Hoge Raad, 05-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1707, 18/03840
Hoge Raad, 05-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1707, 18/03840
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 5 november 2019
- Datum publicatie
- 5 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1707
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:1133
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2018:2916, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 18/03840
Inhoudsindicatie
Wederspannigheid, art. 180 Sr. Bewijsklacht t.a.v. ‘ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening’. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/03839.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/03840
Datum 5 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 19 juni 2018, nummer 23/000120-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Grijsen, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 november 2019.