Home

Rechtbank Amsterdam, 21-11-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:8297, C/13/640050 / HA ZA 17-1334

Rechtbank Amsterdam, 21-11-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:8297, C/13/640050 / HA ZA 17-1334

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
21 november 2018
Datum publicatie
11 december 2018
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2018:8297
Zaaknummer
C/13/640050 / HA ZA 17-1334

Inhoudsindicatie

Schadestaatprocedure na vastgestelde schending zorgplicht van de bank bij aangaan van renteswaps.

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/640050 / HA ZA 17-1334

Vonnis van 21 november 2018 (bij vervroeging)

in de zaak van

[naam maatschap],

gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseres,

advocaat mr. H.J. Bos te Amsterdam,

tegen

naamloze vennootschap

ABN AMRO BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [naam maatschap] en de Bank genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Tussen partijen is op 1 februari 2017 door deze rechtbank een vonnis gewezen waarbij is verwezen naar de schadestaatprocedure.

1.2.

Het verloop van deze schadestaatprocedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 18 juli 2018, waarin een comparitie van partijen is bepaald,

-

het proces-verbaal van de comparitie van 10 oktober 2018 en de daarin genoemde spreekaantekeningen,

-

de fax van 18 oktober 2018 van de zijde van de Bank met opmerkingen op het proces-verbaal.

1.3.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[naam maatschap] exploiteert een melkveebedrijf. Zij heeft lange tijd een financieringsrelatie gehad met de Bank.

2.2.

Op 24 oktober 2015 heeft [naam maatschap] bij de Bank een 15-jarige Euriborlening van € 1.350.000,- afgesloten. Op 10 oktober 2005 heeft zij bij de Bank ook een renteswap afgesloten voor een hoofdsom van € 600.000,-, met een looptijd van 10 jaar, een vaste rente van 3,5% en een variabele rente van 1-maands Euribor (hierna: Swap 1).

2.3.

Partijen hebben op 30 november 2016, onder meer, een nieuwe 10-jarige Euriborlening van € 1.725.000,- afgesloten (hierna: de 10-jarige lening). De rente bedroeg 1-maands Euribor plus een individuele opslag van 0,6% per jaar. De 15-jarige Euriborlening is met deze nieuwe lening afgelost. Op 18 oktober 2006 heeft [naam maatschap] bij de Bank een tweede renteswap afgesloten voor een hoofdsom van € 1.400.000,-, met een looptijd van 10 jaar ingaande op 2 januari 2007, een vaste rente van 3,9% en een variabele rente van 1-maands Euribor (hierna: Swap 2). Tegelijk met het aangaan van Swap 2 is Swap 1 met een positieve marktwaarde afgewikkeld.

2.4.

Vanaf begin 2007 tot november 2008 is de rente gestegen en vanaf 1 juni 2007 tot november 2008 lag het 1-maands Euribortarief boven de vaste rente onder Swap 2. Daarna is het 1-maands Euribortarief gezakt tot onder de vaste rente van Swap 2.

2.5.

Op 28 november 2007 heeft [naam maatschap], onder meer, een 2-jarige Euriborlening van € 1.200.000,- bij de Bank afgesloten (hierna: de 2-jarige lening). Deze lening was bestemd voor de financiering van de bouw van een stal en de aankoop van melkquotum. De rente bedroeg 1-maands Euribor plus een individuele opslag van 0,6% per jaar. Op 11 december 2007 heeft [naam maatschap] bij de Bank een derde renteswap afgesloten voor een hoofdsom van € 1.200.000,-, met een looptijd van 10 jaar ingaande op 1 oktober 2008, een vaste rente van 4,89% en een variabele rente van 1-maands Euribor (hierna: Swap 3).

2.6.

Vervolgens hebben partijen op 2 april 2009 een nieuwe 5-jarige Euriborlening van € 3.224.000,- afgesloten met een variabele rente van 1-maands Euribor plus een individuele opslag van 0,6% per jaar (hierna: de 5-jarige lening). Met deze lening zijn de 10-jarige lening en de 2-jarige lening afgelost.

2.7.

Bij brief van 1 oktober 2012 heeft de Bank de kredietopslag over de 5-jarige lening verhoogd van 0,6% naar 2,5%. [naam maatschap] heeft als gevolg van de ophoging een bedrag van € 100.150,- aan extra kredietopslag betaald aan de Bank.

2.8.

In september 2014 is de kredietrelatie tussen partijen beëindigd en is [naam maatschap] overgestapt naar een andere bank. Swap 2 en 3 zijn daarbij afgewikkeld en [naam maatschap] heeft de negatieve marktwaarde van deze swaps (respectievelijk € 130.500,- en € 239.500,-) aan de Bank vergoed.

2.9.

[naam maatschap] heeft in totaal onder Swap 2 een nettobedrag van € 391.681,67 aan rente en negatieve marktwaarde aan de Bank betaald. Onder Swap 3 was dat € 537.232,67.

2.10.

In 2016 heeft [naam maatschap] bij deze rechtbank een procedure aanhangig gemaakt waarin zij - kort gezegd - aanspraak maakte op schadevergoeding als gevolg van onjuiste advisering door de Bank over de renteswaps en de kredietopslag. Bij het vonnis van 1 februari 2017 (hierna: het vonnis van 2017) heeft deze rechtbank - samengevat - geoordeeld dat de Bank aan [naam maatschap] de extra betaalde rente als gevolg van de verhoging van de kredietopslag en de schade die [naam maatschap] heeft geleden doordat [naam maatschap] (i) onvoldoende volledig, juist en begrijpelijk is geïnformeerd over de kenmerken en risico’s van een renteswap en met name de risico’s verbonden aan een tussentijdse beëindiging daarvan en (ii) niet is gewaarschuwd voor het risico dat was verbonden aan het verschil in looptijd tussen Swap 3 en de onderliggende leningen(en), dient te vergoeden.

2.11.

Tegen het vonnis van 2017 is geen hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil

3.1.

[naam maatschap] vordert samengevat - bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van de Bank tot:

I. vergoeding van de door [naam maatschap] geleden schade in het kader van de onrechtmatige opslagverhogingen van € 100.150,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van algehele voldoening,

II. vergoeding van de door [naam maatschap] geleden schade met betrekking tot Swap 2 van € 364.188,67, althans € 391.681,67, althans € 273.181,98, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van algehele voldoening,

III. vergoeding van de door [naam maatschap] geleden schade met betrekking tot Swap 3 van € 454.984,47, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van algehele voldoening,

IV. vergoeding van de door [naam maatschap] geleden schade als gevolg van het uitblijven van de uitbreiding van de financiering van € 530.700,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van algehele voldoening,

V. betaling aan [naam maatschap] van de proceskosten.

3.2.

[naam maatschap] legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Om te beginnen dienen - zoals in het vonnis van 2017 reeds is bepaald - de sinds 1 oktober 2012 teveel in rekening gebrachte kredietopslagen van € 100.150,- te worden vergoed.

Daarnaast dienen de bedragen die [naam maatschap] onder Swap 2 en 3 niet of minder betaald zou hebben indien de Bank wel aan de door haar geschonden zorgplicht had voldaan aan haar vergoed te worden.

3.2.1.

Met betrekking tot Swap 2 volgt uit het vonnis van 2017 dat de Bank haar zorgplicht heeft geschonden, omdat de Bank heeft nagelaten afdoende te waarschuwen voor de risico’s en mogelijke gevolgen van het voortijdig aflossen van de 10-jarige lening, meer in het bijzonder het risico van de verplichting om de renteswap dan ook voortijdig te beëindigen waardoor een negatieve marktwaarde vergoed moet worden. Indien de Bank haar wel zou hebben gewaarschuwd voor het risico van een voortijdige beëindiging, dan had zij Swap 2 niet afgesloten. Het was namelijk waarschijnlijk dat het risico van voortijdige aflossing van de 10-jarige lening zich zou gaan verwezenlijken, omdat zij toen al uitbreidingsplannen had voor het bedrijf (inclusief een daarbij horende herfinanciering). Het meest aannemelijke alternatieve scenario was dan geweest dat zij een rentecap had afgesloten. Een rentecap geeft immers ook bescherming tegen rentestijgingen, maar leidt niet tot een vergoeding van een negatieve marktwaarde. De schade bestaat in dat scenario uit de onder Swap 2 betaalde nettobedragen minus de kosten voor een rentecap (€ 27.500,-). Indien zij geen rentecap had afgesloten, dan had zij voor een volledig variabele rente gekozen en dus geen rentederivaat afgesloten. De schade is in dat geval gelijk aan het totale nettobedrag dat zij onder Swap 2 aan de Bank heeft betaald. Voor zover de voorgaande twee scenario’s niet aannemelijk worden geacht, dan zou zij een 5-jarige renteswap hebben afgesloten, omdat het risico van de voortijdige beëindiging daarmee in ieder geval zou worden gematigd. De schade bestaat in het derde scenario uit het verschil tussen het nettobedrag dat zij onder een 5-jarige swap zou hebben betaald (€ 118.499,69) en het nettobedrag dat zij onder Swap 2 heeft betaald.

3.2.2.

Ten aanzien van Swap 3 is verder nog bepaald dat de Bank haar zorgplicht heeft geschonden, omdat de Bank niet heeft gewaarschuwd voor de risico’s van een “mismatch” tussen de looptijd van de 2-jarige lening en de looptijd van Swap 3. Swap 3 was daardoor een niet passend product. Indien de Bank haar wel had gewaarschuwd voor de risico’s van de mismatch, dan had zij gekozen voor een 2-jarige renteswap. Onder een 2-jarige renteswap zou een vaste rente van 4,61% verschuldigd zijn geweest. De schade bestaat dan uit het verschil tussen het nettobedrag dat zij in totaal onder een 2-jarige renteswap zou hebben betaald (€ 82.248,20) en het nettobedrag dat zij onder Swap 3 heeft betaald.

3.2.3.

Tot slot heeft [naam maatschap] ook nog € 579.300,- aan overige schade geleden. De Bank heeft als gevolg van de vaste rentelasten onder Swap 2 en 3 eind 2013 het verzoek om aanvullende financiering geweigerd, waardoor de nieuwe stal niet voor 100% benut kon worden. Als gevolg daarvan waren op 2 juli 2015 in totaal 61 koeien minder dan begroot binnen het bedrijf aanwezig. [naam maatschap] heeft hierdoor voor 61 koeien minder fosfaatrechten toebedeeld gekregen (61 x 6.000,- = € 366.000,-) en is op 61 koeien betrekking hebbende inkomsten misgelopen (€ 213.300,-).

3.3.

De Bank voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing