Home

Rechtbank Amsterdam, 27-01-2010, BL0912, 950230 DX EXPL 08-2150

Rechtbank Amsterdam, 27-01-2010, BL0912, 950230 DX EXPL 08-2150

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
27 januari 2010
Datum publicatie
29 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2010:BL0912
Zaaknummer
950230 DX EXPL 08-2150

Inhoudsindicatie

effectenlease-overeenkomst; schending zorgplicht; schade; voordeelstoerekening; eigen schuld; onaanvaardbare last; verlenging

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Kanton

Locatie Amsterdam

zaak- en rolnummer: 950230 DX EXPL 08-2150

vonnis van: 27 januari 2010

f.no.: 605

Vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser in conventie,

gedaagde in reconventie,

nader te noemen: [eiser],

gemachtigde: mr. R.H.J.M. Silvertand,

t e g e n

de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

nader te noemen: Dexia,

gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 7 april 2008, met producties;

- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie van Dexia, met producties;

Bij tussenvonnis van 9 juli 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 5 november 2008. Ter comparitie zijn verschenen [eiser] in persoon, bijgestaan door mr. Silvertand voornoemd en van de zijde van Dexia de heer [naam 1], bijgestaan door mr. P. Boeken. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eiser] per fax van 16 juli 2008 en door Dexia per fax van 29 oktober 2008 aanvullende stukken ingediend, welke thans tot de processtukken behoren.

Bij rolmededeling van 26 november 2008 zijn alle bij de rechtbank aanhangige effectenlease-zaken, waaronder de onderhavige, aangehouden in afwachting van arresten van de Hoge Raad waarin rechtsvragen zouden worden beantwoord die partijen in effectenlease-zaken verdeeld houden. Op 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad een drietal arresten gewezen, waarin hij op deze rechtsvragen een antwoord heeft gegeven.

Bij rolmededeling van 22 juli 2009 is de zaak verwezen naar de rol van 12 augustus 2009 voor uitlating doorhaling dan wel voortprocederen, waarop [eiser] te kennen heeft gegeven te willen voortprocederen.

Vervolgens zijn ingediend:

- de nadere conclusie naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad, tevens conclusie van repliek van [eiser], met één productie;

- de nadere conclusie, tevens conclusie van dupliek van Dexia, met producties.

Daarop is vonnis bepaald op heden.

De rechter die de zaak ter comparitie heeft behandeld, is om organisatorische redenen niet in staat om dit vonnis te wijzen en uit te spreken.

Gronden van de beslissing

1. De feiten

In conventie en in reconventie

Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:

1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.

1.2. [eiser] heeft de volgende overeenkomst tot effectenlease (hierna: de lease-overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:

Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Maandtermijn

74216883 08-07-1999 WinstVerDrie-dubbelaar € 47.097,53 36 mnd. € 226,89

74216883 09-07-2002 verlenging € 47.104,62 36 mnd. € 227,09

1.3. De eerste betaling door [eiser] aan Dexia op grond van de lease-overeenkomst vond plaats op 28 juli 1999. In totaal heeft [eiser] op grond van de lease-overeenkomst (en de verlenging) € 16.116,19 aan maandtermijnen aan Dexia betaald en € 2.800,37 aan dividenden en andere voordelen ontvangen.

1.4. Dexia heeft per 7 juli 2005 met betrekking tot de lease-overeenkomst een eindafrekening opgesteld. Deze eindafrekening zag er, voor zover van belang, als volgt uit:

Eindafrekening:

Waarde aandelen € 25.870,32

Eerste aflossingstermijn (af) 45,38

Restant hoofdsom (af) 38.884,00

Inhaalincasso’s (af) 227,09

Subtotaal (af) 39.156,47

Nog te voldoen € 13.286,15

Na voldoening door [eiser] van € 100,- en verrekening van een bedrag van € 453,25 wegens verrekende dividenden staat van deze eindafrekening thans nog een bedrag van € 12.732,90 open.

1.5. Ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst was de inkomens- en vermogenspositie van [eiser] als volgt:

Leeftijd 52 jaar

Gezinssamenstelling 1 volwassene

Netto maandinkomen € 1.790,-

Netto woonlast per maand Niet bekend

In aanmerking te nemen vermogen Geen

Verplichtingen uit eerdere lease-overeenkomstenGeen

Rente- en aflossing van andere leningen Geen

2. Het geschil in conventie en in reconventie

2.1. [eiser] vordert op gronden als vermeld in de processtukken dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Dexia veroordeelt tot betaling van € 4.527,18, althans enig ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de betaling, 7 juli 2002, tot aan de dag van algehele voldoening door Dexia. Voorts vordert [eiser] dat de kantonrechter Dexia beveelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eiser] bij het BKR te Tiel blijvend wordt verwijderd, gestaakt of gewijzigd ten gunste van [eiser], zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiser] dat de kantonrechter Dexia veroordeelt tot betaling van de proceskosten.

2.2. [eiser] heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat Dexia de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden en dat zij daarom 60% van het door [eiser] op de lease-overeenkomst geleden verlies aan hem dient te vergoeden.

2.3. Dexia heeft de vorderingen en de grondslag daarvan bestreden op gronden die, voor zover van belang, hierna aan de orde zullen komen. In reconventie vordert Dexia betaling van de restschuld uit de lease-overeenkomst ten bedrage van € 12.732,90, te vermeerderen met de contractuele, althans de wettelijke rente, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

3. Beoordeling van de vorderingen in conventie

Zorgplicht, causaal verband en eigen schuld

3.1. In zijn arrest van 5 juni 2009 (LJN: BH 2815) heeft de Hoge Raad uitgangspunten en een beoordelingskader geformuleerd wat betreft de volgende vragen:

(i) heeft Dexia de op haar rustende bijzondere zorgplicht geschonden?

(ii) zo ja, in hoeverre bestaat er causaal verband (als bedoeld in artikel 6:162 BW) tussen deze onrechtmatige daad van Dexia en de door [eiser] geleden schade?

(iii) welk deel van deze schade moet op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) voor rekening van [eiser] blijven?

In een viertal op 1 december 2009 uitgesproken arresten heeft het Amsterdamse hof deze uitgangspunten en dit beoordelingskader van een nadere invulling voorzien (zie LJN BK4978, LJN BK4981, LJN BK4982 en LJN BK4983). De kantonrechter neemt de in deze rechtspraak neergelegde overwegingen en beslissingen tot leidraad voor de verdere beoordeling van het voorliggende geschil. Dit betekent voor de onderhavige zaak het volgende.

3.2. Op Dexia rust als professionele dienstverlener jegens haar wederpartij als particuliere belegger met wie zij voornemens is een overeenkomst tot effectenlease aan te gaan een uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortkomende bijzondere zorgplicht. Deze bijzondere zorgplicht strekt ertoe particuliere wederpartijen te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtzinnigheid of gebrek aan inzicht. Deze bijzondere zorgplicht is tweeledig en brengt allereerst mee dat Dexia degene met wie zij een overeenkomst tot effectenlease aangaat tevoren indringend in duidelijke en niet mis te verstane bewoordingen moet waarschuwen voor het bijzondere, aan het risicovolle en complexe effectenlease-product verbonden, gevaar van een restschuld bij (tussentijdse) beëindiging van de overeenkomst (de waarschuwings¬plicht). Gelet op de ratio van de waarschuwingsplicht moet onder ‘restschuld’ worden verstaan het verschil tussen (het restant van) de hoofdsom en de waarde van de geleaste effecten bij verkoop op het moment van beëindiging van de lease-overeenkomst, vermeerderd met hetgeen eventueel overigens is verschuldigd wegens (voortijdige) beëindiging. Tevens brengt de bijzondere zorgplicht mee dat Dexia voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomst onderzoek moet doen naar de inkomens- en vermogenspositie van haar wederpartij, ten einde zich er rekenschap van te geven dat deze over voldoende bestedingsruimte beschikt om naar redelijke verwachting aan zijn betalingsverplichtingen uit de overeenkomst te kunnen voldoen (de onderzoeksplicht).

3.3. Op grond van hetgeen hieromtrent uit de gedingstukken en de stellingen van partijen blijkt, stelt de kantonrechter vast dat Dexia ook jegens [eiser] de waarschuwingsplicht en de onderzoeksplicht heeft geschonden. Nu de waarschuwingsplicht erop is gericht [eiser] te behoeden voor het lichtvaardig aangaan van de lease-overeenkomst, moet het ervoor worden gehouden dat [eiser] de lease-overeenkomst niet zou hebben afgesloten als Dexia wel aan haar waarschuwingsplicht had voldaan. Dexia heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. Dit betekent dat ervan kan worden uitgegaan dat er causaal verband (in de zin van condicio sine qua non verband als bedoeld in artikel 6:162 BW) bestaat tussen de schending van de waarschuwingsplicht en het aangaan van de lease-overeenkomst. Dit betekent tevens dat niet alleen de restschuld, maar ook de op grond van de lease-overeenkomst betaalde rente en eventuele periodieke aflossingen worden aangemerkt als schade ten gevolge van deze onrechtmatige daad van Dexia. Deze schade kan ook aan Dexia worden toegerekend als schade die het gevolg is van schending van de waarschuwingsplicht (zoals bedoeld in artikel 6:98 BW), nu Dexia geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden.

3.4. Op de schade die Dexia aldus – behoudens eigen schuld (zie hierna) – dient te vergoeden dient ingevolge artikel 6:100 BW (verrekening van voordeel) in mindering te worden gebracht het voordeel dat [eiser] ingevolge de lease-overeenkomst heeft genoten, zoals aan [eiser] betaalde of toekomende dividenden.

3.5. Vervolgens moet worden beoordeeld in hoeverre de door [eiser] geleden schade op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) als door hemzelf veroorzaakt voor zijn rekening moet blijven.

3.6. Wat betreft de verschuldigde maandelijkse termijnen (rente en eventuele aflossingen) geldt het volgende. Indien nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomst naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op [eiser] zou hebben gelegd was Dexia gehouden het aangaan van de lease-overeenkomst te ontraden. Dit betekent dat in dat geval ook een deel van de schade bestaande uit verschuldigde maandelijkse termijnen voor vergoeding in aanmerking komt. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat van deze (na verrekening van voordeel resterende) schade in beginsel 1/3 deel vanwege eigen schuld voor rekening van [eiser] behoort te blijven. De kantonrechter gaat hierbij uit van de tot het moment van beëindiging ‘verschuldigde’ termijnen omdat het voor de vaststelling van de hoogte van de schade niet uitmaakt of een verschuldigd bedrag reeds is betaald of niet. Verschuldigde maar onbetaald gebleven termijnen blijven immers opeisbaar.

3.7. Indien nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht daarentegen niet zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomst naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op [eiser] zou hebben gelegd, was Dexia niet gehouden het aangaan van de lease-overeenkomst te ontraden. In een dergelijk geval moet de schade wat betreft de verschuldigde maandelijkse termijnen geheel voor rekening van [eiser] blijven. In die situatie kan die schade immers geheel worden toegeschreven aan de omstandigheid dat [eiser] de lease-overeenkomst is aangegaan terwijl hij wist of behoorde te weten dat met geleend geld werd belegd (zie Hoge Raad 5 juni 2009, LJN: BH 2815, r.ov. 5.6.3).

3.8. Thans moet worden vastgesteld of de lease-overeenkomst een onaanvaardbare financiële last voor [eiser] met zich bracht. Op grond van de berekening zoals weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage I is de kantonrechter van oordeel dat nakoming van de onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat de lease-overeenkomst een onaanvaardbare financiële last op [eiser] zou leggen. Deze berekening is gebaseerd op hetgeen het Amsterdamse hof dienaangaande in zijn arresten van 1 december 2009 heeft overwogen. De kantonrechter heeft daarbij, in navolging van het Amsterdamse hof, in aanmerking genomen de zogenoemde “Nibud-basisnorm” (Y) en het door Nibud gehanteerde basisbedrag met betrekking tot de (netto) woonlasten, behorende bij de gezinssamenstelling van [eiser] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst. Voor de normbedragen die het Nibud met betrekking tot de verschillende gezinssituaties door de jaren heen heeft gepubliceerd verwijst de kantonrechter naar: www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/Amsterdam/Actualiteiten/Basis+en+woonlastnormen.htm.

Omdat [eiser] geen gegevens omtrent zijn maandelijkse woonlasten heeft overgelegd, is de kantonrechter ervan uitgegaan dat deze het Nibud basisbedrag voor woonlasten niet overschrijden. Bij de berekening is voorts uitgegaan van de Nibud-basisnorm voor een alleenstaande, omdat [eiser] geen inwonende kinderen had. Weliswaar heeft [eiser] gesteld dat hij de studie van zijn twee dochters betaalde, maar in hoeverre deze financiële verplichting meegenomen zou moeten worden, kan in het midden worden gelaten, nu volgens bijlage I ook zonder dat hiermee rekening wordt gehouden sprake is van een onaanvaardbare last. Ten slotte geldt dat in bijlage I is uitgegaan van een looptijd van 36 maanden. Weliswaar heeft [eiser] de lease-overeenkomst na deze 36 maanden met 36 maanden verlengd, maar er moet vanuit worden gegaan dat partijen bij aanvang van de overeenkomst een looptijd van 36 maanden beoogden. Nu [eiser] nooit tot verlenging van de overeenkomst zou zijn overgegaan als hij de oorspronkelijke lease-overeenkomst niet had gesloten, staat de schade die [eiser] heeft geleden in verband met de verlenging ook in causaal verband tot de schending van de zorgplicht door Dexia bij het aangaan van de oorspronkelijke overeenkomst.

3.9. Ten aanzien van de restschuld stelt de stelt de kantonrechter voorop dat uit de lease-overeenkomst voldoende duidelijk kenbaar was dat een geldlening werd verstrekt, dat het geleende geld werd belegd in effecten, dat [eiser] over het geleende bedrag rente was verschuldigd en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald ongeacht de verkoopopbrengst van de effecten. Op de gronden zoals door de Hoge Raad en het Amsterdamse hof is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat hieruit volgt dat wat betreft de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit restschuld ook in beginsel 1/3 deel daarvan vanwege eigen schuld voor rekening van [eiser] behoort te blijven.

3.10. Van omstandigheden die meebrengen dat de billijkheid een andere verdeling van de schade eist dan uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, is niet gebleken. De door [eiser] aangevoerde omstandigheden zijn in de verdeling van de schade waarbij het tekortschieten van Dexia zwaarder is gewogen dan de eigen schuld van [eiser], reeds verdisconteerd.

3.11. Al het voorgaande betekent dat, na verrekening van voordeel, zowel de uit de restschuld bestaande schade als ook de uit de maandelijkse termijnen bestaande schade voor 1/3 voor rekening van [eiser] moet blijven. Onder verwijzing naar de berekening als weergegeven in bijlage II bij dit vonnis, brengt het voorgaande mee dat Dexia € 8.575,48 als schadevergoeding aan [eiser] dient te betalen.

Wettelijke rente

3.12. Dexia is over de door haar te betalen schadevergoeding wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat zij dienaangaande in verzuim is. Ingevolge artikel 6:83 aanhef en onder b BW treedt verzuim ter zake van een schadevergoedingsplicht als de onderhavige van rechtswege in als zij niet terstond wordt nagekomen. Het verzuim kan echter pas intreden op het moment dat een opeisbare verbintenis tot schadevergoeding is ontstaan. In dit geval kon pas worden vastgesteld dat schade was geleden op het moment van beëindiging van de lease-overeenkomst, zodat Dexia op de dag van de eindafrekening in verzuim is geraakt en dus vanaf die datum wettelijke rente is verschuldigd.

Proceskosten

3.13. Dexia wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie.

In reconventie

3.14. Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de maandtermijnen voor 1/3 deel voor rekening van [eiser] komen. Dit betekent dat hij ook het bedrag aan achterstallige termijnen op de eindafrekening voor 1/3 deel aan Dexia zal moeten betalen. Ten aanzien van het resterende door Dexia gevorderde bedrag geldt, zoals in conventie is overwogen, dat Dexia 2/3 deel van de schade bestaande uit restschuld aan [eiser] moet vergoeden. Onder verwijzing naar de berekening als weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II, betekent het voorgaande dat [eiser] in reconventie nog een bedrag van € 3.875,02 aan Dexia zal moeten betalen. De vordering tot betaling van wettelijke rente over dit bedrag wordt afgewezen nu niet is gesteld of gebleken met ingang van welke datum [eiser] in verzuim is geraakt.

In conventie en in reconventie

BKR registratie

3.15. De vordering met betrekking tot de BKR-registratie wordt afgewezen omdat [eiser] ingevolge dit vonnis nog betalingsverplichtingen jegens Dexia heeft.

Proceskosten

3.16. Dexia zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij ook worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie.

3.17. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.

4. Beslissing

De kantonrechter:

In conventie

I. veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 8.575,48, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;

II. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op:

- voor verschuldigd griffierecht € 201,-

- voor het exploot van dagvaarding € 85,44

- voor salaris van gemachtigde € 750,-

In totaal: € 1.036,44

III. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

IV. wijst het meer of anders gevorderde af;

In reconventie

V. veroordeelt [eiser] om aan Dexia te betalen een bedrag van € 3.875,02;

VI. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op € 175,- aan salaris gemachtigde;

VII. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

VIII. wijst het meer of anders gevorderde af.

Aldus gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

De griffier

De kantonrechter

Bijlage I

Beoordeling (on)aanvaardbaar zware last

samenstelling huishouden alleenstaande

Y. nibudbasisnorm 544,08

X. netto maandinkomen incl 1.790,92

vermogen 0,00

V. vermogen per maand 0,00

netto woonlasten 153,83

norm woonlast Nibud 153,83

W. Woonlasten boven Nibud 0,00

leasesom 47.097,53

looptijd in maanden 36

A. verplichting leaseovereenkomst 1.308,26

B. verpl. eerdere leaseovereenk 0,00

C. verpl. eerdere overig krediet 0,00

besteedbaar inkomen

X + V - W - A - B - C 482,66

bestedingsnorm

Y + (0,1xY) + 0,15x(X-Y) 785,51

SLOTSOM onaanvaardbare last

maximale woonlast -149,03

Bijlage II

Berekening schade, voordeelstoerekening, verdeling restschuld

Afnemer [eiser]

Contractnummer 74216883

Rolnummer: DX 08-2150

reconventionele vordering ingesteld ja

A. Betaalde leasetermijnen 16.116,19

saldo eindafrekening 13.286,15

af: achterstallige termijnen 227,09

B. in aanmerking te nemen restschuld 13.059,06

totale schade exclusief voordeelstoerekening 29.402,34

af: batig saldo voorgaande lease-overeenkomsten 0,00

af: uitgekeerde dividenden c.a. 2.800,37

af: verrekende dividenden c.a. 453,25

C. totale schade minus voordeel 26.148,72

schade m.b.t. betaalde termijnen minus voordeel 12.862,57

eigen schuld afnemer 33,33%

D. door Dexia te dragen schade m.b.t. betaalde termijnen 8.575,48

schade m.b.t. achterstallige termijnen minus voordeel 227,09

eigen schuld afnemer 33,33%

E. door Dexia te dragen schade m.b.t. achterstallige termijnen 151,40

schade wat betreft restschuld minus voordeel 13.059,06

eigen schuld afnemer 33,33%

F. door Dexia te dragen schade m.b.t. restschuld 8.706,48

door afnemer volgens eindafrekening verschuldigd 13.286,15

af: door Dexia te dragen schade m.b.t. restschuld (F) 8.706,48

af: door Dexia te dragen schade m.b.t. achterstallige termijnen (E) 151,40

af: verrekende dividenden c.a. 453,25

af: door afnemer reeds betaald 100,00

G. door afnemer te betalen: 3.875,02