Rechtbank Den Haag, 22-06-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:5629, 7448108 / 19-50009
Rechtbank Den Haag, 22-06-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:5629, 7448108 / 19-50009
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 22 juni 2020
- Datum publicatie
- 13 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2020:5629
- Zaaknummer
- 7448108 / 19-50009
Inhoudsindicatie
welke arbeidsovereenkomst is door partijen gesloten, met of zonder non-concurrentiebeding, bewijsopdracht
Uitspraak
Zittingsplaats 's-Gravenhage
dd
Zaaknr.: 7448108/19-50009
Uitspraakdatum: 8 april 2019
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek,
verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mw. mr. D. Sarikas,
en
Euro Start Uitzendbureau,
gevestigd te Den Haag,
verwerende partij in de zaak van het verzoek,
verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek,,
gemachtigde: mw. mr. N. Çiçek.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [werknemer] ’ en ‘Eurostart’.
1 Het procesverloop
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
[werknemer] heeft, bij verzoekschrift ter griffie ingekomen op 10 januari 2019, primair verzocht om het door Eurostart gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en hem toe te laten tot het werk, met nevenverzoeken, en subsidiair om ten laste van Eurostart een billijke vergoeding en de transitievergoeding toe te kennen. [werknemer] heeft daarbij ook een verzoek ingediend om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Rv voorlopige voorzieningen te treffen. Eurostart heeft een verweerschrift ingediend en een zelfstandig verzoek gedaan tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met nevenverzoeken.
Op 6 maart 2019 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaats gevonden. Voorafgaand aan de zitting heeft [werknemer] bij faxen van 28 februari en 5 maart 2019 nog een verweerschrift tegen het tegenverzoek en stukken toegezonden. [werknemer] is in persoon ter zitting verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Eurostart is verschenen bij mw. [betrokkene 1] , bijgestaan door de gemachtigde. Daarbij zijn door de gemachtigde van [werknemer] pleitaantekeningen overgelegd en is het verzoek gewijzigd en het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen ingetrokken. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden. Vervolgens is mondeling uitspraak gedaan waarbij Eurostart een bewijsopdracht is gegeven en de zaak is aangehouden om Eurostart de gelegenheid te geven om een voorstel te doen voor een te benoemen deskundige. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is toegezonden.
Hierop heeft de kantonrechter op 13 maart 2019 van beide partijen een fax ontvangen, waarna de beschikking is bepaald op heden.
2 De feiten
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
[werknemer] , geboren op [geboortedag] 1970, is op 3 januari 2005 in dienst getreden bij Eurostart in de functie van directeur. Het laatst ontvangen nettosalaris bedraagt € 2.671,59.
Bij e-mail van 25 december 2018 van de gemachtigde van Eurostart is [werknemer] op staande voet ontslagen door Eurostart. Voor de ontslagredenen is in die e-mail verwezen naar een brief van de gemachtigde van Eurostart aan [werknemer] van 20 december 2018. Voor wat betreft de ontslagdatum vermeldt de e-mail van 25 december 2018 het volgende:
‘(...)
Als ontslagdatum dient primair te gelden 31 oktober 2018, subsidiair 5 november 2018, meer subsidiair 25 december 2018.
(...)’
Bovengenoemde brief van 20 december 2018 vermeldt -voor zover van belang- het volgende:
‘(...)
Vanwege uw functie bij cliënte en uw jarenlange dienstverband heeft u toegang tot alle
relevante en bedrijfsgevoelige informatie van cliënte. Ook heeft u toegang het
klantenbestand en persoonlijke gegevens van het personeel van cliënte.
Gedurende uw dienstverband bij cliënte heeft u in totaal een bedrag van € 50.152,21
geleend van cliënte. Ondanks herhaalde verzoeken van cliënte heeft u het geleende
bedrag niet terugbetaald dan wel een deel ervan afgelost.
In strijd met het overeengekomen non-concurrentiebeding heeft u op 20 juli 2018 de
besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Efficiënt B.V.” opgericht,
waarvan u samen met uw echtgenote, [betrokkene 2] , de bestuurder van bent.
Voorts is geconstateerd dat u tijdens uw reguliere werktijden bij cliënte, de
opdrachtgevers van cliënte voor uw eigen bedrijfsdoeleinden heeft bezocht. Aan
opdrachtgevers, zoals (...) heeft u bovendien in persoon offertes van Efficiënt B.V. aangeboden. Hoewel u weet, althans behoort te weten, dat cliënte zaken doet met voormelde opdrachtgevers, heeft u aan deze opdrachtgevers uitzendkrachten van Efficiënt B.V. ter beschikking gesteld. De uitzendkrachten die u ter beschikking heeft gesteld hadden een uitzendovereenkomst gesloten met cliënte. Uit nader onderzoek is gebleken dat u deze uitzendkrachten heeft bedreigd en gedwongen om ontslag te nemen bij cliënt teneinde bij Efficiënt B.V. in dienst te treden. Een deel van deze uitzendkrachten is bereid hierover een verklaring af te leggen.
Daarnaast is vastgesteld dat u de uitzendkrachten dagelijks en wel tijdens uw werktijden
bij cliënt heeft vervoerd met de bedrijfsauto van cliënte. Om te voorkomen dat cliënte dit
onrechtmatig handelen van u zou constateren heeft u op 5 oktober 2018 zonder
toestemming van cliënt het GPS-systeem uit de betreffende bedrijfsauto verwijderd.
Uit intern onderzoek is ook gebleken dat u bestanden van cliënte, zoals offertes,
arbeidsovereenkomsten, ontslagformulieren, gegevens van opdrachtgevers en gegevens
van uitzendkrachten wederrechtelijk heeft toegeëigend en deze documenten voor
bedrijfsdoeleinden van Efficiënt B,V. heeft gebruikt.
Naast het feit dat u op een onrechtmatige wijze een rechtsverhouding bent aangegaan
met opdrachtgevers en uitzendkrachten van cliënte, heeft u zich tevens schuldig
gemaakt aan het verspreiden van negatieve berichten over cliënte aan derden. Zo heeft
u zich negatief uitgelaten over cliënte jegens haar opdrachtgevers.
Tijdens het gesprek van 31 oktober 2018 bij cliënte op kantoor heeft cliënte u
geconfronteerd met het bovenstaande en u verzocht alle bedrijfseigendommen, zoals
bedrijfsauto, mobiele telefoon, kantoorsleutel van het pand in Rotterdam en
bedrijfskleding in te leveren. Behoudens de mobiele telefoon en de tankpas van cliënte,
heeft u de overige bedrijfseigendommen reeds ingeleverd.
Vanwege uw handelwijze heeft cliënte haar vertrouwen in u opgezegd en is de arbeidsrelatie ernstig verstoord. Op grond hiervan is mondeling overeengekomen dat met
ingang van 5 november 2018 met wederzijds goedvinden een einde is gekomen aan uw
dienstverband met cliënte. Hierbij bevestig ik zekerheidshalve dat per 5 november 2018
met wederzijds goedvinden een einde is gekomen aan uw dienstverband.
(...)’
3 Het verzoek en het tegenverzoek
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
[werknemer] verzoekt -na wijziging van het verzoek ter zitting- voor
zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- -
-
een verklaring voor recht dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan een dringende reden voor ontslag op staande voet dan wel een andere ontslaggrond;
- -
-
Eurostart te veroordelen aan [werknemer] te voldoen € 21.535,00 bruto aan
transitievergoeding;
- -
-
Eurostart te veroordelen aan [werknemer] te voldoen € 12.113,28 bruto aan schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging;
- -
-
Eurostart te veroordelen aan [werknemer] te voldoen € 350.000,00 netto (€ 475.000,00 bruto) aan billijke vergoeding, vermeerderd met rente en kosten;
- -
-
de verzoeken van Eurostart integraal af te wijzen met veroordeling van Eurostart in de kosten van deze procedure.
[werknemer] legt hieraan ten grondslag -sterk verkort weergegeven- dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en dat het ontslag niet onverwijld is gegeven. Aangezien het handelen van Eurostart ernstig verwijtbaar handelen betreft, dient naast de transitievergoeding en schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging, tevens een billijke vergoeding te worden toegekend
Eurostart verweert zich tegen het verzoek en concludeert tot afwijzing daarvan. Voor het geval geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door het aan [werknemer] gegeven ontslag op staande voet, verzoekt Eurostart, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- -
-
de tussen Eurostart en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens de daarvoor aangevoerde redelijke gronden;
- -
-
[werknemer] te veroordelen om aan Eurostart te betalen een bedrag van € 50.152,21, te
vermeerderen met de wettelijke rente, uit hoofde van een geldleningsovereenkomst;
- -
-
[werknemer] te veroordelen om aan Eurostart te betalen een bedrag van € 137.500,00, zijnde het boetebedrag ex artikel 9 van de arbeidsovereenkomst berekend tot en met februari 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- -
-
[werknemer] en Efficiënt B.V., ieder hoofdelijk, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 350.000,00 p.m. wegens wanprestatie en onrechtmatig handelen jegens Eurostart;
- -
-
[werknemer] te verbieden om voor de duur van twee jaar activiteiten te ondernemen in de markt van de uitzendbranche die concurreren met Eurostart, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag of een gedeelte daarvan zodra [werknemer] daarmee in gebreke blijft;
- -
-
Efficiënt B.V. te verbieden voor de duur van twee jaar om alle werkzaamheden te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag of een gedeelte daarvan zodra Efficiënt B.V. daarmee in gebreke blijft;
- -
-
[werknemer] te veroordelen in de kosten van de procedure.
Eurostart legt hieraan ten grondslag -sterk verkort weergegeven- dat [werknemer] op 19 juli 2018 Efficiënt B.V. heeft opgericht en een samenwerking is aangegaan met opdrachtgevers en uitzendkrachten van Eurostart. [werknemer] heeft hiermee gehandeld in strijd met het non-concurrentiebeding (artikel 8 van de arbeidsovereenkomst). Dit is verwijtbaar en Eurostart heeft hierdoor schade geleden. Eurostart verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden primair op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW, subsidiair op grond van artikel 7:686 BW, meer subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Gedurende het dienstverband is door [werknemer] voorts een bedrag van € 50.152,21 geleend van Eurostart, dat niet is terugbetaald.
[werknemer] verweert zich tegen de tegenverzoeken en concludeert tot afwijzing daarvan.