachte] en zijn medeverdachten op 14 maart 2013 de genoemde hoeveelheid hennep voorhanden hebben gehad.

Ten aanzien van de vraag of dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid, overweegt de rechtbank als volgt. In de loods zijn in totaal ongeveer 315 hennepplanten aangetroffen. In artikel 1 lid 2 Opiumwetbesluit (Besluit van 9 december 2002, stb. 624, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 29 oktober 2012, stb. 550, i.w.tr. op 8 januari 2013) wordt bepaald dat als grote hoeveelheid onder meer moet worden beschouwd 200 hennepplanten. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid hennep.

Conclusie

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

hij op 14 maart 2013 te Weurt, gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen, in een pand aan de [adres 3] opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal in totaal ongeveer 315 hennepplanten en delen daarvan, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

5 De strafbaarheid van verdachte

6 De motivering van de sanctie(s)

7 De toegepaste wettelijke bepalingen