Home

Parket bij de Hoge Raad, 29-09-2009, BJ2725, 07/10976

Parket bij de Hoge Raad, 29-09-2009, BJ2725, 07/10976

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
29 september 2009
Datum publicatie
29 september 2009
ECLI
ECLI:NL:PHR:2009:BJ2725
Formele relaties
Zaaknummer
07/10976

Inhoudsindicatie

Art. 359.2 Sv, u.o.s.

Conclusie

Nr. 07/10976

Mr. Machielse

Zitting 23 juni 2009

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte op 8 februari 2007 voor 1 primair: Poging tot doodslag en voor 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III; en: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden.

Tevens heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van eerdere voorwaardelijk opgelegde straf.

2. Mr. V.C. Serrarens, advocaat te Middelburg, heeft cassatie ingesteld. Mr. A.J. Sol, advocaat te Terneuzen, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.

3.1. Het middel klaagt dat het hof het tweede lid van art. 359 Sv heeft geschonden door niet de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het onderbouwde standpunt van de verdediging dat de belastende verklaringen van de getuigen onbetrouwbaar zijn.

3.2. Het hof heeft bewezenverklaard dat verdachte:

"1. Op 18 januari 2006 te Leerdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [betrokkene 1] van het leven te beroven, met dat opzet

- met een pistool een kogel heeft afgevuurd in de richting van voornoemde [betrokkene 1],

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2. Op 18 januari 2006 te Leerdam en vuurwapen van categorie III onder 1 in de vorm van een pistool, te weten een pistool (kaliber 7,65 mm) en munitie van categorie III, te weten een of meer kogelpatronen kaliber 7,65 mm, voorhanden heeft gehad."

3.3. De pleitnota in hoger beroep wijst op inconsistenties in de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Voorts biedt de pleitnota een alternatieve lezing aan, te weten dat het [betrokkene 2] is geweest die heeft geschoten. Ook wijst de verdediging naar onderdelen van het dossier waarin de verklaringen van de belastende getuigen worden weersproken.

Ook bij de rechtbank heeft de verdediging aangevoerd dat de belastende verklaringen onbetrouwbaar zijn. De rechtbank heeft aan dit verweer een extra bewijsoverweging gewijd. Het hof heeft dit nagelaten. Dat doet de vraag rijzen of elders in het verkort arrest en aanvulling daarop voldoende gegevens zijn neergelegd waarin de motivering van de verwerping van het standpunt geacht kan worden te zijn gelegen.

3.4. Ik geef de inhoud van de relevante bewijsmiddelen weer:

"1. De verklaring van de verdachte.

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2007 verklaard -zakelijk weergegeven-:

In de nacht van 18 januari 2006 ben ik in Leerdam geweest. Ik heb die nacht het café [A] bezocht. [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] ken ik al lang. Ik heb [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in de nacht van 18 janüari 2006 in Leerdam gezien.

Ik weet dat je, als je met een vuurwapen kogels afvuurt op straat, het risico neemt dat je mensen raakt.

2. Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid, nr. LJN PL1820/06-007403, d.d. 21 januari 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:

als de op 20 januari 2006 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (aangever) (dossierpagina 01.AAN.03):

Op woensdag (het hof begrijpt: woensdag 18 januari 2006) vroeg [betrokkene 2] mij naar het Reilinghplein te komen. Ik liep het Reilinghplein op. Ik zag dat [betrokkene 2] en [verdachte] op mij af kwamen lopen. Op het Reilinghplein stond ik tegenover [betrokkene 2] en [verdachte].

Vervolgens draaide ik me om en liep bij hen vandaan. Ik hoorde een geluid, keek achterom en zag dat [verdachte] een wapen in zijn hand had. Ik hoorde 'klik, klik', dus het laden van het wapen. Ik zag en hoorde dat [verdachte] in de lucht schoot.

Ik wilde snel weghollen maar er viel meteen een schot, ik zakte door mijn linkerbeen en viel op het wegdek.

3. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 11 april 2006.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:

als de op 11 april 2006 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:

Op 18 januari 2006 werd ik gebeld door [betrokkene 2]. We hebben toen afgesproken op het Reilinghplein.

Ik zag op het plein [verdachte] en [betrokkene 2]. Ze waren op ongeveer 1 à 2 meter afstand van mij. Toen heb ik met [verdachte] en [betrokkene 2] gesproken. [Verdachte] vroeg of ik geld had. Ik zei dat ik geen geld meer had. Op het moment dat ik naast [verdachte] stond bij de pinautomaat, pakte [verdachte] een pistool uit zijn zak, laadde dit door en schoot. Daarna richtte hij het pistool op mijn voeten.

Ik stond toen ongeveer één meter van [verdachte] af. We stonden tegenover elkaar. Hierna ben ik gaan rennen en rende ik de hoek om. Toen ik ongeveer 7 meter van de hoek verwijderd was, werd ik door een kogel geraakt.

Ik heb het vuurwapen met mijn eigen ogen gezien. Het was een zwart pistool. Ik zag het toen hij het uit zijn zak haalde.

Ik heb tussen de 4 en 6 schoten gehoord. Toen ik geraakt werd, ben ik op de grond gevallen. Nadat ik geraakt en gevallen was, ben ik kruipend weggegaan. [Verdachte] en [betrokkene 2] kwamen rustig achter mij aanlopen. Toen ik viel, keek ik achterom en zag [verdachte] en [betrokkene 2] aan komen lopen.

4. Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid, nr. LJN PL1820/06-007403, d.d. 7 maart 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:

als relaas van deze opsporingsambtenaar (dossierpagina 01.AAN.07):

Op 18 januari werd [betrokkene 1] op het Dokter Reilinghplein te Leerdam in zijn linkerbeen geschoten. Uit onderzoek bleek dat het slachtoffer een kogelwond had aan de achterzijde van zijn linkerbeen boven de achterzijde van de knie.

Het slachtoffer werd op 19 januari 2006 in het Beatrixziekenhuis geopereerd. Bij deze operatie werd een kogel uit het linkerbeen verwijderd.

5. Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid, nr. LJN PL1820/06-007403, d.d. 1 februari 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Dit procesverbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:

als de op 1 februari 2 006 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 2] (dossierpagina 01.V2.02):

Op 18 januari 2005 (het hof begrijpt 18 januari .2006) ben ik naar café [A] in Leerdam gegaan. Ik zag [betrokkene 7] aan de bar zitten met een man waarvan ik de naam niet noem uit veiligheidsoverwegingen. De man die naast [betrokkene 7] zat, liet meerdere malen een pistool zien. Op een gegeven momnet zei [betrokkene 7] dat ik [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) moest bellen. De man met het pistool en ik gingen het café uit.

[Betrokkene 1] kwam aanlopen, de man met het pistool stond met de rug naar mij toe en ik hoorde gelijk een schot. Ik zag [betrokkene 1] wegrennen over het plein en hoorde dat de man met het pistool nog twee keer schoot in de richting van [betrokkene 1].

6. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de

arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 20 oktober 2006.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:

als de op 20 oktober 2006 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :

Op het moment van het schietincident zelf heeft [verdachte] eerst een paar meter naast [betrokkene 1] geschoten en toen is [betrokkene 1] weggerend en toen heeft [verdachte] op [betrokkene 1] geschoten en hem geraakt. Ik zag vuur uit zijn hand komen. Hij hield zijn arm gestrekt. Ik zag dit nadat ik was weggelopen en ik omkeek. Ik zag eerst [betrokkene 1] nog rennen en toen dacht ik nog 'hij heeft hem niet geraakt'. Ik hoorde knallen en heb mij toen omgedraaid.

Ik zag toen dat [verdachte] zijn arm had gestrekt in de richting waarin [betrokkene 1] weg liep.

7. Het proces-verbaal van de Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid, nr. LJN PL1820/06-007403, d.d. 8 februari 2006, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 5]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:

als de op 8 februari 2006 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 3] (dossierpagina 01.G20.01):

Op 18 januari 2006 was ik op stap met [betrokkene 2]. Zwervend waren we in Leerdam terechtgekomen. [Betrokkene 2] stapte uit. Ongeveer 5 minuten later kwam [betrokkene 2] terug. Hij was toen niet alleen, er was een ander bij. Ik zag dat die ander de mij bekende [verdachte] was.

Ongeveer 5 of 10 minuten later hoorde ik zeker één knal om de hoek naar het café. Even later kwam [betrokkene 2] in paniek naar mij toe en vroeg of ik [verdachte] mee wilde nemen, want hij vertelde later dat [verdachte] op iemand had geschoten. Ik heb toen [verdachte] in laten stappen. Ik hoorde hem veel vloeken en hoorde hem zeggen dat hij iets verkeerds had gedaan."

3.5. De verdediging heeft niet betwist dat in de nacht van 18 januari 2006 [betrokkene 1] in zijn been is geschoten en dat verdachte daarbij aanwezig is geweest. Maar verder zijn alle onderdelen van de verklaringen die voor verdachte belastend zijn uitdrukkelijk en beargumenteerd weersproken door vergelijking met andere elementen in het dossier. Zelfs de verklaring van [betrokkene 3] wordt gepareerd door te verwijzen naar de verklaring van een ander waaruit de verdediging opmaakt dat verdachte niet na het schieten bij deze [betrokkene 3] in de auto heeft plaatsgenomen. Door gebruik te maken van de verklaringen van [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft het hof wel de mogelijkheid verworpen dat een ander dan verdachte zou hebben geschoten, maar niet de bezwaren tegen de verklaringen van deze drie weggenomen.

Het middel lijkt mij gegrond te zijn.

4. Ambtshalve wijs ik erop dat sinds het instellen van het beroep in cassatie al meer dan twee jaar zijn verstreken, zodat de redelijke termijn in cassatie is geschonden. Het hof dat de zaak opnieuw zal dienen te onderzoeken zal eventueel met de schending van de redelijke termijn bij de eventuele strafoplegging rekening dienen te houden.

5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden