Hoge Raad, 23-03-2010, BK9253, 08/04883
Hoge Raad, 23-03-2010, BK9253, 08/04883
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 maart 2010
- Datum publicatie
- 24 maart 2010
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BK9253
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK9253
- Zaaknummer
- 08/04883
Inhoudsindicatie
Bevestiging vonnis. Anders dan in e.a. heeft de verdediging in h.b. uitdrukkelijk verweren gevoerd strekkende tot n-o van het OM in de vervolging en tot strafvermindering. Daarop had het Hof een uitdrukkelijke beslissing dienen te geven. Nu zodanige beslissing in het vonnis niet voorkomt, had het Hof in zoverre niet mogen bevestigen.
Uitspraak
23 maart 2010
Strafkamer
Nr. 08/04883
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 oktober 2008, nummer 23/002116-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Brabant Noord, locatie De Corridor" te Zeeland.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing of terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat het Hof het vonnis van de Rechtbank niet had mogen bevestigen.
2.2. Het vonnis van de Rechtbank houdt het volgende in:
"De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op strijd met de beginselen van een goede procesorde nu beide medeverdachten voor een haar onbekende periode samen een cel hebben gedeeld. Zij zijn, zo stelt de raadsvrouw, in de gelegenheid geweest hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Dit terwijl haar cliënt in beperkingen heeft gezeten. Daarnaast heeft slechts bij verdachte een huiszoeking plaatsgevonden. Naast het feit dat de raadsvrouw hier geen conclusies aan heeft verbonden, is de rechtbank van oordeel dat dit argument niet op zou gaan. Indien enige afstemming tussen de medeverdachten zou hebben plaatsgevonden, is niet gebleken dat verdachte daardoor nadeel heeft ondervonden of in zijn verdediging is geschaad, nu de rechtbank op grond van de hierboven opgesomde bewijsmiddelen ter zake van alle verdachten tot dezelfde bewezenverklaring is gekomen en de rechtbank de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] - voor zover gelijkluidend en derhalve mogelijk afgestemd zouden zijn - niet als bewijsmiddelen voor het bewezenverklaarde heeft gebezigd."
2.3. De aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota houdt het volgende in:
"Strijd met goede procesorde
Mijn cliënt is tijdens de gehele gerechtelijke voorfase in ernstige mate benadeeld en geschaad. Niet alleen heeft er slechts bij mijn cliënt een huiszoeking plaatsgevonden ook hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gedurende een nog onbekende periode een cel gedeeld (B p. 47). Terwijl mijn client aanvankelijk enige tijd in beperking heeft gezeten zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de gelegenheid gesteld om hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Dat zij van deze gelegenheid gebruik hebben gemaakt komt duidelijk naar voren in de verhoorrapportages. Zo heeft [medeverdachte 2] de dag van haar aanhouding verklaard dat ze cliënt niet kende en dat zij hem slechts een keer in Nederland had gezien. Voorts heeft ze verklaard dat mijn cliënt in Brazilië af en toe naar de hotelkamer kwam en dat hij [...] heette (A p.3). Vier dagen nadat [medeverdachte 2] aan de politie heeft verklaard cliënt slechts een keer in Nederland te hebben gezien, heeft ze aangegeven dat ze een relatie met hem heeft gehad. De reden van de reis naar Brazilië was dat ze een ruzie met hem goed wilde maken nadat ze had ontdekt dat hij een andere relatie had (B p. 91). Eveneens heeft ze op de dag van de aanhouding aangegeven niet te weten wie de tickets naar Brazilië had gekocht. Vier dagen later herinnert ze het zich weer en verklaart ze dat cliënt de vliegtickets voor haar heeft gekocht. Aanvankelijk heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de komst van [medeverdachte 1] naar Brazilië voor haar een verrassing was (A p. 4; 8). Vervolgens heeft ze aangegeven dat ze haar stressvolle persoonlijke omstandigheden met [medeverdachte 1] had besproken en dat [medeverdachte 1] naar aanleiding van dit gesprek [medeverdachte 2] zou hebben verrast met een reis naar Brazilië (B p. 86; 91).
Mijns inziens gaat het in deze om zeer ernstige en doelbewuste inbreuken op de beginselen van een goede procesorde, waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
(...)
Primair verzoek ik u het Openbaar Ministerie gezien de doelbewuste inbreuken op de beginselen van een goede procesorde niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging, dan wel de op te leggen straf te verminderen waardoor het nadeel van cliënt enigszins kan worden gecompenseerd."
2.4. Anders dan in de eerste aanleg heeft de verdediging in hoger beroep uitdrukkelijk verweren gevoerd strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging en tot strafvermindering. Daarop had het Hof een uitdrukkelijke beslissing dienen te geven. Nu zodanige beslissing in het vonnis in eerste aanleg niet voorkomt, had het Hof dat vonnis in zoverre niet mogen bevestigen. De klacht slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 23 maart 2010.