Home

Rechtbank Den Haag, 20-09-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10229, 09/748006-19

Rechtbank Den Haag, 20-09-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10229, 09/748006-19

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
20 september 2021
Datum publicatie
20 september 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:10229
Zaaknummer
09/748006-19

Inhoudsindicatie

Beslissing in hoger beroep tegen beschikkingen rechter-commissaris ex artikel 226a Sv tot verlening van de status van bedreigde getuige in MH17-proces. Overwegingen over de toetsingsintensiteit. De wijze van totstandkoming wordt vol getoetst, de inhoud van de beschikking terughoudend. Overwegingen over de hoorplicht. Het horen van partijen moet zijn gedaan door dezelfde rechter-commissaris die beslist op de vordering tot statusverlening. Geen dwingende volgorde bij het horen van partijen. De rechtbank laat de beschikkingen van de rechter-commissaris in stand.

Uitspraak

Strafrecht

Parketnummer: 09/748006-19

Raadkamernummers: 21/1728 en 21/1730

Beschikking van de rechtbank Den Haag, meervoudige raadkamer in strafzaken, op de hoger beroepen tegen de beschikkingen ex artikel 226a van het Wetboek van Strafvordering van de rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag gewaarmerkt op 28 mei 2021, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 18 juni 2021, van:

[appellant],

geboren op [datum] te [plaats],

zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,

voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van zijn advocaten mr. B.C.W. van Eijck en mr. A.S. ten Doesschate, adres: Oostmaaslaan 71, 3063 AN Rotterdam

(hierna te noemen: appellant).

1 Inleiding

1.1

Appellant wordt in een strafrechtelijk onderzoek genaamd Primo verdacht van betrokkenheid bij het op 17 juli 2014 opzettelijk doen verongelukken van vlucht MH17 door op het vliegtuig een BUK-raket af te vuren waardoor alle inzittenden van het vliegtuig zijn gedood.

1.2

In dat strafrechtelijk onderzoek zijn en worden getuigen gehoord. Van een aantal getuigen, onder wie S20 en S40, heeft de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie, bevolen dat hun identiteit ter gelegenheid van het verhoor verborgen wordt gehouden. Aan hen heeft de rechter-commissaris de status van bedreigde getuige verleend. Deze beschikking gaat over de vraag of de rechter-commissaris terecht tot die beslissing is gekomen. Het wettelijk kader daarvoor is neergelegd in de artikelen 226a tot en met 226f van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Deze artikelen zijn ingevoerd bij Wet van 11 november 1993 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten (getuigenbescherming).1 De rechtbank noemt deze wet hierna kortheidshalve de Wet getuigenbescherming. De volledige tekst van deze wetsartikelen is als bijlage aan deze beschikking gehecht.

2 Procesgang

2.1

Op de terechtzitting van 25 november 2020 heeft de rechtbank Den Haag in de strafzaak tegen appellant beslist dat personen die zijn aangeduid als S20 en S40 als getuigen dienen te worden gehoord door de rechter-commissaris.

2.2

De officier van justitie heeft op 7 december 2020 bij de rechter-commissaris twee vorderingen ex artikel 226a Sv ingediend die ertoe strekken de getuigen S20 en S40 de status van bedreigde getuige te verlenen en hen anoniem te (doen) horen. Op 4 februari 2021 heeft de officier van justitie de vorderingen aangevuld. Op 12 maart 2021 is appellant, bij monde van zijn advocaten, door de rechter-commissaris mondeling op de vorderingen gehoord. De rechter-commissaris heeft de getuigen S20 en S40 op de vordering gehoord, het zogenaamde statusverhoor. Bij beschikkingen, gewaarmerkt 28 mei 2021, heeft de rechter-commissaris de vorderingen ex artikel 226a Sv van de officier van justitie toegewezen en bevolen dat de identiteit van getuigen S20 en S40 ter gelegenheid van hun verhoor verborgen blijft en dat aan hen de status van bedreigde getuige wordt verleend.

2.3

Op 8 juni 2021 zijn de statusbeschikkingen betekend door uitreiking aan een vertegenwoordiger van het Ministerie van Justitie van de Russische Federatie van het rechtshulpverzoek strekkende tot uitreiking van de statusbeschikkingen en de Russische vertalingen daarvan aan appellant. Namens appellant is op 18 juni 2021 hoger beroep ingesteld tegen de beschikkingen van de rechter-commissaris.

2.4

Op 25 augustus 2021 heeft de rechtbank een beroepschrift van appellant ontvangen.

2.5

De rechtbank heeft de hoger beroepen behandeld tijdens de besloten zitting in raadkamer op 30 augustus 2021. De officier van justitie mr. T. Berger en namens appellant mr. A.S. ten Doesschate en mr. L.E.G. van der Hut zijn in raadkamer gehoord.

3 De standpunten van partijen

3.1

Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de beschikkingen van de rechter-commissaris en de daarmee samenhangende gang van zaken formele en materiële gebreken kleven, die dienen te leiden tot vernietiging van de beschikkingen. De gronden van hoger beroep zal de rechtbank in het navolgende bespreken.

3.2

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoger beroepen moeten worden afgewezen.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Conclusie

6 Beslissing