Parket bij de Hoge Raad, 09-10-2015, ECLI:NL:PHR:2015:2093, 15/03617
Parket bij de Hoge Raad, 09-10-2015, ECLI:NL:PHR:2015:2093, 15/03617
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 oktober 2015
- Datum publicatie
- 11 december 2015
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2015:2093
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3563, Gevolgd
- Zaaknummer
- 15/03617
Inhoudsindicatie
Onteigening. Verzoek om pleidooi zonder motivering gepasseerd. Art. 24 Ow, art. 134 Rv.
Conclusie
15/03617
Mr. F.F. Langemeijer
9 oktober 2015
Conclusie inzake:
[eiser]
tegen
Gemeente Rheden
In deze onteigeningszaak gaat het om de vraag of gelegenheid is gegeven tot pleidooi.
1 Feiten en procesverloop
Bij vonnis van 1 juli 2015 heeft de rechtbank Gelderland op vordering van de gemeente Rheden en ten laste van [eiser] , thans eiser tot cassatie, de vervroegde onteigening uitgesproken van het perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [A] nr. [001] , ter grootte van [...] ha. De rechtbank heeft het door de gemeente te betalen voorschot vastgesteld en een datum bepaald voor het depot van het door deskundigen uit te brengen rapport met betrekking tot de aan [eiser] toe te kennen schadeloosstelling.
Namens [eiser] is – tijdig1 – beroep in cassatie ingesteld. De gemeente heeft geconcludeerd tot referte. Partijen hebben afgezien van schriftelijke toelichting.
2 Bespreking van het cassatiemiddel
De klacht houdt in dat de rechtbank ten onrechte vonnis heeft gewezen zonder aan [eiser] , overeenkomstig zijn verzoek van 29 juni 2015, gelegenheid te geven voor pleidooi. Het middel klaagt over schending van art. 134 lid 1 Rv in verbinding met art. 2 Ow, van art. 24 in verbinding met art. 54h Ow en/of van art. 6 EVRM2. Voor zover de rechtbank geen kennis heeft genomen van de brief van 29 juni 2015 aan de rechtbank, is volgens het middel sprake van een evidente vergissing of fout.
Tot de overgelegde gedingstukken behoort een B7-formulier d.d. 29 juni 2015, door de advocaat van [eiser] gericht tot de rechtbank, met als bijlage een verzoek tot het bepalen van een zitting voor het houden van pleidooi. Op grond van de in het cassatiemiddel aangehaalde wettelijke bepalingen heeft de gedaagde in eerste aanleg (hier: de eigenaar, tegen wie de vordering tot onteigening is gericht) in beginsel3 recht op een mondelinge behandeling (pleidooi)4. Uit het vonnis van de rechtbank blijkt in het geheel niet, op welke grond de rechtbank aan dit verzoek is voorbijgegaan. Aan de hand van het in cassatie overgelegde uittreksel van het roljournaal maak ik op dat het verzoek de rechtbank wel heeft bereikt. De klacht is derhalve gegrond.
3 Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
a. – g.