Home

Rechtbank Amsterdam, 26-05-2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3611, 10331355

Rechtbank Amsterdam, 26-05-2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3611, 10331355

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
26 mei 2023
Datum publicatie
4 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2023:3611
Zaaknummer
10331355

Inhoudsindicatie

Nakoming kredietovereenkomst. Gedaagde erkent de schuld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht

Kantonrechter

Zaaknummer: 10331355 \\ CV EXPL 23-2144

Vonnis van 26 mei 2023

in de zaak van

ING BANK N.V.,

gevestigd in Amsterdam,

eisende partij,

gemachtigde: Vesting Finance Incasso B.V.,

tegen

[gedaagde] ,

wonend in [woonplaats] ,

gedaagde partij,

procederend in persoon.

Partijen worden hierna ING en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 3 februari 2023, met producties,

-

het proces-verbaal van mondeling antwoord,

-

het tussenvonnis van 28 februari 2023, waarin de mondelinge behandeling is bepaald en

-

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 april 2023.

1.2.

Daarna is vonnis bepaald.

2 Waar gaat de zaak over?

2.1.

[gedaagde] heeft in 2009 een (voortgezet) zakelijk krediet afgesloten bij ING. Omdat hij de kredietlimiet overschreed en niet aanzuiverde heeft ING de kredietovereenkomst opgezegd en het openstaande bedrag opgeëist. Ondanks aanmaningen door ING heeft [gedaagde] het krediet niet terugbetaald. Aan hoofdsom staat er op dit moment € 58.709,53 open.

2.2.

ING vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 25.000 aan hoofdsom, vermeerderd met rente vanaf de dagvaarding en proceskosten. Ze vordert maar € 25.000 zodat de vordering aan de kantonrechter kan worden voorgelegd. ING behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om [gedaagde] ook voor de rest van het openstaande bedrag, waaronder de rente en de kosten, op een later moment te dagvaarden.

2.3.

[gedaagde] heeft bij mondeling antwoord op 14 februari 2023 erkend dat hij de gevorderde € 25.000 aan ING moet betalen. Hij zegt dat hij wel wil, maar niet kan betalen. En dat hij het niet eens is met de enorme rente en kosten die ING rekent. Op de mondelinge behandeling van 25 april 2023 is [gedaagde] niet verschenen.

3 De beoordeling

3.1.

De vordering is door de erkenning van [gedaagde] komen vast te staan en wordt toegewezen. [gedaagde] moet daarover de wettelijke rente betalen vanaf de datum van de dagvaarding, 3 februari 2023. Op de hoogte van de door ING berekende kosten en rente gaat de kantonrechter niet in, omdat die kosten en rente niet gevorderd worden.

3.2.

Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt, moet hij de kosten van ING voor dit proces betalen. Dat betreft deels kosten voor de deurwaarder en de rechtbank, waarvan het bedrag vaststaat.

Tot aan dit vonnis zijn de proceskosten van ING:

- kosten van de dagvaarding

130,43

- griffierecht

1.384,00

- salaris gemachtigde

1.058,00

(2,00 punten × € 529,00)

Totaal

2.572,43

3.3.

Ook moet [gedaagde] de kosten betalen die ING na dit vonnis moet maken. De kantonrechter begroot die kosten op € 132 aan salaris van de gemachtigde.

4 De beslissing