Rechtbank Den Haag, 02-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:710, 09/023305-21
Rechtbank Den Haag, 02-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:710, 09/023305-21
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 2 februari 2021
- Datum publicatie
- 2 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:710
- Zaaknummer
- 09/023305-21
Inhoudsindicatie
Het betreft de zaak tegen de persoon die ten tijde van de 3e dag met “Avondklokrellen” is opgepakt omdat hij een steen naar een (bemande) ME-bus heeft gegooid.
Het OM heeft 3 maanden geëist, de raadsman dacht aan een taakstraf en er is 2 maanden gevangenisstraf opgelegd.
Deze zaak is uitgebreid in het nieuws gekomen ( op de televisie, radio krant, noem maar op) en zal ook met voorrang bij het Hof behandeld worden.
De politierechter wil bijgevoegde uitspraak daarom met spoed (uiteraard geanonimiseerd) gepubliceerd hebben.
Uitspraak
Strafrecht
Politierechter
Parketnummer: 09/023305-21
In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres 1]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 januari 2021.
De politierechter, mr. M. Rootring, heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ariese en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. N.B. Genemans en door de verdachte naar voren is gebracht.
De politierechter heeft het vonnis op dezelfde terechtzitting uitgesproken.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2021 in Den Haag, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres 2] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een politiebus, welk geweld bestond uit het gooien van een steen, in elk geval een hard voorwerp, op/tegen die politiebus; ( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring
De politierechter is met betrekking tot het bewezen verklaarde feit van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De politierechter heeft de volgende bewijsmiddelen gebezigd voor de bewezenverklaring:
*. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van heden, voor zover inhoudende: Het klopt dat ik een steen naar een politiebus heb gegooid.
Ik was in de Schilderswijk. Ik stond daar op de hoek van de [adres 2] .
*. het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Eenheid Den Haag, nr. Polen 1500- 2021024633-3 d.d. 26 januari 2021, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (blz. 4-5 digitaal politieproces-verbaal), voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisanten – zakelijk weergegeven -:
Op maandag 25 januari, omstreeks 20.50 uur, bevonden wij verbalisanten, ons op de [adres 2] te ’s-Gravenhage. Wij waren aldaar in verband met ongeregeldheden die waren uitgebroken naar aanleiding van de Corona-maatregelen. De [adres 2] is een straat die gelegen is in de Schilderswijk. In het verleden zijn hier vaker ongeregeldheden ontstaan die hebben geleid tot rellen in de wijk. Wij, verbalisanten, maakten op dat moment deel uit van een aanhoudingseenheid en waren in burgerkleding. Een aanhoudingseenheid, bestaande uit totaal acht, voor deze speciale taak getrainde politiemensen, wordt ingezet bij wanordelijkheden en na daartoe bekomen opdracht. Wij verplaatsen ons in een gepantserde Mobiele Eenheid bus, herkenbaar als zijnde “politie”. Het was de gehele avond onrustig op de [adres 2] ; er was ondanks de Coronamaatregelen sprake van groepsvorming. Er werd in de straat met zwaar vuurwerk gegooid, richting de politie en er werd ook met divers gooimateriaal gegooid naar leden van de Mobiele Eenheid. Er hing een grimmige sfeer rondom de [adres 2] . Tevens hoorden wij dat politievoertuigen in voornoemde straat werden bekogeld. Tijdens het stapvoets rijden door de [adres 2] zagen wij dat er meerdere grote groepen jongeren in de straat stonden. Wij hoorden aan weerszijden van de bus harde klappen. Ik hoorde van diverse groepsleden die achterin de bus zaten dat wij werden bekogeld met stenen.
Doordat het erg druk was met verkeer stonden wij met ons herkenbaar Politievoertuig stil op de kruising [adres 2] met de [adres 3] . Wij zagen dat er op de hoek een groep van ongeveer 30 jongens naar ons stond te kijken. Wij hoorden ook gejoel vanuit de groep komen. Ik, 1ste [verbalisant 1] en ik 2e [verbalisant 2] zagen dat er jongen, gekleed in een zwart trainingspak met daaronder opvallende witte schoenen naar voren stapte, uit deze groep in de richting van ons voertuig. Wij zagen dat hij in zijn handen een voorwerp had. Wij zagen dat hij op ongeveer 5 meter van ons voertuig stond. Wij zagen dat het voorwerp wat hij in zijn rechterhand had een baksteen betrof. Wij zagen dat hij de baksteen gooide in de richting van ons voertuig. Wij hoorden een harde klap en zagen dat de steen tegen de ruit van het bestuurdersportier werd gegooid. Wij zagen de verdachte hierop wegrende de [adres 3] in.
Wij reden achter de verdachte aan. Wij zagen dat verdachte in de [adres 3] stopte en terugrende in de richting van de [adres 2] . Ik, [verbalisant 1] hoorde en zag de diverse collega’s uit het voertuig stapten en terugrenden richting de [adres 2] . Ik zag dat 2e verbalisant [verbalisant 2] ook achter de verdachte aanrende.
Ik, [verbalisant 2] rende achter de verdachte aan en heb hem continu in het zicht gehouden. Ik zag dat de verdacht de de [adres 2] oprende en aldaar door 2 groepsleden van mijn eenheid werd aangehouden.
Ik, [verbalisant 1] , hoorde dat na een korte achtervolging de verdachte op de [adres 2] was aangehouden. Toen ik met het voertuig bij de verdachte kwam herkende ik hem als degene die de baksteen tegen het politievoertuig had gegooid.
Wij zagen dat de aangehouden verdachte deel uitmaakte van een groep van ongeveer 20 jongeren die diverse voorwerpen, waaronder stenen, naar de politie hebben gegooid.
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2001 [geboorteplaats] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich (ondanks de geldende coronamaatregelen) in een groep op straat bevond, enkele minuten vóór het ingaan van de avondklok. De sfeer was grimmig en er werd met zwaar vuurwerk en andere materialen naar de politie gegooid. Tegen deze achtergrond heeft verdachte een baksteen tegen de ruit van het portier van een aanrijdende politiebus gegooid. Dat is naar het oordeel van de politierechter een bewuste keuze geweest, waarmee heeft de verdachte een significante bijdrage geleverd aan het geweld. Aan de verklaring van de verdachte, die er op neer komt dat hij min of meer toevallig in die situatie terecht is gekomen (en daar vervolgens geen uitweg uit vond) hecht de politierechter geen geloof. De avonden vóór deze maandag 25 januari 2021 hebben zich immers in vele steden, maar ook in Den Haag, juist rond het moment van het ingaan van de avondklok al ernstige ongeregeldheden met veel geweld jegens (met name) de politie voorgedaan. Daar is veel media aandacht voor geweest, in kranten, op televisie en op social media. Het was voor iedereen, die daar niets mee te maken wilde hebben, duidelijk dat je rond dat tijdstip niet op straat moest zijn. Maar ook indien de verdachte inderdaad min of meer toevallig op die plek is beland, vormt dit nog geen verklaring voor zijn actieve bijdrage aan het geweld.
De politierechter grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de voornoemde bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - heeft de politierechter de overtuiging bekomen dat de verdachte bij het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 25 januari 2021 in Den Haag, met anderen, op of aan de openbare weg, de [adres 2] , openlijk in vereniging ` geweld heeft gepleegd tegen een politiebus, welk geweld bestond uit het gooien van een steen tegen die politiebus
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen