Home

Rechtbank Arnhem, 14-01-2009, ECLI:NL:RBARN:2009:67 BI3562, AWB 07/2834

Rechtbank Arnhem, 14-01-2009, ECLI:NL:RBARN:2009:67 BI3562, AWB 07/2834

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
14 januari 2009
Datum publicatie
12 mei 2009
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2009:BI3562
Zaaknummer
AWB 07/2834

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag parkeerbelasting. Bezwaartermijn vangt aan op moment dat naheffingsaanslag op moment dat naheffingsaanslag op auto wordt aangebracht. Niet aannemelijk dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Evenmin aannemelijk dat als gevolg van een in de sfeer van de postbezorger gelegen abnormale omstandigheid het bezwaar te laat is ingediend. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 07/2834

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 14 januari 2009

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente [Q], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 11 november 2006 een naheffingsaanslag parkeerbelasting [aanslagnummer] opgelegd van € 49,15 (€ 2,15 belasting en € 47 kosten naheffingsaanslag).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 juni 2007 het bezwaar tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft daartegen bij brief van 6 juli 2007, ontvangen door de rechtbank op 6 juli 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2008 te Arnhem.

Eiser is daar zonder voorafgaande kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen. Eiser is door de griffier van de rechtbank bij aangetekende brief, verzonden op 7 januari 2008 aan de heer/mevrouw [X] op het adres [a-straat 1], [1111 AA] te [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 11 januari 2008 door eiser op het postkantoor is afgehaald, gaat de rechtbank ervan uit dat de uitnodiging om op zitting te verschijnen op juiste wijze en tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Namens verweerder zijn verschenen [A], [B] en [C].

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde eiser de gelegenheid te geven om te reageren op een door verweerder ter zitting overgelegd stuk, te weten een kopie van de achterzijde van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Partijen hebben toestemming gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Door verweerder is op 11 november 2006 aan eiser in verband met het niet voldoen van parkeerbelasting voor het plaatsen van zijn auto van het merk Ford met kenteken [00-AA-BB] aan de [b-straat] te [Q] om 10.02 uur aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd voor een bedrag van € 49,15 (€ 2,15 belasting en € 47 kosten naheffingsaanslag).

Door verweerder is een kopie van de voorzijde van de naheffingsaanslag overgelegd. Daarop staat vermeld “aanslag parkeerbelasting”. Voorts staat hierop onder meer vermeld:

“Betaling

Binnenkort wordt een acceptgiro verzonden aan degene op wiens naam het kenteken staat.”.

Ter zitting heeft verweerder een afschrift overgelegd van de achterkant van een naheffingsaanslag parkeerbelasting zoals die door verweerder pleegt te worden vastgesteld. Hierop staat onder meer het volgende vermeld:

“Bezwaren

Bent u het niet eens met uw aanslag, dan kunt u een bezwaartermijn indienen bij de Gemeente [Q], Directie Inwoners en publiekszaken. Uw bezwaarschrift moet wel binnen 6 weken na dagtekening van de aanslag (zie voorzijde) zijn verstuurd.

(…)

Uw bezwaarschrift moet u versturen naar:

Gemeente [Q]

Directie Inwoners, Publiekszaken

WOZ en belastingen

[c-straat 1]

[0000 BB] [Q]”.

Door eiser is een brief van 15 december 2006 afkomstig van verweerder en gericht aan eiser, overgelegd, betreffende het plaatsen van zijn auto op de hiervoor genoemde plaats en het hiervoor genoemde tijdstip. Aan deze brief is een acceptgirokaart gehecht met daarop als over te schrijven of te storten bedrag vermeld: € 49,15. In die brief staat onder meer het volgende vermeld:

“Onderwerp

Aanslagbiljet Parkeerbelastingen

Er is onlangs een naheffingsaanslag parkeerbelasting uitgereikt. Met deze herinnering wordt u in de gelegenheid gesteld om de parkeerbelasting per omgaande te betalen.

(…)

Bezwaren:

Bent u het niet eens met uw aanslag, dan kunt u een bezwaarschrift indienen bij de gemeente [Q], afdeling Publiekszaken. Uw bezwaarschrift moet wel binnen 6 weken na dagtekening van de aanslag zijn verstuurd.”.

Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft bij brief van 23 december 2006 bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag. De envelop is door TNT-post van een poststempel voorzien met de datum 2 januari 2007. De envelop is door verweerder voorzien van een stempel met dagtekening 4 januari 2007.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet wordt een in de wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

De aanslag is opgelegd op 11 november 2006. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde, nu de laatste dag van die termijn op een zaterdag viel en de eerste twee volgende dagen algemeen erkende feestdagen waren, op 27 december 2006.

Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen. Volgens eiser is het bezwaarschrift door hem ter post bezorgd op 23 december 2006 en door verweerder ontvangen op 2 januari 2007. Volgens verweerder is het bezwaarschrift door hem ontvangen op 4 januari 2007. Gelet op de door verweerder geplaatste datumstempel op de envelop moet het ervoor worden gehouden dat het bezwaarschrift door verweerder is ontvangen op 4 januari 2007. Het bezwaarschrift is dus door verweerder meer dan een week na afloop van de termijn ontvangen. Ook als er met eiser van zou worden uitgegaan dat het bezwaarschrift door hem op 23 december 2006 ter post is bezorgd, is het bezwaarschrift dus niet tijdig ingediend.

Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een niet tijdig ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest.

Eiser heeft aangevoerd dat hij de aanslag heeft weggegooid omdat hij een acceptgiro zou ontvangen en hij niet had begrepen dat de herinnering die hij nadien ontving niet de aanslag zelf was. Volgens eiser ging hij ervan uit dat de termijn van zes weken voor het indienen van bezwaar die op de achterzijde van de herinnering werd genoemd, betrekking had op de dagtekening van dat stuk, en niet op de datum van de overtreding. Volgens eiser stond eerst op de herinnering bij wie hij bezwaar kon maken en welke procedure daarvoor gold. Volgens eiser zou hij wanneer dat wel op de naheffingsaanslag stond vermeld, zeker eerder hebben gereageerd.

Nagegaan moet worden of er redelijkerwijs misverstand kon bestaan over de aanvang van de bezwaartermijn. De rechtbank acht in verband hiermee het volgende van belang.

Uit de tekst van de naheffingsaanslag als weergegeven onder 2 blijkt duidelijk dat dat stuk een aanslag is. Anders dan eiser stelt, staat op de achterzijde daarvan wel vermeld dat hiertegen binnen zes weken bezwaar kan worden ingesteld bij verweerder. Uit het voorgaande volgt dat er redelijkerwijs geen misverstand over kon bestaan dat het stuk dat eiser op 11 november 2006 op zijn auto aantrof de naheffingsaanslag was en dat daartegen binnen zes weken bezwaar moest worden gemaakt.

Uit de brief van verweerder van 15 december 2006 blijkt duidelijk dat het om een herinnering gaat. Voorts wordt daarin verwezen naar de eerder opgelegde naheffingsaanslag en wordt voor de bezwaartermijn verwezen naar die (naheffings)aanslag. Derhalve kon ook deze brief redelijkerwijs geen misverstand wekken over de aanvang van de bezwaartermijn.

Eiser heeft verder aangevoerd dat hij op 23 december 2006 zijn bezwaarschrift heeft verstuurd, maar dat gelet op de drukte in verband met kerst en de jaarwisseling bij de posterijen het bezwaarschrift eerst op 2 januari 2007 door verweerder is ontvangen.

Derhalve is het de vraag of het bezwaarschrift te laat is ingediend als gevolg van een in de sfeer van de postbezorger gelegen abnormale omstandigheid van zodanige aard dat deze niet aan eiser kan worden toegerekend. In verband hiermee acht de rechtbank het volgende van belang. Om te kunnen beoordelen of het bezwaarschrift te laat is ontvangen als gevolg van een in de sfeer van de postbezorger gelegen omstandigheid, moet allereerst worden nagegaan of het bezwaarschrift door eiser tijdig, derhalve uiterlijk 27 december 2006, ter post is bezorgd. Eiser heeft gesteld dat hij het bezwaarschrift op 23 december 2006 ter post heeft bezorgd. Gelet op de datum van het poststempel, 2 januari 2007, is niet zonder meer aannemelijk dat het bezwaarschrift op 23 december 2006 ter post is bezorgd. Eiser heeft hiervoor niets bijgebracht. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat eiser het bezwaarschrift voor het einde van de bezwaartermijn ter post heeft bezorgd en dat als gevolg van een in de sfeer van de postbezorger gelegen abnormale omstandigheid het bezwaar desondanks niet tijdig is ingediend.

Uit het voorgaande volgt dat niet gebleken is van een omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs geoordeeld moet worden dat eiser niet in verzuim is geweest bij het indienen van zijn bezwaarschrift.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 14 januari 2009

en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.