Home

Rechtbank Amsterdam, 14-04-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2227, AWB - 21 _ 4320

Rechtbank Amsterdam, 14-04-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2227, AWB - 21 _ 4320

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
14 april 2022
Datum publicatie
4 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2022:2227
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4320

Inhoudsindicatie

Weigering omgevingsvergunning voor walkast. Beroep ongegrond

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 21/4320

(gemachtigde: mr. B.J. de Laaf),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Zevenhuizen).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een walkast om het vaartuig van eiser op de locatie [adres] in Amsterdam te voorzien van een elektriciteitsvoorziening.

Bij besluit van 19 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is de partner van eiser verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [de persoon] (medewerker van het team Vergunningen).

Overwegingen

Inleiding

1. Op 11 februari 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een walkast om zijn woonboot te voorzien van elektriciteit op de locatie [adres] te Amsterdam.

2. Met het primaire besluit heeft verweerder geweigerd de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen en deze beslissing met het bestreden besluit gehandhaafd.

Het bestreden besluit

3. Verweerder legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat het project in strijd is met het bestemmingsplan “ [naam] ” (hierna: het bestemmingsplan). Het project is gesitueerd op gronden met de bestemming “Verkeer-1, Waarde-Archeologie-2, Waarde-Landschap-Groene Hart en Rijksbufferzone Waterstaat-waterkering”. Deze bestemmingen laten het plaatsen van een walkast niet toe. Verweerder kan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 1o van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op grond van artikel 22 van de planregels afwijken van het bestemmingsplan, als het project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De directie Ruimte en Duurzaamheid heeft daarover een negatief advies gegeven. Volgens het advies is de walkast ruimtelijk niet wenselijk omdat het vaartuig van eiser geen ligplaatsvergunning heeft en er geen concreet zicht op legalisatie bestaat, waardoor nut en noodzaak van de realisering van de walkast verdwijnt. De vaartuigen in het gebied staan op een lijst voor handhavingsmaatregelen en de vaartuigen zullen daar niet blijven liggen. Daarnaast is de walkast op deze locatie niet wenselijk omdat de kade onderdeel uitmaakt van het Groene Hart en de Rijksbufferzone. Die gronden zijn primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Groene Hart.

Standpunt van eiser

4. Eiser voert aan dat verweerder had moeten afwijken van het bestemmingplan. Zijn woonboot is niet illegaal afgemeerd. Eiser heeft bij besluit van 15 juli 2009 een ontheffing gekregen op basis van de Keur Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Het gebruik van zijn woonboot is daarmee gelegaliseerd op grond van het overgangsrecht neergelegd in artikel 8:2a, eerste lid van de Wabo. Verder is er door Waternet op 24 maart 2020 een positief Maatwerkbesluit afgegeven voor het plaatsen van een walkast. Er is sprake van een leveringsplicht aangezien het gaat om basisvoorzieningen in de eerste levensbehoeften. Ook betaalt eiser roerende zaakbelasting naar een tarief voor permanente bewoning. Een buurboot van eiser heeft in 1981 wel een walkast gekregen. Diezelfde boot heeft pas in 2019 een officiële ligplaatsvergunning gekregen bij het vervangen van de woonboot voor een nieuw exemplaar. Tot op heden heeft verweerder niet handhavend opgetreden tegen het afmeren van het vaartuig van eiser. Eiser heeft een concreet belang bij de aanleg van een walkast. Het voorzien in water en stroom weegt zwaarder dan de belangen van verweerder. In het besluit ontbreekt een zorgvuldige belangenafweging en er is sprake van strijd met het motiveringsvereiste.

Het oordeel van de rechtbank

5. Zoals eiser ter zitting heeft bevestigd, betreft de aanvraag alleen een voorziening voor elektriciteit en niet voor water. Niet in geschil is dat de walkast in strijd is met het bestemmingsplan en er geen ligplaatsvergunning is verleend voor het vaartuig van eiser.

6. Verweerder kan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1o van de Wabo op grond van artikel 22 van de planregels afwijken van het bestemmingsplan. De vraag die voorligt is of verweerder heeft kunnen weigeren om gebruik te maken van deze binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.

7. De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1°, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor een project dat in strijd is met het bestemmingsplan berust op een bevoegdheid van het college. Gelet op de aanhef van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo mag de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Het college dient bij de beslissing of het gebruik maakt van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan de belangen af te wegen.

8. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan omdat er - gelet op het advies van de directie Ruimte en Duurzaamheid - sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor zijn twee redenen. De eerste is dat er geen ligplaatsvergunning is verleend en er geen zicht op legalisatie bestaat. De tweede reden is dat de kade deel uitmaakt van het Groene Hart en Rijksbufferzone. Die gronden zijn primaire bestemd voor de bescherming en het behoud van de landschappelijke diversiteit, het (veen)weidekarakter, de openheid en de rust en stilte.

9. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat de kade waaraan zijn vaartuig ligt afgemeerd, deel uitmaakt van het Groene Hart en dat verweerder uit oogpunt van natuurbehoud niet wenst mee te werken aan het plaatsen van een walkast in strijd met deze bestemming.

10. Ten aanzien van de ligplaatsvergunning heeft eiser aangevoerd dat ervan moet worden uitgegaan dat deze op grond van het overgangsrecht neergelegd in artikel 8:2a van de Wabo van rechtswege is verleend. Daarbij acht eiser van belang dat hij bij besluit van 15 juli 2009 van Waternet een ontheffing heeft gekregen van de Keur AGV.

11. In artikel 8:2a, eerste lid, van de Wabo is bepaald dat een eerder verleende vergunning of ontheffing op grond van een provinciale of gemeentelijke verordening voor het bouwen of gebruiken van een woonboot geldt als een omgevingsvergunning voor het bouwen, brandveilig gebruik en/of planologisch strijdig gebruik.

12. De rechtbank stelt vast dat aan eiser niet op grond van een provinciale of gemeentelijke verordening een ontheffing is verleend, zodat eiser al om die reden niet voldoet aan de vereisten van artikel 8:2a, eerste lid, van de Wabo. De Keur is een verordening met regels die een waterschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken en derhalve geen gemeentelijke of provinciale verordening. Het beroep op de regeling in artikel 8:2a, eerste lid, van de Wabo slaagt dus niet.

13. Eiser voert aan dat een buurboot van eiser in 1981 een stroomaanvraag heeft gedaan en deze heeft gekregen, terwijl die boot pas in 2019 een officiële ligplaatsvergunning heeft gekregen bij het vervangen van de woonboot voor een andere. Ter zitting heeft eiser aangegeven hiermee een beroep op het gelijkheidsbeginsel te willen doen. Dat beroep slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet, omdat aan de buurboot een ligplaatsvergunning is verleend en deze ligplaats van deze buurboot ook positief is bestemd in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn de voor 'Water' aangewezen gronden mede bestemd voor één ligplaats ten behoeve van één woonschip, ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'. Niet in geschil is dat dit niet het vaartuig van eiser betreft. Van gelijke gevallen is dus geen sprake.

14. Alle andere door eiser genoemde feiten en omstandigheden zijn voor de beoordeling of verweerder in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor een walkast had moeten verlenen, niet relevant. Desgevraagd heeft eiser ter zitting aangegeven dat hij met het benoemen van die feiten en omstandigheden geen beroep beoogt te doen op het vertrouwensbeginsel.

15. Omdat het vaartuig van eiser in strijd met het bestemmingsplan zonder ligplaatsvergunning is afgemeerd en er geen zicht op legalisatie bestaat, heeft verweerder deze omstandigheid tezamen met het belang van bescherming van de ecologische en landschappelijke waarden van de oevers zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van eiser.

Conclusie

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht bestaat bij die uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van

mr. A.E. van Duinen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel