Home

Hoge Raad, 26-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:349, 19/03705

Hoge Raad, 26-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:349, 19/03705

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 juni 2020
Datum publicatie
26 juni 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:349
Formele relaties
Zaaknummer
19/03705

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/03705

Datum 26 juni 2020

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 3 juli 2019, nrs. BK-18/00851 tot en met BK-18/00855, betreffende aan belanghebbende over de jaren 2008, 2011 en 2013 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2012 gegeven beschikking als bedoeld in artikel 3.151, lid 1, Wet IB 2001 en de daarbij gegeven rentebeschikkingen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 15 mei 2020 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2020:486).

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing