Parket bij de Hoge Raad, 08-11-2011, BR2104, 11/00002
Parket bij de Hoge Raad, 08-11-2011, BR2104, 11/00002
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 november 2011
- Datum publicatie
- 8 november 2011
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2011:BR2104
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BR2104
- Zaaknummer
- 11/00002
Inhoudsindicatie
Art. 420bis Sr. Bewijsklacht. HR stelt relevante overwegingen t.a.v. “uit enig misdrijf afkomstig” uit HR LJN BM0787 voorop. Het oordeel van het Hof dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld van enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte hiervan wetenschap heeft gehad, is, gelet op de daartoe door het Hof in aanmerking genomen omstandigheden, niet zonder meer begrijpelijk. CAG: anders.
Conclusie
Nr. 11/00002
Mr Jörg
Zitting 21 juni 2011
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Bij arrest van 12 maart 2010 is verzoeker door het gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, wegens bezit van 192 gram cocaïne en witwassen van een geldbedrag veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf.
2. Namens verzoeker heeft mr M. Plas, advocaat te Utrecht, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgedragen.
3. Het eerste middel, dat de klacht van overschrijding van de inzendtermijn bevat, is gegrond indien de Hoge Raad niet vóór 17 juli 2011 arrest wijst. Het cassatieberoep dateert van 17 maart 2010 en de stukken zijn bij de Hoge Raad ingekomen op 24 december 2010.
4. Het tweede middel, dat de klacht bevat dat de bewezenverklaring van witwassen niet, althans onbegrijpelijk is gemotiveerd, faalt op de toepasselijkheid van het in de toelichting op het middel genoemde arrest HR 26 oktober 2010, LJN BM4440.
5. In dat arrest is overwogen dat het enkele voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf niet per sé als witwassen behoeft te worden beschouwd. Welnu, in de onderhavige zaak was méér aan de hand: in de woning van verzoeker is blijkens bewijsmiddel 3 een bedrag van € 2820,- in bankbiljetten in een washand aangetroffen, die werd gevonden onder een broek op de verwarming. Dat kan als (simpel) verhullen worden beschouwd. Het is immers ongebruikelijk om een grote som gelds in een washand te stoppen en onder een broek te leggen op de verwarming. Stel, dat die bankbiljetten onschuldig in het water waren gevonden en moesten drogen, en stel dat een goede manier om ze bijeen te houden is: ze in een washand te stoppen en deze dan te drogen te leggen op een verwarming, dan wordt het drogingsproces toch danig in de weg gezeten door op die washand een broek te deponeren.
6. Het middel faalt en leent zich voor toepassing van art. 81 RO. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G