Home

Rechtbank Den Haag, 15-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1102, 09/852080-20

Rechtbank Den Haag, 15-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1102, 09/852080-20

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
15 februari 2021
Datum publicatie
16 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:1102
Zaaknummer
09/852080-20

Inhoudsindicatie

Toepassing volwassenenstrafrecht ondanks vordering van OVJ om toepassing te geven aan art. 77c. Feit is dusdanig ernstig en (ook nu geen onderzoek naar de persoon van de verdachte heeft plaatsgevonden) onvoldoende aanleiding in persoon van de verdachte dat hij baat zou hebben bij pedagogische aanpak. 3 jaar gevangenisstraf voor heftige woninginbraak met gijzeling, afpersing en diefstal.

Uitspraak

Team Jeugd- en Zorgrecht

Parketnummer 09/852080-20 en 09/857383-20 (t.t.z. gev.)

Datum uitspraak 15 februari 2021

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken in de zaken tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats]

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres,

[adres 1]

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de

RJJI De Hartelborgt te Spijkenisse,

advocaat: mr. A.B.M. Nohl te Den Haag.

1 Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten zittingen van 15 september 2020 (pro forma), 26 november 2020 (pro forma) en 1 februari 2021 (inhoudelijk).

De officier van justitie in deze zaak is mr. D. Kortekaas. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn ter zitting verschenen.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is, samengevat, ten laste gelegd dat hij:

09/852080-20 in de periode van 29 december 2019 tot en met 6 januari 2020 te Oisterwijk en/of Delft samen met een ander, onder geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen haar bankpas, pincode, inloggegevens van haar [naam bank] account af te geven (feit 1) en vervolgens op 7 januari 2020 te Delft te pinnen met de pinpas van die [slachtoffer 1] voor in totaal een bedrag van 492,57 euro (feit 2).

09/857383-20 Tevens is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij op 8 december 2019 in Delft ’s-nachts samen met anderen, onder geweld of bedreiging met geweld, verschillende goederen en geld heeft weggenomen van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (feit 1) en hen daarnaast gedwongen heeft tot afgifte van ontgrendelpatronen en codes van telefoons en bankrekeningen, ook onder geweld of bedreiging met geweld (feit 2), en [slachtoffer 3] van haar vrijheid heeft beroofd met het doel om [slachtoffer 2] te laten meewerken (feit 3).

De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3 Bewijsoverwegingen

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd hetgeen onder beide dagvaardingen ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen te verklaren.

Daartoe heeft de officier van justitie het volgende naar voren gebracht.Met betrekking tot dagvaarding 09/852080-20.

Het slachtoffer is benaderd door een Snapchataccount met de naam “ [naam account] ”. Zij wordt door de persoon die zich hiervoor uitgeeft, bedreigd en moet naar hem toekomen op station Oisterwijk. Hier overhandigt zij haar telefoon, bankpas en pincode aan een donkere jongen. Een dag later worden haar bank- en spaarrekening leeggehaald. De telefoon van de verdachte straalt op de dag en het moment van de afpersing de zendmast nabij station Oisterwijk aan en ook het Snapchataccount is aan de verdachte te linken. [medeverdachte 1] is degene die op 7 januari 2020 pint met de pinpas van het slachtoffer. Hij verklaart voor iemand anders te pinnen. Er is veelvuldig contact tussen [medeverdachte 1] en de verdachte ten tijde van het pinnen. Hoewel de verdachte niet zelf gepind heeft is hij schuldig als medepleger, nu de afpersing er louter op gericht was om geld van de rekening van het slachtoffer te halen. Er is geen sprake van een vormverzuim bij de fotoherkenning door het slachtoffer maar deze fotoherkenning is niet als bewijs aangevoerd.

Met betrekking tot dagvaarding 09/857383-20.

Er is geen reden om te twijfelen aan het verhaal van de aangevers. Camerabeelden en bankafschriften bevestigen hun verhaal. Een getuige ziet twee mannen uit de poort komen rond het tijdstip dat de overvallers de woning hebben verlaten. Deze mannen praten met iemand in een zilverkleurige Volkswagen. Eén van de mannen laat zijn fiets achter op het talud. De locatie en het tijdstip komen overeen met het vertrek van de overvallers uit de woning en de gestolen auto van aangever is een zilverkleurige Volkswagen. Deze Volkswagen wordt aangetroffen en op camerabeelden is te zien dat een persoon uitstapt met een verlichte telefoon in zijn hand. Telefoongegevens en de locatie van de gestolen telefoon hebben geleid tot aanhouding van de [medeverdachte 3] . Deze medeverdachte heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd en hierbij de namen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] genoemd als zijnde de overvallers. Deze verklaring wordt op meerdere punten ondersteund en is voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.

Behalve de belastende verklaring van [medeverdachte 3] over de verdachte en het eerdere telefoongesprek waarin hij ook over de verdachte verklaart, is bovendien na het uitlezen van de telefoon van de verdachte gebleken dat hij de pincode van aangeefster op 8 december 2019 om 07:05:50 uur heeft opgenomen in een notitie in die telefoon. In de historische telefoongegevens is te zien dat de telefoonnummers van de verdachten onderling contact hadden tijdens en na de overval. Uit zendmastgegevens is af te leiden dat de verdachte tijdens het parkeren van de gestolen auto in de buurt was van die plek en uit historische telefoongegevens dat hij toen contact had met [medeverdachte 3] die dat heeft bevestigd en heeft gezegd hem daar in de buurt te hebben opgehaald.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.

Met betrekking tot dagvaarding 09/852080-20.

Niet bekend is dat het ging om het Snapchataccount van de verdachte. Daarnaast is het signalement gegeven door het slachtoffer onvoldoende specifiek en onderscheidend en dat zij meent de verdachte te herkennen op een foto maakt dit niet anders, aangezien er sprake was van een eenpersoonsconfrontatie. Deze herkenning dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu sprake is van een vormverzuim. Ook is niet bekend dat de telefoon waar sprake van is, van de verdachte was, en mocht dit wel zo zijn, dat de verdachte bij zijn telefoon was toen deze in Oisterwijk was. De verdachte is bovendien niet de persoon die heeft gepind met de gestolen pinpas.

Met betrekking tot dagvaarding 09/857383-20.

Niet is vast komen te staan dat het [telefoonnummer] in gebruik is bij de verdachte. En mocht dit wel de telefoon van verdachte zijn, dan geeft de verdachte aan dat hij zijn telefoon regelmatig uitleende. Dat er een pincode is aangetroffen in de telefoon wil niet zeggen dat de verdachte deze heeft ingevoerd. De verklaring afgelegd door [medeverdachte 3] is leugenachtig en hij probeert kennelijk de schuld in de schoenen van de verdachte te schuiven. [medeverdachte 3] voelde zich bij de politie onder druk gezet, zo blijkt uit zijn verklaring bij de rechter-commissaris, en heeft toen kennelijk in paniek deze verklaring afgelegd.

3.3

De beoordeling van de tenlasteleggingen

Telefoonnummer

Allereerst acht de rechtbank het van belang om vast te stellen of de verdachte de gebruiker is geweest van [telefoonnummer] . De politie heeft onderzoek naar de gebruiker van dit nummer gedaan. In het onderzoek naar de telefonische verkeersgegevens van telefoonnummers van de andere verdachten komt naar voren dat het [telefoonnummer]

zeer regelmatig contact heeft met de telefoonnummers toebehorende aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Uit nader onderzoek blijkt vervolgens dat het [telefoonnummer] contact heeft gehad met de [naam bank] en het nummer daar is gekoppeld aan de verdachte. Het telefoonnummer straalt bovendien ’s nachts de zendmast aan in welk gebied het huis is gelegen waar de verdachte woont.1 Het telefoonnummer blijkt te horen bij een Apple Iphone 8 plus, eenzelfde soort telefoon als is aangetroffen bij de verdachte thuis en die volgens zijn moeder aan hem toebehoorde.2

De rechtbank concludeert aan de hand van het bovenstaande dat het [telefoonnummer]

ten tijde van de tenlastegelegde feiten door de verdachte werd gebruikt. Ze zal de bevindingen met betrekking tot dit telefoonnummer dan ook koppelen aan de verdachte.

De verklaring van de verdachte dat hij regelmatig zijn telefoon uitleent, maar niet meer weet aan wie, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Zeker gezien de langere periodes waarop de historische verkeersgegevens in het onderzoek zien en waarin de telefoon dan telkens door de verdachte zou moeten zijn uitgeleend.

09/852080-20

De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als uitgangspunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.

In de periode van 29 december 2019 tot en met 6 januari 2020 zijn er berichten via Snapchat – vanuit het account [naam account] – gestuurd naar [slachtoffer 1] waarin onder bedreiging van haar en haar ouders is gezegd dat zij haar bankpas, pincode en inloggegevens van haar bankaccount moest overdragen. Deze berichten hebben ertoe geleid dat [slachtoffer 1] op 6 januari 2020, op aangeven van de degene die deze berichten stuurde, naar station Oisterwijk is gekomen om de verzochte goederen en gegevens af te geven. Dit heeft plaatsgevonden omstreeks 18:00 uur. Vervolgens wordt op 7 januari 2020 op meerdere plekken in Delft gepind met de van [slachtoffer 1] afkomstige pinpas voor een totaal bedrag van € 495,00.3 [medeverdachte 1] heeft verklaard deze pintransacties (voor een ander) te hebben gedaan.4

Gekeken moet worden of de verdachte een rol heeft gehad in bovenstaande. De rechtbank stelt vast dat de telefoonbeweging van de telefoon van de verdachte overeen komt met een reis van Delft naar Oisterwijk en terug.5 Deze gegevens plaatsen hem ook in de buurt van station Oisterwijk ten tijde van de afpersing.6 De verklaring dat de verdachte zijn telefoon zou uitlenen aan iemand die met zijn telefoon naar Oisterwijk en terug zou reizen acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk, reeds omdat de verdachte geen naam kan noemen wie dit dan zou zijn geweest. Daarnaast past de verdachte in het door de aangeefster gegeven signalement7 en is uit de onder de bij de verdachte in beslag genomen telefoon, gebleken dat gebruik werd gemaakt van het Snapchataccount [naam account] .8

De rechtbank acht gezien het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde afpersing heeft gepleegd.

Tevens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de tenlastegelegde diefstal. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplegen sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling heeft verricht. Dat de verdachte niet zelf met de pas heeft gepind doet dan ook niet aan af aan het medeplegen van de diefstal. Het doel van de door de verdachte gepleegde afpersing is geweest het geld van de rekening van het slachtoffer te halen. Dat hij ook bij het daadwerkelijke pinnen betrokken is als mededader, wordt tevens bevestigd door het veelvuldige telefooncontact van de verdachte met de [medeverdachte 1] ten tijde van de pintransacties.9 Gelet op diens rol, zowel in de voorbereiding en de uitvoering van de diefstal, oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte.

09/857383-20

De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als uitgangspunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.

In de vroege ochtend van 8 december 2019 in Delft zijn drie overvallers het huis van [slachtoffer 2] binnen gekomen. [slachtoffer 2] en zijn partner, [slachtoffer 3] , lagen op dat moment in bed op de benedenverdieping van de woning. Eén van de overvallers hield een klauwhamer vast en er is gedreigd met geweld. De slachtoffers moesten in hun bed blijven liggen. Tegen hen werd gezegd ‘dit is een overval, trek de dekens over je hoofd’, ‘je moet meewerken anders vermoord ik je vriendin, ik doe je wat aan als je niet meewerkt’, ‘doe de deken weer over je hoofd of ik schiet’. Terwijl de slachtoffers met hun hoofd onder de dekens lagen zijn de overvallers door het huis gegaan waarbij zij waardevolle spullen hebben meegenomen.10 Daarnaast hebben de overvallers de slachtoffers gedwongen goederen, inloggegevens, ontgrendelpatronen en een pincode af te geven. De pinpas van [slachtoffer 3] is meegenomen en met deze pas en de door haar afgegeven pincode is totaal € 1000,00 gepind. Tot slot is [slachtoffer 3] gegijzeld in het huis van [slachtoffer 2] . Het doel hiervan is geweest dat, door te dreigen ‘als jij wegloopt, vermoorden wij je vriendin’ en ‘je moet meewerken anders vermoorden wij je vriendin’, [slachtoffer 2] mee is gegaan met een van de overvallers om te gaan pinnen. De overvallers zijn weggegaan met de mededeling dat de slachtoffers onder de dekens moesten blijven, dat er iemand achter zou blijven en dat zij geen alarm mochten slaan. De overvallers hebben hierna, met de sleutels uit het huis, de auto van [slachtoffer 2] weggenomen.11

De vraag die voorligt bij de rechtbank is of de verdachte één van deze overvallers is geweest.

De rechtbank ziet het volgende in het dossier.

De verklaring van [medeverdachte 3]

heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd waarbij hij drie namen noemt als zijnde de daders van de woningoverval: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . Gekeken dient te worden of deze verklaring betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebezigd.

De persoon van [medeverdachte 3]

is zelf als medeverdachte in het vizier van de politie gekomen naar aanleiding van een anonieme tip bij het Team Criminele Inlichtingen, waarbij hij samen met [verdachte] en een andere onbekende jongen wordt genoemd als mededader van de woningoverval. Met het noemen van drie namen, bij een overval die door drie daders is gepleegd, pleit hij zichzelf (in ieder geval in grote mate) vrij. De rechtbank neemt verder in ogenschouw dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] reeds langere tijd bevriend zijn en dat uit het dossier niet blijkt dat er een reden is dat [medeverdachte 3] belastend over hen zou verklaren. Bovendien heeft [medeverdachte 3] de rol van de verdachte bij de overval ook niet groot of groter gemaakt.

Wijze van totstandkoming verklaring

De rechtbank ziet in het dossier geen enkele aanwijzing dat de verklaring van [medeverdachte 3] op een onjuiste manier tot stand is gekomen. [medeverdachte 3] heeft voorafgaand aan zijn verhoor gesproken met een raadsman en er is een raadsman aanwezig geweest bij het verhoor. [medeverdachte 3] heeft voorafgaand aan het verhoor de cautie gekregen. De rechtbank ziet niet dat woorden in de mond van [medeverdachte 3] zijn gelegd. Tot slot heeft [medeverdachte 3] zijn verklaring ondertekend.

Het enkele feit dat [medeverdachte 3] , zoals hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard, de manier van ondervragen van de politie als onprettig heeft ervaren, maakt niet dat de politie-verklaring van [medeverdachte 3] daarmee onbetrouwbaar zou zijn. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat de aard van een politieverhoor, waarbij iemand als verdachte wordt verhoord,

van een andere aard en daardoor ook beleving zal zijn dan een verhoor bij de rechter-commissaris als getuige.

Het hiervoor overwogene en gelet op feit dat de verklaring in grote mate steun vindt in overig bewijs, zoals hierna wordt weergegeven, maakt dat de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 3] als bewijsmiddel zal bezigen. De omstandigheid dat [medeverdachte 3] belastend heeft verklaard om daarbij zijn eigen rol en betrokkenheid zo klein mogelijk te maken, dan wel terug te brengen tot nihil, maakt dat de rechtbank deze verklaring wel met behoedzaamheid heeft bezien.

De inhoud van de verklaring 12

[medeverdachte 3] verklaart dat de overval is gepleegd door [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de woning waren toen [verdachte] aan het rijden was, wat de buit was en hoe deze is verdeeld en dat hij [verdachte] in de avond na de woningoverval heeft opgehaald bij een tramhalte bij de [straatnaam] en zij daarna bij hem thuis hebben gezeten. Ook vertelt hij dat de slachtoffers met een klauwhamer zijn bedreigd en dat deze op de [locatie] in het water is gegooid. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte 1] € 400 zou hebben gekregen en [medeverdachte 2] geen geld aan de overval zou hebben overgehouden.

Voorafgaand aan zijn aanhouding heeft de politie een telefoongesprek13 afgeluisterd waarbij [medeverdachte 3] uitspraken doet die overeenkomen met zijn latere verklaring bij de politie. In dit tapgesprek heeft hij het over een overval die iemand met twee anderen heeft gepleegd. Eén van deze mannen noemt hij bij de naam [verdachte] , die op dat moment vast zit. [medeverdachte 3] verklaart ook over de buit en de verdeling, waarbij opvalt dat hij zegt dat ‘hij de ene vier barkie heeft gegeven en de andere gewoon niets heeft gegeven’. Zijn gesprekspartner zegt daarop ‘ohh [verdachte] heeft gewoon zelf de rest gehouden’. In het gesprek wordt verder gesproken over [verdachte] , over de hamer en dat deze op de [locatie] is weggegooid.

De inhoud van de verklaring van [medeverdachte 3] en het tapgesprek stroken ook met de feiten en omstandigheden die – onweersproken – blijken uit de aangiftes14. Onder andere dat de daders een hamer bij zich hadden, dat geld en spullen buit zijn gemaakt, de rolverdeling tussen de daders en dat een auto is weggenomen.

Ook het overige bewijs ten aanzien van de medeverdachten strookt met de verklaring van [medeverdachte 3] dat zij erbij zijn betrokken.Zo is het DNA van de door [medeverdachte 3] als mededader genoemde [medeverdachte 1] aangetroffen op een bankpas in de woning van slachtoffer [slachtoffer 2]15. Het DNA van de door [medeverdachte 3] als andere mededader genoemde [medeverdachte 2] is aangetroffen op een fiets16 die om 06.40u is achtergelaten door een jongen die uit de poort naast de [adres 2] komt gefietst, hetgeen door een getuige is gezien17.

Ten aanzien van de verdachte zijn er voorts nog de volgende bewijsmiddelen.

De verdachte past in het door de aangevers gegevens signalement waarbij slachtoffer [slachtoffer 2] spreekt over man met een zwarte huidskleur en slachtoffer [slachtoffer 3] over een persoon met een zeer donkere huidskleur als zij de persoon beschrijven die de klauwhamer beet had en grotendeels het woord voerde.18

Zeer kort na de woningoverval is in de telefoon van de verdachte bovendien een notitie gemaakt met daarin de pincode van slachtoffer [slachtoffer 3] .19 De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat iemand anders dan de verdachte deze pincode in zijn telefoon heeft gezet. De gestolen auto is teruggevonden op de [straatnaam] te Delft.20 Op camerabeelden is te zien dat dit op 8 december 2019 rond 22:22 uur was en dat de bestuurder wegliep met een verlichte telefoon.21 De zendmast die wordt aangestraald vanaf de [straatnaam] te Delft heeft tussen 22:21 en 22:24 drie gesprekken opgepakt van het telefoonnummer dat bekend is als het nummer van [verdachte] . Daarbij heeft de telefoon van [verdachte] ten tijde van het parkeren van de auto contact gehad met de telefoon van [medeverdachte 3] .22 [medeverdachte 3] heeft daarover verklaard dat hij [verdachte] die avond desgevraagd bij een tramhalte heeft opgepikt.23 Ten slotte is op het tijdstip waarop de gestolen auto is achtergelaten op de [straatnaam] in Delft, de zendmast aldaar door de telefoon van de verdachte aangestraald.24

Gelet op dit alles acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de woningoverval op 8 december 2019, zoals hem ten laste is gelegd onder feit 1, 2 en 3 heeft gepleegd.

4 De bewezenverklaring

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

6 De straf

7 De vordering van de benadeelde partij

8 De inbeslaggenomen goederen (09/857383-20)

9 De toepasselijke wetsartikelen

10 De beslissing