Home

Rechtbank Alkmaar, 04-05-2005, AT8630, 162941/04-1984

Rechtbank Alkmaar, 04-05-2005, AT8630, 162941/04-1984

Inhoudsindicatie

De kantonrechter oordeelt dat artikel 7:61Gb BW niet van toepassing is in de onderhavige situatie omdat de werkgever en werknemer jaarlijks afspraken maakten over de omvang van de arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

Rolnummer: 162941/04-1984

Uitspraakdatum: 4 mei 2005

Rechtbank Alkmaar

Sector kanton - locatie Alkmaar

Vonnis in de zaak van:

[Eiser],

wonende [plaats], gemeente Zijpe,

eisende partij, verder ook te noemen: [eiser],

gemachtigde: mw. mr. D.G.M. de Grave-Verkerk, advocaat te Amsterdam,

- t e g e n -

de rechtspersoonlijkheid bezittende openbare instelling

DE EUROPESE SCHOOL BERGEN NH,

gevestigd te Bergen (N.H.),

gedaagde partij,

verder ook te noemen: De Europese School Bergen,

gemachtigde: mw. mr. M.A.J.N. Schuurman, advocaat te Alkmaar.

1. Het procesverloop

1.1 [Eiser] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding van 26 april 2004, onder overlegging van twee producties.

1.2 De Europese School Bergen heeft bij antwoord verweer gevoerd, onder overlegging van negen producties.

1.3 Vervolgens is gediend van repliek en dupliek.

1.4 [Eiser] heeft zich bij akte nog uitgelaten over de door De Europese School Bergen bij dupliek overgelegde producties.

1.5 Ten slotte is heden uitspraak bepaald. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.

2. De vaststaande feiten

2.1 Ten behoeve van de gemeenschappelijke opvoeding en het gemeenschappelijk onderwijs van kinderen voor het personeel van de Europese Gemeenschappen zijn instellingen van onderwijs geheten “De Europese School” op het grondgebied van de daartoe verdragsluitende partijen, waaronder Nederland, opgericht. De Europese School Bergen behoort tot deze groep van scholen.

2.2 Het onderwijzend personeel van De Europese School Bergen bestaat uit door nationale overheden aangestelde en door hen aan de Europese School gedetacheerde leerkrachten en uit leerkrachten door de School zelf aangesteld op basis van (repeterende) arbeidsovereenkomsten voor de bepaalde tijd van een jaar, “chargé de cours” genaamd.

2.3 [eiser], geboren op 7 april 1957, is sinds het schooljaar 1987/ 1988 bij De Europese School Bergen aangesteld, in de functie van docente voor het vak wiskunde in de Italiaanse sectie, aangevuld met vervangingsuren wiskunde en lesuren moraal in de Nederlandse sectie van de middelbare school van De Europese School Bergen. [Eiser] is aangesteld als chargé de cours. Op de rechtspositie van [eiser] is het Nederlands recht van toepassing.

2.4 Met ingang van het schooljaar 2003/2004 is [eiser] aangesteld voor zeven lesuren per week, waarvan 4 lesuren wiskunde in de Italiaanse sectie en 3 uren moraal. Met ingang van 2005 zijn 5 uren wiskunde aan [eiser] toebedeeld.

3. Het geschil

3.1 [Eiser] vordert, na verandering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:

I. te verklaren voor recht dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat met een omvang van tenminste 15,5, subsidiair van 14 (les)uren per week tegen een laatst vastgesteld salaris van € 3.914,50 bruto per maand, subsidiair van € 3.535,67 bruto dan wel zodanige bedragen als stroken met de algemene verhoging van de salarissen chargé de cours per ingang schooljaar 2004/2005;

II. De Europese School Bergen te veroordelen aan [eiser] aan gederfd loon over het schooljaar 2003/2004 een bedrag ad € 27.628,56 bruto subsidiair van € 22.329,37 bruto te betalen, en over het schooljaar 2004/2005 van € 31.821,12 bruto, subsidiair van € 27.275,16 bruto, zonodig nog te verhogen met het percentage van de algemene salarisverhoging chargé de cours per ingang schooljaar 2004/2005, te betalen, althans een zodanig bedrag aan achterstallig salaris dan wel tot compensatie van inkomensderving en met ingang van zodanige datum als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, vermeerderd met de vertragingsrente en met de wettelijke rente over de verstreken maandtermijnen c.q. over het achterstallig salaris c.q. het compensatiebedrag vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;

III. De Europese School Bergen te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 17.733,60 bruto ter zake van achterstallig salaris over de schooljaren vanaf 1999/2000 tot en met 2002/2003 voor ten onrechte niet toebedeelde lesuren, althans zodanig bedrag als de Kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, vermeerderd met de vertragingsrente en met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;

IV. De Europese School Bergen te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.000,- netto terzake van vergoeding immateriële schade wegens reputatieschade, aantasting eer en goede naam en derving arbeidsvreugde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;

V. De Europese School Bergen te veroordelen aan [eiser] te voldoen ter zake van buitengerechtelijke kosten 15% van de hierboven onder II t/m IV gevorderde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;

VI. De Europese School Bergen te veroordelen aan [eiser] binnen 5 werkdagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis toe te delen alle lesuren wiskunde in de Italiaanse sectie en (zonodig) het aantal (les)uren per week aan te vullen met lesuren wiskunde in de Nederlandse sectie en zonodig met (les)uren in andere vakken dan wel [eiser] andere werkzaamheden op te dragen, mits passend, tot 15,5, subsidiair 14 (les)uren per week en haar een dienovereenkomstig salaris te betalen, onder verbeurte van een dwangsom groot € 1,000,- voor iedere dag dat De Europese School Bergen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis in gebreke blijft aan de inhoud daarvan te voldoen;

VII. Met veroordeling van De Europese School Bergen in de kosten van dit geding, de kosten van [eiser]’s gemachtigde, te begroten op € 6.000,- excl. btw, daaronder begrepen.

3.2 [Eiser] stelt hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende. Aan [eiser] zijn van meet af aan de beschikbare lesuren wiskunde in de Italiaanse sectie opgedragen, aangevuld met vervangingsuren wiskunde en lesuren moraal in de Nederlandse sectie, tot een gemiddeld aantal lesuren van 15,5 over de periode 1987/1988 tot en met 2002/2003. Aldus hebben partijen nader inhoud gegeven aan hun arbeidscontract en is tot de inhoud daarvan gaan behoren dat aan [eiser] worden opgedragen de beschikbare lesuren wiskunde in de Italiaanse sectie aan te vullen met overige uren tot een gemiddelde van 15,5 lesuren per week. Overeenkomstig de wet Flexibiliteit en Zekerheid is thans sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een omvang van tenminste 15,5, althans in ieder geval 14 lesuren per week. Daarbij hoort een maandsalaris van € 4.120,30 bruto respectievelijk € 3.721,5, uitgaande van 15,5 respectievelijk 14 lesuren per week. In strijd met de door partijen nader inhoud gegeven arbeidsovereenkomst vermindert De Europese School Bergen sinds 1998/1999 eenzijdig de omvang van de arbeidsovereenkomst door haar stelselmatig niet langer alle beschikbare lesuren wiskunde in Italiaanse sectie op te dragen en haar evenmin te compenseren met andere lesuren, dit ten faveure van een collega, mevrouw [naam 1]. Hierdoor heeft [eiser] tot en met het schooljaar 2004/2005 € 59.449,68 respectievelijk € 49.604,53 minder aan salaris ontvangen, uitgaande van 15,5 respectievelijk 14 lesuren per week. De Europese School Bergen handelt primair in strijd met de verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst om aan [eiser] bij voorrang lesuren wiskunde in de Italiaanse sectie op te dragen. Het staat De Europese School Bergen niet vrij de overeenkomst eenzijdig te wijzigen. Subsidiair handelt De Europese School Bergen in strijd met haar verplichtingen uit hoofde van goed werkgeverschap, omdat geen overleg is geweest, er geen compenserende maatregelen zijn getroffen en de urentoedeling gebaseerd is op willekeur. Meer subsidiair, bij repliek aangevoerd, legt [eiser] aan haar vordering ten grondslag dat De Europese School Bergen als goed werkgeefster gehouden is aan [eiser] de beschikbare uren wiskunde in de Italiaanse sectie op te dragen aangevuld met lesuren wiskunde en moraal in de Nederlandse sectie. Daarnaast is [eiser] in haar professionele eer en reputatie aangetast.

3.3 De Europese School Bergen concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser] en voert hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende aan. De Europese School Bergen betwist dat zij vanaf het schooljaar 1998/1999 stelselmatig minder lesuren aan [eiser] heeft opgedragen ten voordele van [naam 1] en dat zij verplicht zou zijn alle beschikbare uren wiskunde in de Italiaanse sectie aan haar toe te delen. [Eiser] is, blijkens de met haar gesloten overeenkomst, aangesteld als chargé de cours, derhalve voor een beperkt aantal lesuren, voor slechts één schooljaar en zonder dat recht bestaat op een leeropdracht voor het volgend schooljaar. Verder neemt het aantal leerlingen, in het bijzonder in de Italiaanse sectie, jaarlijks af en is opheffing van de sectie te verwachten. Ook zal in het schooljaar 2004/2005 een aantal wiskundelessen vervallen. Bovendien zal in datzelfde schooljaar een gedetacheerde leerkracht aantreden, mevrouw [naam 2]. Aangezien het primaat ligt bij detachering door de nationale overheid, zullen aan [naam 2] lesperioden worden toebedeeld, teneinde haar een voltijdsrooster te bieden. De Europese School Bergen voert voorts aan dat haar bij de aanstelling en de verdeling van de lesperioden een zeer grote vrijheid toekomt.

Op grond van het overgangsrecht met betrekking tot art. 7:668a BW is sprake van een voortgezette arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Bovendien hebben partijen telkens opnieuw de omvang van de arbeid schriftelijk vastgelegd. [Eiser] heeft al deze overeenkomsten getekend, reden waarom zij moet worden geacht haar rechten wat de schooljaren 1987/1988 tot en met 2002/2003 te hebben verwerkt met betrekking tot de door haar gestelde aanspraken inzake de omvang van de arbeidsovereenkomst. De Europese School Bergen betwist dan ook eenzijdig de omvang van de arbeidsovereenkomst met [eiser] te hebben gewijzigd. [Eiser] is pas eind 2003 in het geweer gekomen tegen de toedeling van lesperioden. De Europese School Bergen betwist willekeurig jegens [eiser] te hebben gehandeld; zij stelt zich als goed werkgever jegens [eiser] te hebben gedragen.

4. De beoordeling

4.1 Nu De Europese School Bergen zich niet verzet tegen de verandering van eis, zal de kantonrechter recht doen op de veranderde eis.

4.2 [Eiser] vraagt allereerst een verklaring voor recht dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat met een omvang van tenminste 15,5, subsidiair van 14 (les)uren per week tegen een laatst vastgesteld salaris chargé de cours.

De kantonrechter stelt vast dat op grond van de wet Flexibiliteit en Zekerheid en artikel XIX Reparatiewet, thans sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd, nu na 1 januari 1999 - de datum van inwerkingtreding van de wet Flexibiliteit en Zekerheid — een volgende arbeidsovereenkomst is aangegaan waardoor het voortgezette dienstverband tussen [eiser] en De Europese School Bergen voor bepaalde van rechtswege is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De vordering is in zoverre gegrond.

Wat betreft de omvang van de arbeidsovereenkomst doet [eiser] een beroep op de analoge werking van artikel 7:61Gb BW, stellende dat de reeks van werkzaamheden en niet het aantal lesuren in ieder afzonderlijk jaar als de bedongen arbeid moet worden beschouwd en dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een structureel gemiddelde van de aantallen lesuren als uitgangspunt bij het bepalen van de omvang van de arbeidsovereenkomst genomen dient te worden. Dit is 15,5 lesuren per week. Indien al een aantal schooljaren, zoals De Europese School Bergen betoogt, als piekjaren moeten worden beschouwd en een daljaar wel in ogenschouw wordt genomen, dient het gemiddeld aantal uren volgens [eiser] op 14 per week te worden vastgesteld. De Europese School Bergen heeft zich verweerd door aan te voeren dat aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet in de weg staat dat partijen telkens opnieuw de omvang van de arbeid en de daarbij behorende financiële voorwaarden overeenkomen c.q. wijzigen en dat artikel 7:61Gb BW niet van toepassing is.

De kantonrechter is met De Europese School Bergen van oordeel dat artikel 7:61Gb BW niet van toepassing is op de onderhavige situatie. Dit artikel beoogt houvast te bieden in situaties waarin de omvang van de arbeid niet eenduidig is overeengekomen of situaties waarin er structureel meer gewerkt wordt dat aanvankelijk is overeengekomen tussen partijen. Daarvan is geen sprake. Partijen hebben ieder jaar opnieuw het aantal lesuren in een door beide partijen ondertekende overeenkomst vastgelegd en hebben daaraan feitelijk uitvoering gegeven. De kantonrechter gaat dan ook wat betreft de omvang van de arbeidsovereenkomst uit van het laatst aantal overeengekomen lesuren tegen het daarbij behorende salaris voor een chargé de cours. Dat is voor het schooljaar 2003/2004 7 lesuren. De kantonrechter gaat er daarbij vanuit dat er niet opnieuw een overeenkomst is gesloten tussen partijen. Mocht dat wel het geval zijn, dan gelden tussen partijen de laatst gemaakt afspraken.

De verklaring voor recht, zoals thans geformuleerd, kan derhalve niet worden toegewezen.

4.3 Daarnaast vordert [eiser] betaling van gederfd inkomen over het schooljaren 1999/2000 tot en met 2004/2005.

Wat betreft de schooljaren 1999/2000 tot en met 2003/2004 overweegt de kantonrechter als volgt. [Eiser] heeft gesteld dat De Europese School Bergen de arbeidsovereenkomst eenzijdig en in nadelige zin voor [eiser] heeft gewijzigd en dat dit De Europese School Bergen niet vrijstond. Uit het feit dat ieder jaar het aantal te geven lesuren tussen partijen is vastgelegd in een overeenkomst die door beide partijen is ondertekend, hieraan feitelijk door [eiser] uitvoering is gegeven en op geen enkele wijze van enig protest tegen de gang van zaken is gebleken, leidt de kantonrechter af dat van een eenzijdige wijziging geen sprake is en dientengevolge ligt de vordering reeds om die reden voor afwijzing gereed. Om dezelfde redenen kan de vordering evenmin slagen met een beroep op goed werkgeverschap, stellende dat er geen overleg is geweest of dat er compenserende maatregelen zijn genomen. Uit de overgelegde stukken bij conclusie van antwoord blijkt bovendien dat aan [eiser] voorafgaand aan meerdere schooljaren mededeling is gedaan van verminderde lesuren in verband met de teruggang van het aantal leerlingen, hetgeen door [eiser] wordt erkend. Dit geldt evenzo voor de meer subsidiaire stelling dat nu De Europese School Bergen als goed werkgeefster gehouden is aan [eiser] op te dragen de beschikbare uren wiskunde aangevuld met andere uren, [eiser] recht heeft op loon over haar gemiddelde aantal arbeidsuren, op grond van artikel 7:628 BW, nog los van de vraag of [eiser] zich beschikbaar heeft gehouden de gestelde bedongen arbeid te verrichten.

Wat betreft het jaar 2004/2005 ontbreekt voldoende feitelijk grondslag om tot een oordeel te komen. Het is de kantonrechter immers niet bekend of er nieuwe afspraken tussen partijen zijn gemaakt over de omvang van het dienstverband, en zo ja, hoe deze afspraken luiden.

4.4 De vordering tot vergoeding van immateriële schade ligt voor afwijzing gereed. [Eiser] heeft niet althans onvoldoende gesteld waaruit deze immateriële schade blijkt, zodat voldoende feitelijk grondslag ontbreekt.

4.5 [eiser] vordert ten slotte dat haar alle lesuren wiskunde in de Italiaanse sectie, zonodig aangevuld met andere uren worden toebedeeld. [Eiser] stelt daartoe dat De Europese School Bergen als goed werkgeefster daartoe gehouden is. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat De Europese School Bergen als goed werkgeefster bij het toedelen van de lesuren rekening heeft te houden met de belangen van [eiser], en dat daarbij anciënniteit een rol kan spelen. De Europese School Bergen heeft daarentegen gemotiveerd aangegeven hoe zij tot de urenindeling is gekomen. Daaruit blijkt dat aan [naam 2] als gedetacheerde leerkracht het maximaal aantal lesperioden is opgedragen, waaronder 9 uren wiskunde, en dat aan [naam 1] in het geheel geen lesuren wiskunde meer zijn toebedeeld. De lessen moraal worden aan een gedetacheerde leraar toegedeeld teneinde diens uren vol te maken. Nu [eiser] het voorgaande bij akte uitlating over de hierop betrekking hebbende producties niet heeft weersproken, heeft zij de aan deze vorderingen ten grondslag liggende stellingen onvoldoende onderbouwd. Immers, nu tussen partijen vaststaat dat het primaat ligt bij de gedetacheerde leerkracht en nu [eiser] niet heeft weersproken dat [naam 2] bevoegd is wiskunde te geven, ligt het gevorderde bij gebreke van feitelijke grondslag voor afwijzing gereed.

4.6 De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, omdat deze nevenvordering het lot van hoofdvordering deelt.

4.7 [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.

5. De beslissing

De kantonrechter:

Wijst het gevorderde af.

Verwijst [eiser] in de kosten van het geding, tot heden aan de zijde van De Europese School Bergen begroot op € 1.090,- aan salaris gemachtigde.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Allegro als kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2005.