Hoge Raad, 02-05-2025, ECLI:NL:HR:2025:712, 24/02210
Hoge Raad, 02-05-2025, ECLI:NL:HR:2025:712, 24/02210
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 mei 2025
- Datum publicatie
- 2 mei 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:712
- Formele relaties
- In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2024:860
- Zaaknummer
- 24/02210
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/02210
Datum 2 mei 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 mei 2024, nrs. 23/174 BESLU en 23/175 WLZ1, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nrs. AMS 22/264 en AMS 22/1933) betreffende een besluit inzake de vaststelling van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door R.S. Wijling, heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beroep in cassatie ingesteld.
De Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.