Rechtbank Amsterdam, 15-12-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:7270, 8687807
Rechtbank Amsterdam, 15-12-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:7270, 8687807
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 15 december 2020
- Datum publicatie
- 10 mei 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2020:7270
- Zaaknummer
- 8687807
Inhoudsindicatie
komt ex partner in aanmerking voor medehuurderschap ? Tussenvonnis
Uitspraak
vonnis
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8687807 CV EXPL 20-14178
vonnis van: 15 december 2020
fno.: 34906
I n z a k e
wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. A. Hashem Jawaheri
t e g e n
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Vesteda
gemachtigde: mr. H.W. van Yperen
- dagvaarding van 27 juli 2020, met producties- antwoord, met producties;- instructievonnis;- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 november 2020. [eiseres] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Voor Vesteda is mevrouw [medewerkster] (customer relations) verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] nadere stukken in het geding gebracht. De gemachtigden van partijen hebben de standpunten toegelicht, de gemachtigde van [eiseres] aan de hand van een pleitnota. Partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
[eiseres] heeft samen met [naam] gewoond in de woning aan de [adres] , hierna: de woning. [naam] huurt deze woning van Vesteda sinds januari 2016. Het huurcontract staat uitsluitend op zijn naam.
[eiseres] en [naam] zijn eerder getrouwd geweest. Zij zijn in 2009 gescheiden. Zij hebben van 2012 tot augustus 2019 weer samengewoond, laatstelijk vanaf 2016 in de woning van Vesteda. Zij hebben vier kinderen welke geboren zijn in 2004, 2008, 2012 en 2019.
Bij e-mail van 3 juli 2019 heeft Vesteda [eiseres] laten weten dat zij, onder verwijzing naar het betaalgedrag van [naam] , niet in aanmerking komt voor medehuurderschap in de zin van artikel 7:267 BW. Zodra de betalingen weer goed lopen kan zij opnieuw een verzoek indienen, aldus Vesteda.
[eiseres] heeft in verband met onderlinge problemen samen met haar kinderen de woning op sommatie van [naam] eind augustus 2019 verlaten. [naam] heeft vervolgens de sloten veranderd. [eiseres] woont sindsdien in bij haar moeder in een seniorenflat in [plaats] .
[naam] weigert medewerking te verlenen aan het doen van een gezamenlijk verzoek tot medehuurderschap. [eiseres] heeft tegen [naam] een kort geding aangespannen en afgifte van spullen gevorderd en daarnaast medewerking aan het doen van een verzoek aan Vesteda tot medehuurderschap. Bij vonnis van 10 maart 2020 heeft de kantonrechter beide vorderingen toegewezen. [naam] werd veroordeeld medewerking te verlenen aan het verkrijgen van medehuurderschap in de zin van artikel 7:267 BW voor [eiseres] met betrekking tot de woning bij verhuurder Vesteda, bij het uitblijven waarvan het vonnis als medewerking van [naam] diende te worden aangemerkt. Tegen het vonnis is hoger beroep aangetekend, in welk hoger beroep nog niet is beslist. De mondelinge behandeling zal plaatsvinden in december 2020.
Vesteda heeft kort nadien het verzoek tot medehuurderschap afgewezen omdat [eiseres] niet aan een aantal voorwaarden als bedoeld in artikel 7:267 BW voldeed. Zo zou [eiseres] geen hoofdverblijf in de woning meer hebben en voldeed zij daarnaast niet aan de voorwaarde van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Ten slotte achtte Vesteda niet bewezen dat [eiseres] voldoende financiële waarborgen bood.
Vordering
2. [eiseres] vordert dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden bepaald dat [eiseres] met ingang van de datum van dit vonnis althans met ingang van een door de kantonrechter te bepalen datum, medehuurder zal zijn van de woning, met veroordeling van Vesteda in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis.
3. Volgens [eiseres] voldoet zij aan alle voorwaarden die artikel 7:267 BW aan het medehuurderschap stelt. Bij het aangaan van de huurovereenkomst met Vesteda in 2016 verbleef zij noodgedwongen enige tijd in het ziekenhuis en dat is de enige reden waarom zij destijds niet als (tweede) huurder op de huurovereenkomst terecht is gekomen. Zij verblijft nu noodgedwongen buiten de betreffende woning, maar dit betekent niet dat zij haar hoofdverblijf heeft opgegeven. Ook is er sprake van een duurzame gemeenschappelijk huishouding. [eiseres] heeft in het verleden, net als toen zij met [naam] op een ander adres woonde, bijgedragen in de kosten van de huishouding en ook vaker de huur betaald. Zij heeft daarvan bewijsstukken overgelegd. Zij beschikt daarnaast over financiële reserves, gezien onder meer haar vermogen in Marokko. Zij wijst er tenslotte op dat zij in een noodsituatie verkeert. Zij woont in bij haar moeder. De seniorenflat is absoluut niet geschikt om daar met twee volwassenen en vier kinderen te wonen, terwijl deze situatie al sinds augustus 2019 bestaat.
4. Vesteda voert verweer. Zij acht [eiseres] niet ontvankelijk in haar verzoek, nu dit verzoek niet tevens namens [naam] is ingediend. Zij wijst erop dat artikel 7:267 lid 1 BW bepaalt dat een dergelijk verzoek gezamenlijk met de (hoofd-)huurder aan de rechter dient te worden gedaan. Vesteda wijst er verder op dat aan de voorwaarden voor medehuurderschap niet wordt voldaan en dat het verzoek dus ook op inhoudelijke gronden niet voor inwilliging in aanmerking komt.