Home

Hoge Raad, 28-08-2012, BX3864, 11/05293 J

Hoge Raad, 28-08-2012, BX3864, 11/05293 J

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 augustus 2012
Datum publicatie
28 augustus 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX3864
Formele relaties
Zaaknummer
11/05293 J

Inhoudsindicatie

Jeugdzaak. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt (uos). Het Hof heeft hetgeen door de raadsvrouwe is aangevoerd m.b.t. de betrouwbaarheid van de verklaringen van X, Y en Z, inhoudende dat die verklaringen niet met elkaar stroken en dat daaraan de conclusie moet worden verbonden dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, kennelijk niet opgevat als een uos in de zin van art. 359.2.2e volzin Sv. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk. Hetgeen naar voren is gebracht m.b.t. de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie t.o.v. het Hof naar voren is gebracht. Het Hof is van het standpunt dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is afgeweken door haar aangifte voor het bewijs te bezigen. De motivering daarvan ligt besloten in de gebezigde, voor de verwerping van bedoeld standpunt relevante bewijsmiddelen. Art. 359.2.2e volzin Sv noopte het Hof niet tot een nadere motivering.

Uitspraak

28 augustus 2012

Strafkamer

S 11/05293 J

JABG/IV

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 20 september 2011, nummer 24/003108-10, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Flevoland, locatie Almere-Binnen" te Almere.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.

2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"hij op 06 december 2009 te Almere, in de gemeente Almere, aan een persoon genaamd [het slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas) heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht in het gezicht te stompen of te slaan."

2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

"1. een proces-verbaal van aangifte met nummer LJN PL2540 2009088833-1, d.d. 7 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van aangeefster [het slachtoffer]:

Op 6 december 2009 werd in Almere geweld tegen mij gepleegd. Ik wens aangifte te doen tegen een persoon met de voornaam [verdachte], een blanke jongen van ongeveer 17 jaar oud. In de nacht van zaterdag op zondag (het hof begrijpt: van 5 op 6 december 2009) was ik uit in Almere. Ik kwam [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [verdachte] tegen.

Ik heb een vuistslag gekregen en kwam kennelijk knock-out op de grond te vallen. Ik voel nu pijn op mijn gelaatsstreek. Ik ben voor het door mij opgelopen letsel in het Flevoziekenhuis behandeld. Een MRI-scan heeft uitgewezen dat mijn linker oogkas een breuk heeft opgelopen ten gevolge van het op mijn gelaat toegepaste geweld.

2. een schriftelijk stuk, te weten een 'aanvraag medische informatie', voorzien van proces-verbaalnummer 2009088833-1, gedateerd op 10 december 2009, waarop (onder het kopje "Geneeskundige verklaring") is ingevuld:

Medische informatie betreffende: [het slachtoffer]

Omschrijving van het letsel: niet zichtbaar letsel: breuk van het bot, oogkas linker oog

3. een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer LJN PL2542 2009088833-31, d.d. 9 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van [betrokkene 3]:

Op 6 december 2009 om ongeveer 03:15 uur hoorde ik buiten bij mij in de straat, de [a-straat] te Almere, geschreeuw. Ik hoorde een meisje schreeuwen. Ik zag dat het meisje en een jongen aan elkaar begonnen te duwen en trekken. Ik zag dat de jongen een slaande beweging maakte met zijn vuist in de richting van het hoofd van het meisje. Nog geen tel later zag ik dat het meisje op de grond lag en ik zag dat de jongen over haar heen zat. Ik zag toen dat de jongen weer een slaande beweging maakte met zijn rechtervuist in de richting van het gezicht van het meisje.

4. een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer LJN PL2540 2009088833-34, d.d. 15 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van [betrokkene 1]:

Ik heb begrepen dat u mij nader wilt verhoren in verband met het incident waarbij [het slachtoffer] als slachtoffer is betrokken geweest.

Ik zag tijdens de schermutselingen tussen [het slachtoffer] en mij dat [verdachte] oog in oog tegenover [het slachtoffer] kwam te staan en dat zij vervolgens met elkaar gingen worstelen. Ik zag toen dat [het slachtoffer] op de grond lag en dat [verdachte] over haar heen stond. Ik zag dat [verdachte] zijn tot vuist gebalde rechterhand naar de gelaatstreek van [het slachtoffer] uithaalde. Ik zag dat [verdachte] dit kennelijk opzettelijk en met kracht deed.

5. een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer LJN PL2541 2009088833-20, d.d. 6 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van [betrokkene 2]:

Op 6 december 2009 omstreeks 23:00 uur ben ik samen met [betrokkene 1] en [verdachte] de [A] in Almere binnengegaan. Later kwam [het slachtoffer] binnen. Op een gegeven moment zijn [het slachtoffer] en ik naar buiten gegaan en daar zagen wij [betrokkene 1] en [verdachte]. Ik heb [betrokkene 1] meegenomen naar de overkant van de straat. [Verdachte] is toen bij [het slachtoffer] gebleven. Even later zag ik dat [het slachtoffer] achter [verdachte] aanrende en dat zij beiden bij ons kwamen.

6. een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer LJN PL2541 2009088833-204, d.d. 17 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van [betrokkene 2]:

[Verdachte] vertelde mij ook dat hij het zielig vond dat hij [het slachtoffer] had geslagen.

7. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 6 september 2011 - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende:

Op 6 december 2010 was ik in Almere aan het stappen met [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [het slachtoffer]. Na ons vertrek is er geduwd tussen [het slachtoffer] en mij. Ik liep weg en zij kwam achter mij aan. Toen is er op het hoekje een en ander gebeurd. Het klopt dat ik op enig moment boven [het slachtoffer] heb gestaan. Ik heb [betrokkene 2] na die tijd nog gebeld."

2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:

"De verdediging stelt zich op het standpunt dat cliënt van het aan hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.

- De verdediging is van mening dat er veel tegenstrijdigheden in het dossier zitten. Alle betrokkenen verklaren verschillend van elkaar en de verklaringen stemmen niet met elkaar overeen.

- Zo verklaren aangeefster en getuige [betrokkene 3] dat zij zouden hebben gezien dat cliënt aangeefster geslagen zou hebben. Dit zou volgens aangeefster gebeurd zijn toen zij rechtop stond, volgens getuige [betrokkene 3] gebeurde dit toen aangeefster stond en vervolgens toen zij op de grond lag. Ook hebben aangeefster en getuige [betrokkene 3] beiden niet gezien of cliënt geschopt zou hebben.

- Dan heeft getuige [betrokkene 2] weer niet gezien dat aangeefster geslagen werd. Maar [betrokkene 2] heeft weer wel gezien dat aangeefster geschopt werd door cliënt, dit zou gebeurd zijn toen aangeefster op de grond lag. Opvallend dat [betrokkene 2] niet gezien zou hebben dat cliënt aangeefster geslagen zou hebben, [betrokkene 2] is er immers de gehele tijd dichtbij geweest.

- Dan is er nog getuige [betrokkene 1]. Hij heeft gezien dat cliënt geslagen zou hebben, dat aangeefster ook geschopt zou hebben en dat dit beide is gebeurd toen aangeefster op de grond lag.

- Op de camerabeelden is echter niet te zien dat aangeefster op de grond zou hebben gelegen op het moment dat zij geslagen werd. Op de camerabeelden is te zien dat de klap gegeven werd toen aangeefster stond.

- Doordat de verschillende getuigen en aangeefster zo verschillend verklaren zijn de verklaringen van de getuigen naar mening van de verdediging niet als betrouwbaar op te vatten.

- Ook de aangifte is naar mening van de verdediging onbetrouwbaar. Aangeefster zegt in eerste instantie dat ene Kevin haar geslagen zou hebben en dat ze ruzie had met [betrokkene 1]. Later in het ziekenhuis verklaart aangeefster ineens dat cliënt haar geslagen zou hebben. Tussen het eerste aanspreekmoment op straat en het moment van de verklaring in het ziekenhuis zat maar liefst een tijdspanne van 12 uren.

- Aangeefster kan in die periode met andere mensen hebben overlegd, onder andere met haar familie. Tevens heeft aangeefster bij de RC verklaard dat haar door de rechercheur verteld is hoe cliënt daadwerkelijk heette. Een dag later doet aangeefster pas aangifte waarin zij weer verklaart dat zij de achternaam van cliënt niet weet.

- Tevens acht de verdediging de aangifte onbetrouwbaar omdat aangeefster 15 eenheden bier en sterke drank genuttigd had. Er werd gesproken van een alcohol intoxicatie maar aangeefster verklaarde toch alles heel zeker te weten. Dat terwijl na een dergelijk alcohol consumptie te verwachten is dat men zich niet alles meer heel scherp kan herinneren.

- Ook aangeefster zelf heeft in haar aangifte aangegeven dat zij teveel op had. Zij sprak zelfs omtrent overmatig drankgebruik. Tevens blijkt uit getuige verklaring van getuige [betrokkene 3] dat hij de indruk had dat aangeefster dronken was, ze liep zelfs te zwalken.

- Uit de verklaring van getuige [betrokkene 1] bij de RC blijkt dat hij die avond dronken was. Tevens heeft hij bij de RC aangegeven dat hij zijn tweede verklaring heeft aangepast omdat cliënt hem de schuld zou hebben gegeven. Ook verklaarde [betrokkene 1] dat hij met getuige [betrokkene 2] heeft overlegd omtrent hetgeen er gebeurd was. Ook de verklaring van getuige [betrokkene 1] wordt gezien het voorgaande door de verdediging als onbetrouwbaar aangemerkt.

- Met betrekking tot de verklaring van getuige [betrokkene 3] merkt de verdediging op dat [betrokkene 3] bij de politie heeft verklaard dat hij niet heeft kunnen zien of aangeefster daadwerkelijk geslagen werd. Bij de Rechter-commissaris verklaart getuige [betrokkene 3] ineens dat hij wel heeft gezien dat aangeefster geslagen werd toen zij op de grond lag en er iemand bovenop haar zat.

- Deze laatste verklaring strookt met die van cliënt. Cliënt heeft verklaard dat [betrokkene 1] het gedrag van aangeefster zat was en zei: 'nu is het genoeg'. Vervolgens is [betrokkene 1] naar aangeefster toegelopen en heeft hij duwende en slaande bewegingen gemaakt in het gezicht van aangeefster.

- Voorts merkt de verdediging met betrekking tot de verklaring van [betrokkene 3] op dat getuige [betrokkene 3] bij de Rechter-commissaris heeft verklaard dat hij niets in de media gelezen zou hebben omtrent het voorval. Bij de politie heeft getuige [betrokkene 3] echter verklaard dat hij wel iets over het incident gelezen zou hebben op Almere4you.nl

- In het verleden is er wel eens een voorval geweest tussen cliënt en getuige [betrokkene 3], cliënt sluit dan ook niet uit dat hij op deze manier wordt terug gepakt. [Betrokkene 3] is gezien het voorgaande geen objectieve getuige.

Samenvattend bevat het dossier een heleboel getuigenverklaringen die niet met elkaar stroken. De verdediging is dan ook van mening dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat cliënt zich schuldig zou hebben gemaakt aan het aan hem ten laste gelegde.

Voor het schoppen en slaan is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Op de camerabeelden is het donker en is niet te zien wie uithaalt. Wel is te zien dat er uitgehaald wordt. Cliënt ontkent en er bestaat twijfel omtrent de gang van zaken.

Dat [betrokkene 1] degene zou zijn geweest die aangeefster geslagen heeft is niet ondenkbaar. Immers, aangeefster had al ruzie met [betrokkene 1] en viel hem al een hele tijd lastig op de bewuste avond. De verdediging verzoekt u gezien het voorgaand om cliënt vrij te spreken en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf af te wijzen."

2.4.1. Het Hof heeft hetgeen door de raadsvrouwe is aangevoerd met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 3], [betrokkene 1] en [betrokkene 2], inhoudende dat die verklaringen niet met elkaar stroken en dat daaraan de conclusie moet worden verbonden dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde, kennelijk niet opgevat als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk.

2.4.2. Hetgeen door de raadsvrouwe naar voren is gebracht met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster [het slachtoffer] kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van het Hof naar voren is gebracht. Het Hof is van het standpunt dat de verklaring van [het slachtoffer] onbetrouwbaar is afgeweken door haar aangifte voor het bewijs te bezigen. De motivering daarvan ligt besloten in de gebezigde, voor de verwerping van bedoeld standpunt relevante bewijsmiddelen. Art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv noopte het Hof niet tot een nadere motivering.

2.5. Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 28 augustus 2012.