Home

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 18-08-2017, ECLI:NL:OGEABES:2017:16, BBZ nr. EUX201600001

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 18-08-2017, ECLI:NL:OGEABES:2017:16, BBZ nr. EUX201600001

Gegevens

Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Datum uitspraak
18 augustus 2017
Datum publicatie
22 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:OGEABES:2017:16
Zaaknummer
BBZ nr. EUX201600001

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is verschillende malen in bezwaar gekomen en de Inspecteur heeft tot vier keer toe uitspraak op bezwaar gedaan. Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep is alleen de eerste uitspraak op bezwaar rechtsgeldig. Het tweede bezwaar is gedaan na de eerste uitspraak op bezwaar. De datum van het tweede bezwaar geldt daarom als datum indiening beroep. De termijnoverschrijding is verschoonbaar, omdat belanghebbende terstond na het bekend worden met de uitspraak op bezwaar in beroep is gekomen.

Navordering is mogelijk nu het een geval betreft waarbij te weinig inkomstenbelasting is geheven omdat te hoge voorheffingen zijn verrekend.

Uitspraak

Uitspraak van 18 augustus 2017

BBZ nr. EUX201600001

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT EUSTATIUS

UITSPRAAK

Op het beroep in de zin van

hoofdstuk VIII, titel acht, afdeling drie van de Belastingwet BES van:

X, woonachtig in Sint Eustatius,

belanghebbende,

gericht tegen:

DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, gevestigd in Sint Eustatius,

de Inspecteur,

1 PROCESVERLOOP

1.1

Aan belanghebbende is op 1 februari 2013 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 opgelegd naar een belastbaar inkomen van USD 24.280.

1.2

Belanghebbende is op 30 januari 2013 in bezwaar gekomen tegen de navorderingsaanslag.

1.3

De Inspecteur heeft op 14 september 2014 uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar afgewezen.

1.4

Bij brief van 5 augustus 2015 deelt de Ontvanger belanghebbende mede dat zij voornemens is om vanwege het openstaande verschuldigde bedrag van USD 4.437 aan inkomstenbelasting een vordering te doen op belanghebbendes salaris. Belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld om het verschuldigde bedrag binnen 10 dagen na dagtekening van de brief te voldoen.

1.5

Op 19 augustus 2015 dient belanghebbende een bezwaar in gericht tegen bovenvermelde brief van de Ontvanger, waarbij hij onder meer om kwijtschelding van de verschuldigde belasting verzoekt. Belanghebbende maakt daarbij tevens (voor de tweede keer) bezwaar tegen de hoogte van de aanslag.

1.6

De Inspecteur doet op 10 november 2015 uitspraak op bezwaar waarbij belanghebbendes bezwaar van 19 augustus 2015 niet-ontvankelijk wordt verklaard. Tegelijkertijd stuurt de Ontvanger een brief aan belanghebbende waarin zij het verzoek om kwijtschelding afwijst.

1.7

Op 10 december 2015 stuurt belanghebbende een brief aan de Inspecteur waarin hij reageert op de uitspraak op bezwaar van 10 november 2015 .

1.8

De Inspecteur merkt dit schrijven aan als een nieuw bezwaar tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting. Op 21 maart 2016 doet de Inspecteur voor de derde keer uitspraak op bezwaar en verklaart belanghebbendes bezwaar van 10 december 2015 niet- ontvankelijk.

1.9

De Inspecteur doet tenslotte op 7 mei 2016 voor de vierde keer uitspraak op bezwaar en verklaart belanghebbendes bezwaar van 10 december 2015 wederom niet- ontvankelijk.

1.10

Belanghebbende is op 14 juni 2016 in beroep gekomen. Hij heeft daarbij een bedrag van USD 30 aan griffierecht voldaan.

1.11

De Inspecteur heeft op 3 februari 2017 een verweerschrift ingediend.

1.12

Ter zitting van 1 juni 2017 te Oranjestad zijn verschenen belanghebbende in persoon, vergezeld van zijn echtgenote A. Namens de Inspecteur zijn verschenen drs. B en C.

2 FEITEN

2.1

Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van USD 24.280. Hij heeft daarbij een bedrag van USD 8.148 aan ingehouden loonbelasting en premies opgevoerd. Bij het opleggen van de definitieve aanslag heeft de Inspecteur de aangifte gevolgd. Volgens de aanslag bedraagt het verschuldigde bedrag aan inkomstenbelasting en premies USD 4.336 en de ingehouden loonbelasting USD 8.148. Dit heeft geresulteerd in een teruggaaf van USD 4.336 -/- USD 8.148 = USD 3.812.

2.2

Tot de gedingstukken behoort de loonbelastingkaart 2011. Hieruit blijkt dat op het loon een bedrag van (afgerond) USD 4.239 aan loonbelasting is ingehouden.

3 GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1

In geschil is het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 terecht is opgelegd. Belanghebbende stelt dat de navorderingsaanslag niet in stand kan blijven, omdat er geen nieuw feit is dat het opleggen van een navorderingsaanslag rechtvaardigt. De Inspecteur stelt dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd, aangezien in onderhavige geval geen nieuw feit vereist is voor het opleggen van een navorderingsaanslag.

3.2

Subsidiair doet belanghebbende een beroep op het vertrouwensbeginsel en stelt hij dat de Inspecteur met het opleggen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2011 het vertrouwen heeft opgewekt dat belanghebbende recht had op een belastingteruggave. De Inspecteur stelt dat belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel faalt.

3.3

Tevens is de ontvankelijkheid van het beroep in geding. De Inspecteur stelt dat belanghebbende de eerste uitspraak op bezwaar (14 september 2014) moet hebben ontvangen en dat belanghebbendes beroepschrift om die reden niet ontvankelijk is. Belanghebbende stelt de uitspraak op bezwaar nooit te hebben ontvangen. Pas in augustus 2015 is hij via een brief van de Ontvanger bekend geworden met de uitspraak op bezwaar en toen is hij gelijk in beroep gekomen. Belanghebbende is van mening dat hij dient te worden ontvangen in zijn beroep.

4 BEOORDELING VAN HET BEROEP

5 PROCESKOSTENVERGOEDING

6 DE BESLISSING