Home

Rechtbank Den Haag, 04-02-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:776, 09/842212-19

Rechtbank Den Haag, 04-02-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:776, 09/842212-19

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
4 februari 2020
Datum publicatie
4 februari 2020
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:776
Zaaknummer
09/842212-19

Inhoudsindicatie

Veroordeling voor voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in een auto. Overwegingen over de strafmaat. Rechtbank acht landelijke oriëntatiepunten niet zonder meer passend, in het licht van toenemende vuurwapenproblematiek. Volgt oplegging van 9 maanden gevangenisstraf.

Uitspraak

Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 09/842212-19

Datum uitspraak: 4 februari 2020

Tegenspraak

(Promisvonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie De Schie te Rotterdam.

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 8 oktober 2019, 18 december 2019 (telkens pro forma) en 21 januari 2020 (inhoudelijke behandeling).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Ariese en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R. Malewicz naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 24 juni 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 20 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

hij op of omstreeks 24 juni 2019 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten semi automatisch pistool, van het merk Glock, type 17 Gen 4, kaliber 9 x 19 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten 16 scherpe patronen, merk onbekend, kaliber 9 x 19 mm, voorhanden heeft gehad.

3. Waardering van het bewijs

3.1

Inleiding1

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden, die ter terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan en die daarom zonder nadere motivering kunnen dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.

Naar aanleiding van een TCI-bericht, inhoudende dat op 24 juni 2019 met een Honda Civic met kenteken [(--)] (hierna: de Honda) een grote hoeveelheid harddrugs zou worden vervoerd naar Den Haag, heeft de politie onder de Honda, die op naam stond van de verdachte, een peilbaken geplaatst. Toen de Honda op genoemde datum ging rijden in de richting van Den Haag, is een observatieteam ingezet. Uit waarnemingen door het observatieteam is vervolgens het volgende gebleken. Om 15.00 uur stond de Honda geparkeerd langs de [straatnaam] te Den Haag. Om 15.07 uur parkeerde een Volkswagen Polo met kenteken [(--)] (hierna: de Volkswagen) voor de Honda. In de Volkswagen zaten twee personen, de bestuurder (NN1) en een bijrijder (naar later bleek: [de medeverdachte] . Om 15.11 uur reed de Volkswagen meerdere keren heen en weer over de [straatnaam] , waarna de bestuurder de Volkswagen opnieuw parkeerde voor de Honda. [de medeverdachte] stapte uit de Volkswagen en stapte vervolgens als bijrijder in de Honda. Een minuut later parkeerde de Honda op het terrein behorende bij perceel [(--)] gelegen aan de [straatnaam] . [de medeverdachte] stapte uit en nam plaats achterin de Honda. Eveneens om 15.12 uur stopte een vrachtwagen voorzien van een Litouws kenteken ongeveer twintig meter voor de Volkswagen. NN1 stapte om 15.19 uur uit de Volkswagen, haalde twee zwarte weekendtassen van de achterbank van de Volkswagen en liep in de richting van de vrachtwagen. Twee minuten later liep NN1 zonder tassen terug in de richting van de Volkswagen. Om 15.22 uur parkeerde de verdachte de Honda naast de Volkswagen. Hierna vertrokken de verdachte en [de medeverdachte] in de Honda en vertrok NN1 in de Volkswagen.

De bestuurder van de vrachtwagen is om 15.30 uur aangehouden. In de vrachtwagen trof de politie twee tassen aan met daarin meerdere gesealde plakken, waarvan later is vastgesteld dat dit 20 kilogram cocaïne betrof. De verdachte is om 15.53 uur met [de medeverdachte] aangehouden op de afrit van de rijksweg A20. In de Honda trof de politie in een speciaal gemaakt verborgen compartiment een vuurwapen en een patroonhouder met 16 patronen aan.2 Na onderzoek bleek dat het ging om een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch pistool van het merk Glock, type 17 Gen 4, kaliber 9 x 19 mm en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 16 scherpe patronen, merk onbekend, kaliber 9 x 19 mm.3 Het is de politie niet gelukt om NN1 aan te houden.

De verdachte heeft zich met betrekking tot de aangetroffen cocaïne zowel bij de politie als ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen. Ook [de medeverdachte] heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen.

Met betrekking tot het aangetroffen vuurwapen en de munitie heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat dit op 24 juni 2019 in zijn auto lag en dat hij hier verantwoordelijkheid voor neemt.4

De vragen die de rechtbank moet beantwoorden is of op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid cocaïne opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of aanwezig heeft gehad en of kan worden vastgesteld dat de verdachte het in de Honda aangetroffen vuurwapen en de munitie samen met een ander voorhanden heeft gehad.

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.

3.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman geen verweer gevoerd.

3.4

De beoordeling van de tenlastelegging

Feit 1

Om tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde te kunnen komen, dient te worden vastgesteld dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid cocaïne en dat hij een significante bijdrage heeft geleverd aan het samen met een ander aanwezig hebben, vervoeren of overdragen van die cocaïne.

De rechtbank is van oordeel dat de uit het dossier voortvloeiende feiten en omstandigheden zonder meer als verdacht kunnen worden aangemerkt. Zo was de verdachte met zijn auto aanwezig op de plaats waar op dat moment een transactie van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne plaatsvond, terwijl een inzittende van de auto waarmee die cocaïne werd vervoerd, vlak voor die transactie bij de verdachte in de auto is gestapt en zij na de transactie samen zijn weggereden.

Hoewel dit doet vermoeden dat de verdachte op enige wijze betrokken was bij de overdracht van de cocaïne, bevat het dossier onvoldoende bewijs dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de cocaïne. Evenmin is voldoende duidelijk geworden waaruit de betrokkenheid van de verdachte heeft bestaan en of die betrokkenheid van voldoende gewicht was om van een significante bijdrage aan bezit, vervoer of overdracht van de cocaïne te kunnen spreken. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.

Feit 2

Gelet op de onder 3.1 genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de tenlastelegging genoemde vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad. Zij acht echter niet bewezen dat hij dat samen met een ander heeft gedaan, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

2.

hij op 24 juni 2019 te 's-Gravenhage, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten semi-automatisch pistool, van het merk Glock, type 17 Gen 4, kaliber 9 x 19 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten 16 scherpe patronen, merk onbekend, kaliber 9 x 19 mm, voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

6 De strafoplegging

7 De toepasselijke wetsartikelen

8 De beslissing