Home

Rechtbank Amsterdam, 29-06-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:3155, AWB - 20 _ 3232

Rechtbank Amsterdam, 29-06-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:3155, AWB - 20 _ 3232

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
29 juni 2020
Datum publicatie
3 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2020:3155
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3232

Inhoudsindicatie

De gemeente moet een vrouw voorschotten voor een bijstandsuitkering betalen, omdat zij niet aanmerking komt voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers, het steunpakket voor zelfstandig ondernemers die door de coronacrisis in financiële nood verkeren.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 20/3232

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. S.S. Kisoentewari).

Procesverloop

Met het besluit van 28 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bijstandsaanvraag van verzoekster afgewezen.

Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2020. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

2. Verzoekster werkt als zelfstandig cateraar en heeft op 16 april 2020 een aanvraag om bijstand gedaan. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit afgewezen op de grond dat sprake is van een voorliggende voorziening. Verzoekster kan volgens verweerder namelijk aanspraak maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo).

3. Volgens verzoekster komt zij niet in aanmerking voor een uitkering op grond van Tozo omdat zij niet voldoet aan – een van – de voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen. Zij staat namelijk niet ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel (KvK).

4. Verweerder heeft dit op zitting niet betwist. Met partijen is vervolgens gesproken over de mogelijkheden voor verzoekster om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Tozo of de bijstand. Volgens verweerder kan verzoekster zich inschrijven in de KvK en alsnog een aanvraag doen voor een Tozo-uitkering, tweede fase. Tot die tijd komt verzoekster mogelijk in aanmerking voor een bijstandsuitkering. Dit hangt af van haar woon-en leefomstandigheden, aldus verweerder.

5. Omdat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat sprake was van een voorliggende voorziening die bijstandsverlening in de weg stond, kan het bestreden besluit met de huidige motivering in bezwaar geen stand houden. Bij de vraag of aan verzoekster een voorschot op een bijstandsuitkering moet worden verstrekt, dient een belangenafweging plaats te vinden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoekster bij het toekennen van een voorschot in afwachting van nader onderzoek in de bezwaarfase zwaarder weegt dan het belang van verweerder. Verzoekster heeft voldoende duidelijk gemaakt dat zij in elk geval enige aanvullende bijstand nodig heeft.

6. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de nog de te nemen beslissing op bezwaar en het verzoek tot voorschotverlening toe te wijzen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat verweerder met ingang van 8 juni 2020, de datum waarop verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend, een voorschot verleent aan verzoekster naar de voor haar geldende bijstandsnorm. Als echter na onderzoek van verweerder blijkt dat verzoekster, gelet op haar woon-en leefomstandigheden, geen recht op bijstand heeft, zal zij dit voorschot aan verweerder moeten terugbetalen.

7. Omdat het verzoek wordt toegewezen zal de voorzieningenrechter verweerder veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten worden onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Tevens dient verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;

- schorst het bestreden besluit van 28 april 2020 tot zes weken na de beslissing op bezwaar;

- bepaalt dat verweerder verzoekster met ingang van 8 juni 2020 voorschotten verleent naar de voor haar geldende bijstandsnorm tot zes weken na de datum van de bekendmaking van het besluit op bezwaar;

- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 48,-, vergoedt;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1050,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Niekel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2020.

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel