Home

Rechtbank Gelderland, 15-07-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4566, 3281324

Rechtbank Gelderland, 15-07-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4566, 3281324

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
15 juli 2015
Datum publicatie
17 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2015:4566
Zaaknummer
3281324

Inhoudsindicatie

Dexia : Effectenlease. Waiver-zaak. Standpunten belegger ten aanzien van aankoop aandelen, onjuiste afrekenkoersen en beleggingstechnische gebreken verworpen. Nadere uitlating Dexia in verband met rol tussenpersoon; mogelijke bewijsopdracht belegger over concrete advisering tussenpersoon. Onaanvaardbaar zware financiële last (WAZ-premies en premies ziektekostenverzekering): Gedeeltelijke vergoeding buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 3281324 \ CV EXPL 14-13497 \ 668 \ 16608

uitspraak van

vonnis

in de zaak van

de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V., rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland N.V. en op haar beurt volgtijdelijk rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V. en van Legio Lease B.V.

gevestigd te Amsterdam

eisende partij

gemachtigde USG Legal Amsterdam

tegen

[gedaagde partij]

wonende te [woonplaats]

gedaagde partij

gemachtigde Leaseproces.nl

Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde partij] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 7 juli 2014 met producties

- de conclusie van antwoord met producties

- de conclusie van repliek met producties

- de conclusie van dupliek met producties.

- de brief van 15 juni 2015 van de gemachtigde van [gedaagde partij], met nagekomen producties 26 en 27, die met instemming van Dexia aan de producties bij conclusie van antwoord zijn toegevoegd.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Dexia Bank Nederland N.V., de vennootschap die aanvankelijk partij was, is na een fusie met haar aandeelhoudster als rechtspersoon opgehouden te bestaan. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.

2.2.

[gedaagde partij] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:

Nr.

Contractnr.

Datum opstelling

Naam overeenkomst

Looptijd

Maandtermijn

I.

25400131

11-12-1998

Gianni Romme Effect

180 mnd

€ 679,47

II.

51201205

26-11-1998

Altijd-Doen-Plan

36 mnd

€ 284,10

III.

21480202

22-09-1999

Capital Effect

240 mnd

in geschil

IV.

21480204

22-09-1999

Capital Effect

240 mnd

€ 204,26

2.3.

Op naam van de partner van [gedaagde partij] zijn, voor zover thans van belang, de volgende lease-overeenkomsten gesloten:

Nr.

Contractnr.

Datum opstelling

Naam overeenkomst

Looptijd

Maandtermijn

V.

25400132

11-12-1998

Gianni Romme Effect

180 mnd

€ 679,47

VI.

51201206

22-09-1999

Capital Effect

240 mnd

in geschil

VII

51201207

22-09-1999

Capital Effect

240 mnd

€ 204,26

2.4.

De overeenkomsten Gianni Romme Effect zijn op 16 september 1999 geëindigd.

2.5.

Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomsten van [gedaagde partij] eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:

Nr.

Datum eindafrekening

Resultaat

I.

Onbekend

€ 3.931,92

II.

26-11-2001

€ 1.176,35

III.

21-09-2004

- € 1.875,23

IV.

21-09-2004

- € 5.666,45

2.6.

[gedaagde partij] is niet ingegaan op het zogenaamde Dexia-Aanbod en heeft door middel van een zogenaamde opt-out verklaring in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW aangegeven niet aan de door het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde Duisenberg-regeling gebonden te willen zijn.

2.7.

Volgens opgave van Dexia heeft [gedaagde partij] op grond van de lease-overeenkomsten in

totaal een bedrag van € 21.201,40 aan maandtermijnen en een bedrag van € 7.541,68 aan restschuld aan Dexia betaald. Vervolgens heeft [gedaagde partij] een bedrag van € 4.865,15 aan dividenden ontvangen. Op of omstreeks 18 januari 2012 heeft Dexia nog een bedrag van in totaal € 5.814,94 inclusief wettelijke rente tot en met 31 december 2011 aan [gedaagde partij] uitgekeerd.

2.8.

Bij brief van 21 december 2011 heeft Dexia het volgende – voor zover van belang

– aan [gedaagde partij] meegedeeld:

Dexia Nederland B.V. (...) is voornemens haar financiële verplichtingen jegens u te voldoen. (…)Dexia heeft ter compensatie van de door haar cliënten geleden schade een aantal regelingen getroffen, waaronder het Dexia Aanbod en de Duisenbergregeling. U heeft aangegeven van die regelingen geen gebruik te willen maken. Dexia erkent dat u desondanks aanspraak heeft op een vergoeding van de door u geleden schade en is voornemens het daarvoor in haar boeken opgenomen bedrag ter grootte van € 5.814,94 aan u uit te betalen.

2.9.

Bij brief van 25 januari 2012 heeft [gedaagde partij] aan Dexia meegedeeld zich zijn rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voor te behouden.

2.10.

Bij brief van 28 maart 2014 heeft Dexia aan [gedaagde partij] meegedeeld dat zij een einde wil maken aan de onzekere situatie tussen haar en [gedaagde partij]. Dexia heeft [gedaagde partij] verzocht mee te delen of Dexia aan al haar verplichtingen jegens [gedaagde partij] heeft voldaan en – zo niet – mee te delen en te onderbouwen welk bedrag Dexia nog verschuldigd zou zijn.

2.11.

[gedaagde partij] heeft niet op de onder 2.10. genoemde brief gereageerd.

3 De vordering en het verweer

3.1.

Dexia vordert dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [gedaagde partij] gesloten lease-overeenkomsten met nummers 51201205, 25400131, 21480202 en 21480204 aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [gedaagde partij] is verschuldigd. Ten slotte vordert Dexia [gedaagde partij] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

3.2.

Dexia stelt dat zij zich ziet geconfronteerd met de situatie dat [gedaagde partij] een

vordering op haar pretendeert, dat [gedaagde partij] de verjaring van die vordering heeft gestuit, maar dat [gedaagde partij] niet inhoudelijk motiveert waarom hij meent een vordering op Dexia te hebben. Dexia meent daarom er recht en belang bij te hebben dat in rechte wordt vastgesteld dat [gedaagde partij] geen vordering meer op haar heeft in verband met de tussen hen gesloten lease-overeenkomsten.

3.3.

[gedaagde partij] heeft inhoudelijk verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter hierna, voor zover van belang, ingaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing