Home

Rechtbank Den Haag, 18-10-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:11305, NL19.20551 en NL19.21102

Rechtbank Den Haag, 18-10-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:11305, NL19.20551 en NL19.21102

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
18 oktober 2019
Datum publicatie
28 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2019:11305
Zaaknummer
NL19.20551 en NL19.21102

Inhoudsindicatie

Dublin Kroatië, interstatelijk vertrouwensbeginsel, begin van bewijs dat Kroatië zich mogelijk houdt niet aan zijn verdragsverplichtingen, beroep gegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: NL19.20551 en NL19.21102

[persoonsnummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter van 18 oktober 2019 in de zaken tussen

(gemachtigde: mr. L.M. Weber),

en

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer M.D.M. Metry. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep

1. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1990.

2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin staat dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening1 is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om overname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.

3. Eiser voert aan dat in Kroatië de detentie- en leefomstandigheden waaraan hij zal worden blootgesteld en de kwaliteit van de asielprocedure in strijd met de artikelen 3 en 13 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zijn. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser allereerst naar een uitspraak van 12 juli 2019 van het Zwitserse Bundesverwaltungsgericht met zaaksnummer E-3078/2019. Daarin is overwogen dat de Zwitserse staatssecretaris de asielaanvraag van de vreemdeling onvoldoende heeft beoordeeld in het licht van de systematische tekortkomingen in Kroatië. Verder wijst eiser op de volgende rapporten en nieuwsberichten:

- ‘ ‘Report on illegal practice of collective expulsion on Slovene-Croatian border’

van InfoKolpa van april 2018;

-

‘The systematic infringement of human rights on the Balkan migrant route’ van Oštro van 1 augustus 2019, https://www.ostro.si/en/stories/pushback-the-systematic-infringement-of-human-rights-on-the-balkan-migrant-route;

-

Rapportage van SRF Schweizer Radio und Fernsehen van 15 mei 2019, https://www.srf.ch/play/tv/rundschau/video/pruegel-an-der-eu-grenze-wie-kroatien-migranten-abschiebt?id=972c5996-ec49-4079-8b94-4c9ec33b8849;

-

‘Families illegally and violently pushed back, daily, from the Croatian border’ artikel van No Name Kitchen, https://www.nonamekitchen.org/en/families-pushback-violence-croatia/;

-

‘Bosnia To Start Tracking Migrant Injuries After Alleged Beatings By Croatian Police’ van European Country of Origin Information Network van 8 augustus 2019 https://www.ecoi.net/en/document/2014233.html;

-

‘Nobody Hears You: Migrants, Refugees Beaton on Balkan Border’, van 13 juni 2019 https://balkaninsight.com/2019/06/13/nobody-hears-you-migrants-refugees-beaten-on-balkan-borders/.

Uit deze bronnen blijkt dat er concrete aanknopingspunten zijn dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Er is sprake van een toename van geweld door de Kroatische autoriteiten en de pushbacks zijn nog steeds gaande. Zo blijkt dat vreemdelingen door de Kroatische politie in busjes worden geladen, waar zij zich dagenlang in bevinden, om vervolgens de grens over te worden gejaagd. De vreemdelingen worden geslagen en mishandeld door de Kroatische politie. Hun waardevolle spullen zoals geld en telefoons worden afgepakt en/of vernield. De vreemdelingen smeken om asiel aan te mogen vragen, maar krijgen daartoe niet de mogelijkheid. Dat er sprake is van systematische tekortkomingen, blijkt ook uit het relaas van eiser. Hij heeft in detentie gezeten en is geslagen met een wapenstok. Eiser kreeg niets te eten. De vreemdelingen werden geslagen door de Kroatische politie als zij werden meegenomen voor verhoor. Eiser werd niet in de gelegenheid gesteld een advocaat te raadplegen of om zijn beklag te doen bij de Kroatische autoriteiten. Ook werden zijn celgenoten bespuugd en geslagen en was er geen medische dienst. Gelet op bovenstaande had verweerder aanleiding moeten zien om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.

4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 7 december 2018.2 Deze conclusie is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bevestigd bij uitspraak van 23 januari 2019. Van eiser kan worden verwacht dat hij zich wendt tot de (hogere) autoriteiten in Kroatië om te klagen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in Kroatië niet zijn beklag kan doen. Verder is van belang dat de Kroatische autoriteiten middels het claimakkoord hebben aangegeven de asielaanvraag van eiser te willen behandelen.

5.1.

De rechtbank overweegt dat verweerder ten opzichte van Kroatië in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in dit geval niet kan. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin geslaagd.

5.2.

Verweerder verwijst weliswaar naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, en de Afdeling, maar daar wordt enkel gesproken over het Asylum Information Database (AIDA) rapport van 2018.3 Eiser heeft recentere stukken overgelegd, waaruit blijkt dat geen sprake is van een verbetering van de situatie, maar een verslechtering. Een van de artikelen meldt het volgende:

“In the forests and unmarked terrains of this Balkan border, Croatian police use the highest surveillance techniques – including around 150 cameras, a helicopter, night vision drones, police dogs, and snipers – all to detect persons who are trying to exercise their right to claim asylum in Europe. When the Croatian police detect the displaced people walking in the border zone, they frequently deny them this right, attack them with metal batons, steal their money, break their phones, and shoot live rounds near the people in order to scare them and push them back to Bosnia. The border violence has been increasing, and among the victims are also women and children who are either directly physically attacked by the border patrols or are forced to observe their husbands and fathers being beaten.”4

Verder blijkt uit de overgelegde stukken dat het niet zou gaan om een incident, maar een structurele handelswijze van de Kroatische autoriteiten, waar ook de Kroatische Ombudsman zich al over uit heeft gelaten.

“Western Bosnia and Herzegovina is a bottleneck for migrants and refugees who are fleeing through the Balkans. During the past year, many of them are caught en route to Northern or Western Europe in Slovenia and then systematically handed over to Croatian authorities. In Croatia, they are often subjected to police violence. They finally end up in Bosnia and Herzegovina, where they are condemned to an interminable wait. The Slovenian police deny migrants access to asylum and turn a deaf ear to their appeals. These are first-hand accounts of the migrants who we met along the Balkan route from Slovenia to Bosnia. Similar cases are also recorded by NGOs and are being investigated by the Ombudsman. Such actions systematically contravene international conventions on human rights – within two EU member states.”5

De rechtbank vindt mede steun voor haar oordeel in de update van het AIDA rapport uit 2019:6

“At the Croatian borders with Serbia and Bosnia and Herzegovina, reports of refoulement or push backs at the border have continued to increase in 2018. The Ombudsperson, UNHCR, the European Union Agency for Fundamental Rights (FRA), Human Rights Watch, and stakeholders in Slovenia, Serbia, and Bosnia among others have reported on push backs. Many of the reports in 2018 noted that the Croatian police continues to use force against migrants to push them back to neighbouring countries after they have crossed the Croatian border in an unauthorised manner.

[…]

“The reports also contain statements made by the migrants concerning their treatment by Croatian police officers. These include: police officers overstepping their powers, various forms of verbal and physical violence, threats and mockery by police officers, forced signing of documents in Croatian or some other language which persons did not understand, seizing valuables and personal items, destruction of personal items, and expulsions despite explicit requests for asylum in Croatia. In the reports, attention was drawn to police officers’ violent conduct toward unaccompanied children and other vulnerable groups such as families.”

Verder is de rechtbank van oordeel dat eisers relaas aansluit op de overgelegde rapporten en de geschetste situatie in Kroatië. Ter zitting heeft eiser nog verklaard dat hij erg barbaars is behandeld in Kroatië. Eiser is geslagen op zijn schouder. Eiser heeft verklaard dat de Kroatische autoriteiten hem hebben behandeld zoals de Syrische veiligheidsdiensten. “Eind 2014 heb ik de situatie in Syrië meegemaakt om vervolgens hetzelfde in Kroatië mee te maken”, verklaarde eiser. Als eiser zich dat weer voor de geest haalt, heeft hij dezelfde angst. De rechtbank stelt vast dat eiser met zijn relaas en de overgelegde documenten een begin van bewijs heeft geleverd dat Kroatië mogelijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Een inhoudelijke reactie van verweerder op de overgelegde stukken is uitgebleven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij nog altijd uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel jegens Kroatië. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank komt daarom niet toe aan de grond dat verweerder ook naar aanleiding van de bijzondere en individuele omstandigheden van eiser aanleiding had moeten zien om de aanvraag aan zich te trekken, omdat overdracht aan Kroatië van onevenredige hardheid getuigt.

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening

7. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank al op het beroep heeft beslist.

Ten aanzien van het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening

8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1536,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank in de zaak NL19.20551:

- verklaart het beroep gegrond;

De voorzieningenrechter in de zaak NL19.21102:

- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;

De rechtbank in beide zaken:

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1536,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. T. Pourjalili, griffier.

Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.