Home

Rechtbank Assen, 01-05-2012, BW5023, 19.830170-11

Rechtbank Assen, 01-05-2012, BW5023, 19.830170-11

Gegevens

Instantie
Rechtbank Assen
Datum uitspraak
1 mei 2012
Datum publicatie
7 mei 2012
ECLI
ECLI:NL:RBASS:2012:BW5023
Zaaknummer
19.830170-11

Inhoudsindicatie

Vrijspraak

De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.

Verdachte wordt verweten dat hij met aangeefster seks heeft gehad terwijl hij wist dat zij zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond en daardoor niet in staat was om haar wil kenbaar te maken dan wel weerstand te bieden. Voornoemd handelen is strafbaar gesteld bij artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht.

Verdachte heeft erkend dat hij seks met aangeefster heeft gehad en zijn verklaringen omtrent de gang van zaken die avond en over het samen met aangeefster weggaan uit het café komen (nagenoeg) overeen met wat aangeefster en getuigen hierover verklaren. Dat verdachte en aangeefster die nacht seks hebben gehad staat derhalve niet ter discussie.

Aangeefster heeft verklaard dat zij zich herinnert dat zij het café heeft verlaten, dat het regende en dat zij heeft gerend tot zij bij een afdakje was en dat er iemand bij haar was. Zij kan zich niet herinneren wat er op het bewuste moment van de seks is gebeurd. Zij heeft ook verklaard dat zij die avond (flink) alcohol heeft gedronken.

Aangeefster is door getuigen half ontkleed en liggend op straat aangetroffen in een staat die kan worden beschreven als verminderd bewustzijn, zelfs als lichamelijke onmacht.

De vraag die moet worden beantwoord is of aangeefster zich ten tijde van de seksuele handelingen in een zodanige toestand bevond dat zij niet meer in staat was om haar wil te bepalen en vervolgens of verdachte dit wist dan wel of verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

De rol van alcohol

In het bloedmonster van aangeefster (afgenomen om 09:35 uur) is een ethanol (alcohol) promillage gemeten van 1,2.

Prof. Uges heeft berekend dat, uitgaande van een gemiddelde drinker, het promillage alcohol in het bloed van aangeefster rond 03:00 uur, 2,15 was. Daaruit kan volgens Uges geconcludeerd worden dat aangeefster goed dronken was.

Verschillende getuigen hebben voorts verklaard dat aangeefster behoorlijk dronken was, dat zij zich erg uitbundig en ontremd gedroeg en dat zij erg aanhankelijk was en aan mensen hing. Aangeefster was toen zij het café verliet nog wel aanspreekbaar en kon nog lopen (zelfs rennen, zo heeft zij zelf verklaard).

De rechtbank overweegt dat het alcoholpromillage van aangeefster dusdanig hoog was, dat dit tot een toestand van verminderd bewustzijn in de zin van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht zou hebben kunnen geleid. Voor zover dat in het geval van aangeefster daadwerkelijk het geval was, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hiervan, gelet op de hiervoor genoemde uiterlijk waarneembare kenmerken, op de hoogte was.

De rechtbank zal verdachte derhalve van het tenlastegelegde vrijspreken.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN

Sector strafrecht

Parketnummer: 19.830170-11

vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 1 mei 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,

wonende te [adres].

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 januari 2012 en 17 april 2012.

De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M.A.C. de Vilder, advocaat te Amsterdam.

De tenlastelegging

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat

hij op of omstreeks 30 april 2011 te [plaats delict], met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, ten gevolge van de inname van (een grote) hoeveelheid alcoholhoudende drank en/of door de inname/toediening van een hoeveelheid verdovende middelen (ketamine), dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die

bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht en/of bewogen;

art 243 Wetboek van Strafrecht

Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken. De benadeelde partij dient gelet hierop niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.

De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.

Verdachte wordt verweten dat hij met aangeefster seks heeft gehad terwijl hij wist dat zij zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond en daardoor niet in staat was om haar wil kenbaar te maken dan wel weerstand te bieden. Voornoemd handelen is strafbaar gesteld bij artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht.

Verdachte heeft erkend dat hij seks met aangeefster heeft gehad en zijn verklaringen omtrent de gang van zaken die avond en over het samen met aangeefster weggaan uit het café komen (nagenoeg) overeen met wat aangeefster en getuigen hierover verklaren. Dat verdachte en aangeefster die nacht seks hebben gehad staat derhalve niet ter discussie.

Aangeefster heeft verklaard dat zij zich herinnert dat zij het café heeft verlaten, dat het regende en dat zij heeft gerend tot zij bij een afdakje was en dat er iemand bij haar was. Zij kan zich niet herinneren wat er op het bewuste moment van de seks is gebeurd. Zij heeft ook verklaard dat zij die avond (flink) alcohol heeft gedronken.

Aangeefster is door getuigen half ontkleed en liggend op straat aangetroffen in een staat die kan worden beschreven als verminderd bewustzijn, zelfs als lichamelijke onmacht. Aangeefster heeft in eerste instantie geen aangifte willen doen omdat zij zich niets kon herinneren en omdat zij niemand vals wilde beschuldigen. Nadat bloedonderzoek had uitgewezen dat aangeefster (naast een hoog promillage alcohol) ketamine in haar bloed had heeft zij de politie gevraagd om onderzoek in te stellen en heeft zij aangifte van verkrachting gedaan.

De vraag die moet worden beantwoord is of aangeefster zich ten tijde van de seksuele handelingen in een zodanige toestand bevond dat zij niet meer in staat was om haar wil te bepalen en vervolgens of verdachte dit wist dan wel of verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

Vast staat dat aangeefster veel alcohol op had en dat zij ketamine in haar bloed had.

De rol van ketamine

In het bloedmonster van aangeefster (afgenomen om 09:35 uur) is een ketamine plasmaspiegel gemeten van 89 ug/L.

Op welke wijze en wanneer de ketamine is toegediend of ingenomen is uit het politieonderzoek niet duidelijk geworden. Uit de rapportage en het verhoor van toxicoloog prof. Dr. D.R.A. Uges blijkt dat de wijze van inname (injecteren of oraal) van belang is voor de snelheid waarmee het effect optreedt. Bij orale inname duurt het langer (15 tot 20 minuten) voordat de ketamine werkt en ook de afbraak duurt langer.

Getuige [getuige 1], de vriendin van aangeefster, schat de tijd tussen het moment dat aangeefster met verdachte het café verliet en het moment dat zij het telefoontje krijgt van de getuige die aangeefster heeft aangetroffen, op ongeveer 20 minuten. Gelet op de verklaring van Uges dat bij oraal toedienen de ketamine na 15 tot 20 minuten effect krijgt, valt niet uit te sluiten dat de ketamine - indien kort voor vertrek uit het café toegediend of ingenomen- pas is gaan werken terwijl of nadat verdachte en aangeefster seks hadden.

Gelet hierop laat de rechtbank de ketamine buiten beschouwing bij de vraag of sprake was van verminderd bewustzijn.

De rol van alcohol

In het bloedmonster van aangeefster (afgenomen om 09:35 uur) is een ethanol (alcohol) promillage gemeten van 1,2.

Prof. Uges heeft berekend dat, uitgaande van een gemiddelde drinker, het promillage alcohol in het bloed van aangeefster rond 03:00 uur, 2,15 was. Daaruit kan volgens Uges geconcludeerd worden dat aangeefster goed dronken was.

Verschillende getuigen hebben voorts verklaard dat aangeefster behoorlijk dronken was, dat zij zich erg uitbundig en ontremd gedroeg en dat zij erg aanhankelijk was en aan mensen hing. Aangeefster was toen zij het café verliet nog wel aanspreekbaar en kon nog lopen (zelfs rennen, zo heeft zij zelf verklaard).

De rechtbank overweegt dat het alcoholpromillage van aangeefster dusdanig hoog was, dat dit tot een toestand van verminderd bewustzijn in de zin van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht zou hebben kunnen geleid. Voor zover dat in het geval van aangeefster daadwerkelijk het geval was, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hiervan, gelet op de hiervoor genoemde uiterlijk waarneembare kenmerken, op de hoogte was.

De rechtbank zal verdachte derhalve van het tenlastegelegde vrijspreken.

Benadeelde partij [slachtoffer]

De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en mrs. B.I. Klaassens en E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 1 mei 2012, zijnde mr. Klaassens buiten staat dit vonnis binnen de daarvoor gestelde termijn mede te ondertekenen.