Home

Rechtbank Amsterdam, 14-05-2008, BD5714, 383338

Rechtbank Amsterdam, 14-05-2008, BD5714, 383338

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
14 mei 2008
Datum publicatie
30 juni 2008
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2008:BD5714
Zaaknummer
383338

Inhoudsindicatie

verklaringsprocedure ex artikel 477a, lid 2 Rv

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 383338 / HA ZA 07-3018

Vonnis van 14 mei 2008

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ASBEST VERWIJDERING BEEKMANS B.V.,

gevestigd te Veghel,

eiseres,

procureur mr. P.C. Veerman,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BEHEERMAATSCHAPPIJ WED. G.THIJSSENS & ZONEN B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

procureur mr. C.F. van der Vlis.

Partijen zullen hierna Beekmans en Thijssens genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 7 augustus 2007 met producties;

- de conclusie van antwoord met producties;

- het tussenvonnis van 9 januari 2008 houdende bepaling comparitie;

- het proces-verbaal van comparitie van 25 april 2008.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Bij vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2007 is FHB Vastgoed B.V. (FHB), zustervennootschap van Thijssens, in de hoofdzaak veroordeeld om aan Beekmans te betalen EUR 52.555,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over EUR 29.155,00 vanaf 21 februari 2005 tot de dag van betaling en met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over EUR 23.400,00 vanaf 1 juni 2005 tot de dag van betaling. Voorts is FHB veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Beekmans begroot op EUR 3.014,93.

2.1.1. In de vrijwaringzaak tussen FHB en A heeft de rechtbank onder 4.3 overwogen:

“De rechtbank stelt vast dat Thijssens A ook in rechte heeft aangesproken tot vergoeding aan haar van het bedrag dat FHB aan Beekmans verschuldigd zal blijken te zijn. Thijssens heeft A daartoe voor de Rechtbank ’s-Hertogenbosch gedagvaard. Bij tussenvonnis van 10 januari 2007 heeft de Rechtbank ’s-Hertogenbosch – overeenkomstig de stellingen van Thijssens – beslist dat A, door de reparatie van het dak niet af te wikkelen met Beekmans en de golfplaten evenmin te betalen, is tekort geschoten in de nakoming van de tussen Thijssens en A overeengekomen verplichtingen, zoals neergelegd in de koopovereenkomst en de akte van levering betreffende de bedrijfshallen. Ter bepaling van de schade die Thijssens daardoor heeft geleden, heeft de Rechtbank ’s-Hertogenbosch Thijssens in de gelegenheid gesteld het eindvonnis van de Rechtbank Amsterdam in de hierboven besproken hoofdzaak – de zaak tussen Beekmans en FHB – in het geding te brengen. De Rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft in dit verband in haar tussenvonnis vastgesteld dat ter comparitie onweersproken is verklaard dat wanneer FHB in die hoofdzaak wordt veroordeeld om aan Beekmans enig bedrag te betalen, FHB dat bedrag zal verhalen op Thijssens, nu FHB ten behoeve van Thijssens heeft gehandeld bij het geven van de reparatieopdracht aan Beekmans.”

2.1.2. Uit hoofde van voornoemd vonnis heeft Beekmans op 7 juni 2007 onder Thijssens derdenbeslag doen leggen ten laste van FHB.

2.1.3. B, directeur van Thijssens en adviseur van FHB, heeft namens Thijssens op 8 juni 2007 een verklaring als bedoeld in artikel 476a Rv afgelegd, inhoudende voor zover hier van belang: “(…) dat er tussen ondergetekende en de schuldenaar geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen. (…).”

2.1.4. Een akte van verkoop en cessie van een vordering d.d. 17 juli 2007 houdt, voor zover hier van belang, het navolgende in:

“ De ondergetekende:

(…)Thijssens

en

(…) FHB

In aanmerking nemende dat

- Thijssens eigenaresse is geweest van een perceel staande en gelegen aan de … te …;

- Thijssens dit perceel heeft verkocht aan de heer A (…), hierna te noemen A;

- Thijssens in de akte van overdracht heeft bedongen dat A de reeds geleverde golfplaten zou betalen welke golfplaten waren geleverd door Beekmans Asbestverwijdering ter vervanging van de golfplaten op het dak van het verkochte perceel;

- Dat A niet aan de voor hem uit de akte van levering voortvloeiende verplichting heeft voldaan en Thijssens een rechtsvordering heeft ingesteld bij de Rechtbank te Den Bosch tegen A tot betaling van alle schade welke mogelijkerwijs voor Thijssens uit de wanprestatie door A kunnen voortvloeien;

- Dat Beekmans Asbestverwijderaar FHB heeft aangesproken tot nakoming van de overeenkomst tot vervanging van de golfplaten op het dak en dat FHB door de Rechtbank Amsterdam is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 64.188,02 inclusief een bedrag ad € 113,00 nasalaris procureur aan Beekmans te vermeerderen met de wettelijke rente.

- Dat Thijssens al haar mogelijke vorderingsrechten van Thijssens op A verkoopt en in eigendom overdraagt, gelijk FHB de mogelijke vorderingsrechten van Thijssens op A koopt en zich in eigendom laat overdragen, waartoe partijen

verklaren te zijn overeengekomen als volgt:

(…)

- FHB met de thans overgedragen vordering aan haar verplichtingen jegens Beekmans zal voldoen.

(…)”

2.1.5. Een vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 12 december 2007 in de zaak tussen Thijssens als eiseres en A als gedaagde, houdt – voor zover hier van belang het volgende in.

“(…)

2.2. In verband met de stelling van Thijssens B.V. dat de schade die zij door de tekortkoming van A lijdt, overeenkomt met het bedrag dat FHB Vastgoed B.V., in geval van veroordeling tot betaling van enig bedrag aan Asbestverwijdering Beekmans B.V. in de procedure tussen FHB Vastgoed B.V. en Asbestverwijdering Beekmans B.V., van Thijssens B.V. zal vorderen, inclusief de ter zake gemaakte kosten, is de onderhavige zaak in afwachting van de uitkomst van de hiervoor bedoelde procedure naar de parkeerrol verwezen. De rechtbank heeft Thijssens B.V. in de gelegenheid gesteld het eindvonnis in de procedure tussen FHB Vastgoed B.V. en Asbestverwijdering Beekmans B.V. in het geding te brengen.

2.3. Thijssens B.V. heeft het eindvonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 18 april 2007 in het geding gebracht. (…)

2.5. Thans staat vast dat FHB Vastgoed B.V. het bedrag van EUR 64.143,24 moet betalen. Voorts staat gelet op hetgeen de rechtbank in het tussenvonnis van 10 januari 2007 in r.o. 2.1.8. heeft overwogen vast, dat FHB Vastgoed B.V. voormeld bedrag op Thijssens B.V. zal verhalen.

2.6. Indachtig het standpunt van Thijssens B.V. (…) betekent het vorenstaande dat de schade van Thijssens B.V. moet worden begroot op EUR 64.143,24, zodat het gevorderde bedrag van EUR 53.281,08 met rente – daargelaten de vraag vanaf welk moment die rente verschuldigd zou zijn – toewijsbaar zou zijn geweest

2.7. Thijssens B.V heeft echter als productie een akte d.d. 17 juli 2007 met het opschrift “akte van verkoop en cessie van een vordering”in het geding gebracht.

(…)

2.8. (…)

De rechtbank stelt dan ook vast dat Thijssens B.V. haar vordering op A in eigendom heeft overgedragen aan FHB Vastgoed B.V. A stelt zich in zijn antwoord dan ook terecht op het standpunt dat Thijssens B.V. in de onderhavige procedure geen enkele titel meer heeft met betrekking tot de tegen A ingestelde vordering. Thijssens B.V. is geen rechthebbende meer van de vordering. Niettegenstaande wat in r.o. 2.6. is overwogen, moet de vordering daarom worden afgewezen.

(…)”

3. De vordering en het verweer

3.1. Beekmans vordert samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

- Thijssens te bevelen tot het doen van een gerechtelijke verklaring;

- vast te stellen hetgeen aan Beekmans zal toekomen;

- Thijssens te veroordelen tot betaling of afgifte van hetgeen door de rechtbank is vastgesteld dat toekomt aan Beekmans, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 augustus 2007 tot de voldoening;

- Thijssens te veroordelen in de proceskosten.

3.2. Beekmans heeft hiertoe aangevoerd dat mr. Boers op 8 juni 2007 in strijd met de waarheid heeft verklaard dat er tussen Thijssens en FHB geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan FHB op het tijdstip van het beslag nog iets van Thijssens had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen. Blijkens het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2007 heeft B als directeur van Thijssens, kennelijk ter comparitie in de procedure Thijssens contra A bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch verklaard dat wanneer FHB wordt veroordeeld om aan Beekmans een bedrag te betalen, dit verhaald zal worden op Thijssens nu FHB ten behoeve van Thijssens heeft gehandeld in het geven van de reparatieopdracht. Hiermee geeft Thijssens de “voorwaardelijke”vordering van FHB op Thijssens toe respectievelijk geeft haar “voorwaardelijke “verplichting toe. De voorwaarde is in vervulling gegaan door het vonnis voornoemd, aldus Beekmans.

3.3. Thijssens heeft verweer gevoerd. Zij heeft primair betoogd dat Beekmans niet ontvankelijk is in haar vordering nu er geen enkele rechtsverhouding tussen Beekmans en Thijssens bestaat. Aan Beekmans komt niet het recht toe Thijssens in rechte te betrekken opdat zij veroordeeld zou worden om af te geven of te betalen wat volgens de rechtbank Beekmans zou blijken toe te komen. Voorts bestrijdt zij dat er door het vonnis van 18 april 2007 een rechtens afdwingbare verplichting zou zijn ontstaan.

Subsidiair voert Thijssens aan dat de bedoeling van B was dat als A aan Thijssens zou betalen, Thijssens dit bedrag zou doorstorten aan FHB om Beekmans te voldoen. Dit betekent echter niet dat er een verplichting voor Thijssens zou bestaan om schulden van FHB te voldoen; FHB is een onafhankelijke rechtspersoon. Er is dan ook geen titel om de vordering van Beekmans toe te wijzen, aldus Thijssens.

4. De beoordeling

4.1. Ingevolge artikel 477a, lid 2 Rv is de executant indien de derde-beslagene een verklaring heeft afgelegd omtrent de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen, bevoegd deze verklaring geheel of ten dele te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen door de derde-beslagene binnen twee maanden na zijn verklaring te dagvaarden tot het doen van een gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen. Thijssens kan dan ook niet in haar verweer worden gevolgd dat Beekmans niet-ontvankelijk is in haar vordering vanwege het ontbreken van een rechtsverhouding tussen partijen.

4.1.1. Partijen twisten over de vraag of Thijssens op 8 juni 2007 overeenkomstig de waarheid heeft verklaard.

Uit het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2007 en het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 12 december 2007 ( 2.1.en 2.1.5.) volgt dat Thijssens zich in haar procedure tegen A bij laatstgenoemde rechtbank op het standpunt heeft gesteld dat het bedrag dat FHB op grond van een veroordeling door de rechtbank Amsterdam aan Beekmans dient te betalen, door FHB op Thijssens zal worden verhaald. Thijssens heeft haar schade die zij zal lijden in die procedure gesteld op het bedrag dat FHB dient te betalen aan Beekmans. Als vaststaand heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch aangenomen dat FHB een bedrag van EUR 64.143,24 op Thijssens zal verhalen. In dit licht bezien moet worden aangenomen dat er – anders dan door Thijssens is verklaard - een rechtsverhouding bestaat tussen Thijssens en FHB uit hoofde waarvan FHB op het tijdstip van het beslag nog iets van Thijssens te vorderen had of nog te vorderen kon krijgen. Dat, zoals door Thijssens gesteld, de bedoeling van B was om het door A aan Thijssens te betalen bedrag door te storten aan FHB om Beekmans te voldoen doch dat er geen verplichting voor Thijssens bestaat om de schulden van FHB te betalen, komt gelet op al het voorgaande niet aannemelijk voor.

4.1.2. Thijssens heeft nog aangevoerd dat de vordering van Thijssens op A aan FHB is gecedeerd en FHB dus geen titel heeft op grond waarvan zij iets van Thijssens kan vorderen. Dit verweer treft geen doel.

Uit de akte van verkoop en cessie (2.1.4.) blijkt dat het de bedoeling van partijen is geweest dat FHB met de overgedragen vordering van Thijssens op A aan haar verplichtingen jegens Beekmans zou voldoen. Derhalve dient de cessie te worden aangemerkt als een betaling van Thijssens aan FHB in weerwil van het vóór die cessie gelegde beslag en kan die betaling niet jegens Beekmans worden ingeroepen.

4.1.3. Een en ander brengt met zich dat de vorderingen van Beekmans in beginsel toewijsbaar zijn. Echter, Beekmans heeft gevorderd Thijssens te bevelen een gerechtelijke verklaring te doen. Thijssens heeft ter comparitie erin volhard dat FHB geen vordering op haar heeft en handhaaft aldus haar buitengerechtelijke verklaring als gerechtelijke verklaring. Derhalve zal Thijssens niet bij vonnis nogmaals worden bevolen een gerechtelijke verklaring te doen.

4.1.4. Blijkens het proces-verbaal van beslaglegging van 7 juni 2007 in samenhang gelezen met het vonnis van de rechtbank Amsterdam (2.1.) stelt de rechtbank vast dat onder Thijssens beslag is gelegd ter verkrijging van betaling van een hoofdsom van EUR 52.555,00, de rente berekend tot 11 mei 2007 zijnde EUR 8.505,00 en de rente vanaf 11 mei 2007 p.m. gesteld. Voorts is beslag gelegd voor proceskosten EUR 3.014,93, kosten van exploot van betekening en bevel EUR 68,21, kosten van het proces-verbaal EUR 148,51 en de kosten van overbetekening EUR 59,99. Aan Beekmans komt derhalve toe een bedrag van EUR 64.351,74. Thijssens zal tot betaling van dit bedrag worden veroordeeld. Gelet op artikel 477 Rv gaat de rechtbank ervan uit dat Beekmans heeft bedoeld betaling aan de deurwaarder te vorderen.

De wettelijke rente is eveneens toewijsbaar als gevorderd.

4.1.5. Thijssens zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de proceskosten.

De kosten aan de zijde van Beekmans worden begroot op:

- dagvaarding EUR 70,85

- vastrecht 251,00

- salaris procureur 1.788,00 ( 2 pnt x tarief 894,00)

_______

EUR 2.109,85

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. stelt vast dat aan Beekmans toekomt een bedrag van EUR 64.351,74;

5.2. veroordeelt Thijssens te betalen aan de deurwaarder een bedrag van

EUR 64.351,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf

7 augustus 2007 tot de voldoening;

5.3. veroordeelt Thijssens in de proceskosten, aan de zijde van Beekmans tot op heden begroot op EUR 2.109,85;

5.4. wijst het meer of anders gevorderde af;

5.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S. van Eunen en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2008.?