Hoge Raad, 26-09-2008, BD3796, 08/00339
Hoge Raad, 26-09-2008, BD3796, 08/00339
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 september 2008
- Datum publicatie
- 26 september 2008
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2008:BD3796
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BD3796
- Zaaknummer
- 08/00339
- Relevante informatie
- Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 15-11-2025] art. 288
Inhoudsindicatie
WSNP; afgewezen verzoek tot toepassing van schuldsaneringsregeling. Overgangsrecht; het sinds 1 januari 2008 geldend recht (art. 288, aanhef en onder c, F.) heeft onmiddellijke werking; verplichting appelrechter (ambtshalve) gelegenheid bieden tot aanpassing van stellingen?
Uitspraak
26 september 2008
Eerste Kamer
08/00339
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij verzoekschrift gedateerd 27 juni 2007 heeft [verzoeker] zich gewend tot de rechtbank Breda en verzocht de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld op 22 oktober 2007. Bij die gelegenheid heeft [verzoeker] ermee ingestemd dat de rechtbank Breda het verzoek zal behandelen in haar hoedanigheid van rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Maastricht.
Bij beschikking van 30 oktober 2007 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 15 januari 2008 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd met verbetering van gronden
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 [Verzoeker] heeft met een op 7 november 2007 bij het hof ingediend verzoekschrift hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing door de rechtbank van zijn verzoek om ten aanzien van hem de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Het hof heeft bij arrest van 15 januari 2008 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Inmiddels was met ingang van 1 januari 2008 de Wet van 24 mei 2007 houdende wijziging van de Faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, Stb. 192, in werking getreden. Het hof heeft het verzoek van [verzoeker] beoordeeld aan de hand van het daarin opgenomen nieuwe art. 288 F. Het hiertegen gerichte middel 1 faalt. Op de gronden, vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.4 tot en met 2.9 moet worden aangenomen dat de nieuwe bepaling van art. 288 onmiddellijke werking heeft.
3.2 Middel 2 klaagt subsidiair dat het hof in strijd met de eisen van een goede procesorde heeft gehandeld door [verzoeker] niet de gelegenheid te bieden zijn stellingen aan het nieuwe art. 288 aan te passen.
Waar reeds bij Besluit van 18 juni 2007, Stb. 222, was bekendgemaakt dat de bedoelde wet op 1 januari 2008 in werking zou treden, kon al in het appelschrift daarop geanticipeerd worden. Bovendien heeft op 7 januari 2008 een mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden, waarbij voor [verzoeker] gelegenheid heeft bestaan om, desgewenst, na de inwerkingtreding van die wet zijn stellingen daaraan aan te passen.
Onder deze omstandigheden was het hof niet verplicht om ambtshalve [verzoeker] de gelegenheid te bieden zijn stellingen aan het nieuwe art. 288 aan te passen. Middel 2 faalt derhalve.
3.3 Middel 3 keert zich tegen de wijze waarop het hof toepassing heeft gegeven aan art. 288. Ook dit middel is tevergeefs voorgesteld.
Het hof heeft zijn oordeel, dat het verzoek van [verzoeker] afgewezen dient te worden, gebaseerd op de volgende overweging:
"Ter zitting van het hof is evenwel komen vast te staan dat [verzoeker] zijn onderneming op 23 maart 2007 heeft gestaakt en dat weliswaar alle aangiften (omzetbelasting - overigens behoudens de suppletieaangifte omzetbelasting 2006 - en loonbelasting) tot en met 2006 zijn voldaan, zoals de boekhouder heeft laten weten, maar van enige gedane aangifte van omzetbelasting en loonbelasting over 2007 blijkt niet, zodat (nog steeds) niet genoegzaam is voldaan aan de administratie- en aangifteplicht. Daaraan kent het hof ten deze zwaarwegende en doorslaggevende betekenis toe. Immers dat brengt mede dat te verwachten valt dat [verzoeker] bij eventuele toelating tot de schuldsaneringsregeling geconfronteerd zal worden met ambtshalve aanslagen."
De Hoge Raad verstaat deze overweging aldus dat het hof op grond van het gesignaleerde in gebreke blijven met het voldoen aan de administratie- en aangifteplicht van oordeel was, dat niet voldaan was aan het vereiste voor toewijzing, vervat in art. 288 lid 1, aanhef en onder c, dat voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is in het licht van de gedingstukken niet onbegrijpelijk noch onvoldoende gemotiveerd.
Het middel mist feitelijke grondslag, waar het uit de woorden "blijkt niet" afleidt dat het hof niet heeft vastgesteld dat de bedoelde aangifte niet is gedaan. Uit hetgeen het hof verder heeft overwogen, blijkt immers dat het hof wel degelijk van deze vaststelling is uitgegaan. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, waar blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 7 januari 2008 de advocaat van [verzoeker] toen verklaard heeft dat het juist is dat [verzoeker] in 2007 geen belastingaangiften heeft gedaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 september 2008.