Home

Hoge Raad, 02-03-2010, BK5496, 07/12958

Hoge Raad, 02-03-2010, BK5496, 07/12958

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 maart 2010
Datum publicatie
3 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BK5496
Formele relaties
Zaaknummer
07/12958

Inhoudsindicatie

HR: 81 RO.

Uitspraak

2 maart 2010

Strafkamer

nr. S 07/12958

CB/IV

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 oktober 2007, nummer 20/010066-05, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1. Geding in cassatie

1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. L.P.H. Hameleers, advocaat te Roermond, en

mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, ieder bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel ten aanzien van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

1.2. De raadsman mr. Hameleers heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2. Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zesendertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4. Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;

vermindert deze in die zin dat deze vierendertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 2 maart 2010.