Home

Rechtbank Amsterdam, 03-07-2002, AE4987, H.00.1691 E3.1407

Rechtbank Amsterdam, 03-07-2002, AE4987, H.00.1691 E3.1407

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
3 juli 2002
Datum publicatie
9 juli 2002
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2002:AE4987
Zaaknummer
H.00.1691 E3.1407

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

H.00.1691

E3.1407

3 juli 2002

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM

DERDE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER

VONNIS

i n d e z a a k v a n :

[eiser in conventie/verweerder in reconventie]

wonende te Sneek,

e i s e r in conventie

v e r w e e r d e r in reconventie

procureur mr. W. van Heest

t e g e n :

de naamloze vennootschap

FALCON LEVEN N.V.

gevestigd te Amsterdam

g e d a a g d e in conventie,

e i s e r in reconventie

procureur mr. F.M. Oudolf

Partijen worden hierna [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en Falcon genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:

- dagvaarding van 21 juni 2000,

- conclusie van eis, met bewijsstukken,

- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met bewijsstukken,

- conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met bewijsstukken,

- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie,

- conclusie van dupliek in reconventie,

- verzoek vonnis wijzen.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

in conventie en in reconventie

1. Vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, als-mede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde bewijsstukken, staat het volgende vast.

a. Met ingang van 1 november 1992 is tussen Eagle Star Leven N.V. Levensverzekering-maatschappij, de rechtsvoorganger van Falcon, en [eiser in conventie/verweerder in reconventie] een arbeids-ongeschiktheids-verzekering gesloten onder polisnummer 1344854. Hierop waren de algemene verzekeringsvoorwaarden AO '91 van toepassing.

De polis vermeldt onder andere:

"Bij algehele arbeidsongeschiktheid (…) wordt een aanvangsrente van ¦ 30.000,-- per jaar uitgekeerd (…)

In aanvulling op bovengenoemde arbeidsongeschiktheidsrente wordt gedurende de eerste 12 maanden te rekenen vanaf de datum van erkenning van arbeidsongeschiktheid, bij algehele arbeidsongeschiktheid, een extra eerstejaarsrente van ¦ 20.000,-- op jaarbasis uitgekeerd, conform de voorwaarden, na inachtneming van een wachttijd van 3 maanden."

b. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft bij brief van 9 augustus 1994 aan Falcon laten weten dat hij sinds 6 mei 1994 arbeidsongeschikt was. Falcon heeft daags daarna aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] meegedeeld deze arbeidsongeschiktheidsmelding in behandeling te zullen nemen.

c. Tussen partijen heeft verschil van mening bestaan over de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en over de vraag of Falcon zich er op kon beroepen dat de verzekering met ingang van 1 juni 1994 zou zijn geroyeerd wegens achterstand in de premiebetaling.

d. Bij brief van 6 maart 1998 heeft Falcon via haar advocaat aan de advocaat van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] meegedeeld dat Falcon alsnog bereid was met terugwerkende kracht, dekking te verlenen onder de voor [eiser in conventie/verweerder in reconventie] geldende polisvoorwaarden en dat zij haar beroep op royement zou intrekken.

e. Bij brief van 10 maart 1998 heeft de raadsman van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] medegedeeld met het onder d genoemde voorstel akkoord te kunnen gaan onder een aantal voorwaarden welke voor zover in deze zaak van belang als volgt luiden.

"2. Het feit dat Falcon alsnog bereid is met terugwerkende kracht dekking te verlenen en het beroep op royement intrekt, betekent dat zij erkent dat de heer [eiser in conventie/verweerder in reconventie] met ingang van 6 mei 1994 tot 1 december 1995 100% en met ingang van 1 december 1995 50% arbeidsongeschikt is.

Op grond hiervan heeft de heer [eiser in conventie/verweerder in reconventie] met ingang van 6 augustus 1994 (datum einde wachttijd) tot 1 december recht op uitkering van 100% van de verzekerde jaar renten en een premievrijstelling van eveneens 100%. Vanaf 1 december 1995 heeft de heer [eiser in conventie/verweerder in reconventie] vervolgens recht op uitkering van 50% van de verzekerde jaarrente en een premievrij stelling van eveneens 50%. (…)

In afwachting van (…) zal Falcon, bij wijze van voorschot, (…) een bedrag van ¦ 50.000,00 overmaken (…)

3. Falcon vergoedt de buitengerechtelijke (incasso-)kosten. Deze kosten worden tot heden begroot op ¦ 6.000,00.

4. Betaling van het restant van de tot 1 april 1998 verschuldigde uitkeringen, vermeerderd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, vindt plaats binnen 4 weken na dagtekening van deze brief."

f. De advocaat van Falcon heeft bij brief van 11 maart 1998 enige opmerkingen gemaakt over winstbrieven, herkeuringen en het voorschot en voorts medegedeeld:

"Voor het overige gaat cliënte akkoord met de in uw brief geformuleerde voorwaarden."

g. Falcon heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] omstreeks 17 maart 1998 een bedrag van ¦ 131.888,55 betaald, dat bij brief van diezelfde datum is gespecificeerd.

h. Bij brief van 23 maart 1998 heeft Falcon aan de advocaat van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] onder andere het volgende geschreven.

"In tegenstelling tot onze vorige berichtgeving bedraagt de totale wettelijke rente vergoeding geen ¦ 24.775,83 maar ¦ 17.928,83. Daarentegen kunnen de achterstallige premies worden berekend tot een totaal van ¦ 1.109,00 in plaats van ¦ 1.452,00.

Conclusie is dat onze uitkering ten bedrage van ¦ 131.888,55 voor een totaal van ¦ 6.504,00 als onverschuldigd is aan te merken."

Bij deze brief is een specificatie gevoegd waarin onder andere met betrekking tot de uitkering over de periode 6-8-1994 tot 1-12-1995 is opgenomen:

"270/360 x ¦ 20.000 x 100% = ¦ 15.000 (extra eerstejaarsrente)"

De wettelijke rente is in deze specificatie over de kalenderjaren 1994 tot en met 1998 berekend op achtereenvolgens ¦ 795,91, ¦ 5.029,51, ¦ 2.682,82, ¦ 2.206,42, ¦ 5.433,55 en ¦ 1.780,69.

i. Bij brief van 21 juli 1999 heeft Falcon aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] onder andere het volgende geschreven:

"Uit nadere controle door onze financiële administratie blijkt inderdaad dat in september 1995 door Falcon een bedrag ad. ¦ 5.565,00 is gerestitueerd en niet het door ons in een eerder stadium - abusievelijk- genoemde bedrag van ¦ 5.936,00. Het in onze brief van 23 maart 1998 aangegeven bedrag van ¦ 6.504,00 is overigens wel juist. De door de heer [eiser in conventie/verweerder in reconventie] verschuldigde risicopremies zijn immers van stijgende aard. Wij verwijzen u in dit kader graag naar de bijlage van onze brief van 23 maart 1998. Daarmee komt het totaal door Falcon te vorderen bedrag op ¦ 2.538,03 (¦ 5.565,00 + 6.504,00 -/- ¦ 9.530,97). Wij zijn voornemens dit bedrag te verrekenen met onze eerstvolgende schade-uitkering."

j. Bij brief van 21 juli 1999 heeft Falcon aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] onder andere het volgende geschreven:

"Conform onze brief aan uw advocaat van 21 juli 1999 hebben wij onze prestatieverlening over de maand juli 1999 verrekend met het door Falcon te vorderen bedrag ad ¦ 2.538,03. Het restantbedrag ad ¦ 921,14 zullen wij verrekenen met onze uitkering over de maand september."

in conventie

2. De vordering

2.1 [eiser in conventie/verweerder in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

1. Falcon zal veroordelen tot betaling van een bedrag van ¦ 5000 aan eerstejaarsrente, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 augustus 1994 tot aan de dag der algehele voldoening, krachtens de door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] met Falcon gesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering met polisnummer 1344854.

2. voor recht zal verklaren dat Falcon gehouden is de door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] als gevolg van de afwikkeling van de arbeidsongeschiktheidsclaim geleden en nog te lijden schade te vergoeden, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over de door gedaagde aan eiser verschuldigde bedragen vanaf 17 juni 1995 althans vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te gelasten dat de schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en dient te worden vereffend volgens de wet.

3. Falcon zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke (incasso) kosten ter hoogte van ƒ 18.822,65.

4. Falcon zal veroordelen in de kosten van het geding.

2.2 Aan het onder 1 gevorderde legt [eiser in conventie/verweerder in reconventie] het volgende te grondslag. Uit de voorwaarden van de arbeidsongeschiktheidsverzekering blijkt dat er, naast een rente van ¦ 30.000,-- per jaar, eveneens een extra eerstejaarsrente van ¦ 20.000,-- wordt uitgekeerd. Door Falcon is slechts een bedrag groot ¦ 15.000,-- (270/360 x ¦ 20.000,--) betaalbaar gesteld. Op grond van de polisvoorwaarden heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] echter recht op een extra uitkering van in totaal ¦ 20.000,-- te vergoeden over de periode 6 augustus 1994 tot 6 mei 1995, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 1994. Als Falcon niet meer dan ¦ 15.000 had willen verzekeren, had zij dit bedrag met zoveel woorden in de polis moeten noemen.

2.3 Ten aanzien van het onder 2 gevorderde stelt [eiser in conventie/verweerder in reconventie] dat hij schade heeft geleden doordat hij met ingang van 6 augustus 1994 aanspraken geldend heeft gemaakt onder zijn met Falcon gesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering, terwijl Falcon pas in maart 1998 tot betaling van de het op grond van die overeenkomst door haar verschuldigde is overgegaan. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] is hierdoor gedwongen een drietal verzekeringen af te kopen, met als gevolg dat hij zekere uitkeringen uit hoofde van deze verzekering heeft moeten opgeven tegen betaling van vele malen lagere afkoopsommen waarvan na aftrek van de belastingen bij benadering overigens ook nog maar 50% resteert. De daardoor ontstane schade is volgens [eiser in conventie/verweerder in reconventie] het gevolg van de vertraagde betaling door Falcon van het door haar verschuldigde, zodat deze schade voor rekening van Falcon dient te komen.

2.4 Ten slotte maakt [eiser in conventie/verweerder in reconventie] aanspraak op wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

3. Het verweer

3.1 Falcon bestrijdt de vordering. Ten aanzien van het onder 1 gevorderde voert zij aan dat op grond van de redactie van de polis slechts aanspraak bestaat op een bedrag van ¦ 15.000,- voor de periode van 6 augustus 1994 tot 6 mei 1995, te weten ¦ 20.000,- op jaarbasis, na inachtneming van een wachttijd van drie maanden, dus 270/360 van ¦ 20.000 = ¦ 15.000,-.

3.2 Falcon wijst erop dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zelf in dienst is geweest van Falcon en zelf het bewuste verzekeringsproduct heeft verkocht. Hij wist wat de polisbepaling inhield.

3.3 Ten aanzien het onder 2 gevorderde stelt Falcon dat de gestelde zwakke financiële positie van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] door het echtpaar [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zelf veroorzaakt is.

Voorts heeft Falcon er zich beroepen dat uit de onder 1.e en f aangehaalde brieven blijkt dat partijen met elkaar een akkoord hebben gesloten; Falcon is in maart 1998 aan de wensen en verlangens van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] tegemoetgekomen, zij heeft zich niet langer op het standpunt gesteld dat de dekking was vervallen en heeft alsnog een uitkering gedaan met vergoeding van rente en kosten van rechtsbijstand. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft toen, alhoewel hij de thans door hem gestelde schade kende, geen voorbehoud gemaakt.

3.4 Falcon betwist aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] kosten van rechtsbijstand verschuldigd te zijn. In het kader van de schikking in maart 1998 is een bedrag van ¦ 6.000,- betaald. Falcon betwist zowel de noodzaak als de redelijke omvang van verdergaande kosten van rechtsbijstand.

4. Beoordeling

4.1 Nu partijen in hun processtukken uitsluitend bedragen in guldens hebben vermeld, zal de rechtbank in de rechtsoverwegingen van dit vonnis de bedragen eveneens in guldens vermelden.

Voor zover de rechtbank tot een veroordeling tot betaling van een geldbedrag komt, zal onder de rechtsoverwegingen de omrekening van guldens in euro's worden vermeld.

4.2 Ten aanzien van het onder 1 gevorderde is de rechtbank is van oordeel dat de onder 1.a aangehaalde bepaling voor verschillende uitleg vatbaar is.

Indien wordt uitgegaan van het geval van volledige arbeidsongeschiktheid, zoals zich dat hier in de relevante periode voordeed, is enerzijds de uitleg mogelijk die de verzekeraar voorstaat, namelijk dat het op jaarbasis uit te keren bedrag van ¦ 20.000,-- slechts verschuldigd is over de vierde tot en met de twaalfde maand na het intreden van de arbeidsongeschiktheid, en dat daarom over die periode niet meer verschuldigd kan zijn dan ¦ 15.000,--, te weten 9/12 van het bedrag op jaarbasis. Anderzijds is de uitleg van de verzekerde te verdedigen dat het op jaarbasis uit te keren bedrag van ¦ 20.000,-- weliswaar dient te worden uitgekeerd in de loop van negen maanden, maar dat dan wel telkens 1/9 van dit bedrag per maand dient te worden betaald.

4.3 Volgens artikel 6:231 onder a zijn algemene voorwaarden: "een of meer schriftelijke bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd."

Volgens de parlementaire geschiedenis van afdeling 6.5.3 BW zijn bedingen die de omvang van de dekking van een verzekering bepalen, zoals het onder 1.a aangehaalde beding, kernbedingen en dus geen algemene voorwaarden.

4.4 De rechtbank is echter van oordeel dat bedingen die de omvang van een verzekeringsdekking bepalen en die verschillende betekenissen kunnen hebben niet "duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd" en dus wel als algemene voorwaarden in de zin van afdeling 6.5.3 BW moeten gelden. Dit heeft tot gevolg dat hierop de in artikel 6:238 lid 2 BW gegeven uitlegregel van toepassing is, welke als volgt luidt:

"Bij een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 236 en 237 moeten de bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de wederpartij gunstigste uitleg."

4.5 Deze uitleg is in overeenstemming met de Europese richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen (Richtlijn van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, Publicatieblad nr. L 95 van 21 april 1993, p. 29). Het onder 1.a aangehaalde beding is een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld in de zin van artikel 3 van die richtlijn. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verzekeringen als de onderhavige tot stand plegen komen doordat de consument een aanvraag doet, waarna de verzekeraar die op die aanvraag wenst in te gaan de polis opstelt. De consument-verzekerde heeft in vrijwel alle gevallen geen enkele invloed op de formulering van dekkingsomschrijving in de polis (met uitzondering van variabele gegevens zoals de hoogte van het verzekerde bedrag die hij zelf in zijn aanvraag heeft ingevuld); hij is niet staat noch bereid daarover met de verzekeraar te onderhandelen.

Dat de gang van zaken in het onderhavige geval anders is geweest, is gesteld noch gebleken.

Dit heeft tot gevolg dat de in artikel 5 van genoemde Europese richtlijn opgenomen regel geldt, te weten: "In geval van twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de consument gunstigste interpretatie." , welke regel in het reeds aangehaalde artikel 6:238 lid 2 (tweede volzin) BW is overgenomen.

4.6 De rechtbank tekent daarbij aan dat het blijkens de negentiende en twintigste overweging voorafgaand aan Richtlijn 93/13/EEG de bedoeling is geweest van de richtlijngever de omvang van de dekking, nu deze verband houdt met de hoogte van de premie, aan de inhoudstoetsing van artikel 3 van genoemde richtlijn te onttrekken, maar dat een dergelijke uitzondering niet van toepassing is voor zover het de in artikel 5 van die richtlijn bedoelde uitlegregel betreft.

4.7 Toepassing van artikel 6:238 lid 2 (tweede volzin) BW betekent dat de voor de consument gunstigste interpretatie moet worden gekozen te weten dat het in het beding genoemde bedrag van ¦ 20.000,-- volledig betaald moet worden, terwijl tot op heden blijkens de onder 1.h bedoelde specificatie ¦ 15.000,- is betaald. Derhalve is een bedrag van ¦ 5.000,-- (€ 2.268,90) toewijsbaar.

De uitkering van het te weinig betaalde bedrag van ¦ 5.000,- had moeten plaatsvinden in maandelijkse termijnen in de periode van 6 augustus 1994 tot 6 mei 1995. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente daarom toewijzen vanaf het tijdstip halverwege deze periode, te weten 21 december 1994.

4.8 Ten aanzien van het onder 3.2 weergegeven verweer is de rechtbank van oordeel dat dit te algemeen is om aan hetgeen onder 4.1-4.3 werd overwogen af te doen. Immers is niet gesteld of gebleken dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] als voormalig werknemer van Falcon ervan op de hoogte was dat Falcon de thans door Falcon verdedigde uitleg van de onder 1.a aangehaalde polisbepaling placht te hanteren.

4.9 Ten aanzien van het onder 2 gevorderde is de rechtbank van oordeel dat in geval van schade wegens de te late voldoening van een krachtens een verzekeringsovereenkomst verschuldigde uitkering geen plaats is voor verdergaande vergoeding van schade dan vergoeding van de wettelijke rente wegens een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis tot betaling van een geldsom, zoals geregeld in artikel 6:119 BW. De strekking van die bepaling is immers om een debat over de omvang van de schade door vertraging in de betaling van een geldsom af te snijden met het oog op de rechtszekerheid en de hanteerbaarheid van het recht. Voor de toepassing van artikel 6:119 BW doet voorts niet ter zake wat de oorzaak of het motief voor die vertraging in de betaling is geweest.

Nu blijkens de onder 1.h bedoelde specificatie de wettelijke rente over hetgeen zij te laat betaald heeft (met uitzondering van de onder 4.6 bedoelde wettelijke rente die thans alsnog wordt toegewezen) reeds door Falcon is vergoed, terwijl niet is gesteld dat deze voor een te laag bedrag is vergoed, dient het onder 2 gevorderde te worden afgewezen.

4.10 Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten overweegt de rechtbank het volgende. In de regel wordt het bedrag voor buitengerechtelijke kosten met toepassing van de aan de rechter in de wet toegekende matigingsbevoegdheid gematigd tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijk liquidatietarief in eerste aanleg, met een maximum van 15% van de hoofdsom. Daarvan kan worden afgeweken als in redelijkheid hogere kosten noodzakelijk waren.

In het onderhavige geval is gebleken dat ook nadat een uitkering had plaatsgevonden in maart 1998, waarbij een bedrag van ¦ 6000,- voor buitengerechtelijke incassokosten was vergoed, nog uitvoerige correspondentie tussen de raadslieden van partijen heeft plaatsgevonden. Deze heeft echter voor een groot deel betrekking op andere kwesties dan onderdeel 1 van de vordering. Voor zover de correspondentie wel betrekking heeft op dit onderdeel is de rechtbank van oordeel dat een volgens de gangbare maatstaven gematigde vergoeding hier passend is. Er is geen grond [eiser in conventie/verweerder in reconventie] toe te laten tot het bewijs dat hogere kosten in redelijkheid noodzakelijk waren. De buitengerechtelijke incassokosten zullen derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 340,34, zijnde 15% van de hoofdsom.

4.11 Nu partijen in conventie over en weer gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren. Partijen zullen elk de eigen kosten dragen.

in reconventie

5. De vordering

5.1 Falcon vordert betaling van een bedrag van ¦ 2.538,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2000 en de kosten van het geding.

5.2 Falcon legt aan het gevorderde ten grondslag dat dit door haar onverschuldigd is betaald en verwijst daarbij naar haar onder 1.h en i weergegeven brieven. Zij stelt dat dit bedrag niet met hetgeen zij aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] verschuldigd was is verrekend.

6. Het verweer

6.1 [eiser in conventie/verweerder in reconventie] bestrijdt de vordering en voert aan dat uit de onder 1.j aangehaalde brief blijkt dat Falcon haar prestatieverlening over de maand juli 1999 en een deel van september heeft verrekend met hetgeen zij van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] te vorderen had.

7. Beoordeling

7.1 De vordering ligt onder de bevoegdheidsgrens van de rechtbank, maar op de onbevoegdheid van de rechtbank is geen beroep gedaan, zodat de rechtbank op grond van het in artikel 157 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (oud) bepaalde de zaak aan zich zal houden.

7.2 De rechtbank is van oordeel dat de onder 1.j aangehaalde brief een duidelijke verrekeningsverklaring is. Door zich te beperken tot de enkele ontkenning dat verrekening heeft plaatsgevonden, heeft Falcon het verweer van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] onvoldoende betwist. De rechtbank gaat er dus vanuit dat verrekening heeft plaatsgevonden en zal de vordering afwijzen, met veroordeling van Falcon in de kosten in reconventie.

BESLISSING

De rechtbank:

in conventie

- veroordeelt Falcon tot betaling aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] van een bedrage van € 2.268,90, met de wettelijke rente daarover vanaf 21 december 1994 tot aan de voldoening,

- veroordeelt Falcon tot betaling aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] van een bedrag van € 340,34,

- compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

- wijst het meer of anders gevorderde af.

in reconventie

- wijst de vordering af,

- veroordeelt Falcon in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] begroot op € 331,00;

in conventie en in reconventie

- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, lid van genoemde kamer, en uitge-sproken ter openbare terecht-zitting van 3 juli 2002, in tegen-woordig-heid van de griffier.