Home

Hoge Raad, 20-10-2006, AY4029, C05/228HR

Hoge Raad, 20-10-2006, AY4029, C05/228HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 oktober 2006
Datum publicatie
20 oktober 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AY4029
Formele relaties
Zaaknummer
C05/228HR
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81

Inhoudsindicatie

Huwelijksvermogensrecht. Geschil tussen voormalige echtelieden bij de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap – de vrouw is Française en thans ook Nederlandse, de man is Senegalees – over de vraag of de woning van de vrouw waar zij vóór het huwelijk reeds met twee kinderen woonde vanwege bijzondere omstandigheden van hun huwelijk buiten de verdeling moet blijven; uitzondering op de hoofdregel van art. 1:94 BW op grond van de redelijkheid en billijkheid; cassatie, dagvaarding tegen niet-bestaande rechtsdag, herstel van gebrekkig exploot, bekwame spoed (81 RO).

Uitspraak

20 oktober 2006

Eerste Kamer

Nr. C05/228HR

RM/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[De man],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. W.B. Teunis,

t e g e n

[De vrouw],

wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. P. Garretsen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eiser tot cassatie - verder te noemen: de man - heeft bij exploot van 18 juni 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en gevorderd dat de rechtbank bij vonnis de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen zal vaststellen zoals aangegeven in de inleidende dagvaarding.

De vrouw heeft de vordering bestreden en van haar kant in reconventie een andere verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap gevorderd.

De man heeft de vordering in reconventie bestreden.

De rechtbank heeft na twee tussenvonnissen van 11 december 2002 en 2 juli 2003, gehouden comparities van partijen en getuigenverhoor, bij eindvonnis van 17 maart 2004:

- de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen vastgesteld als vermeld in rov. 2.8 van haar vonnis;

- bepaald dat de man voor zover nodig alle medewerking verleent die van zijn kant nodig is, feitelijk dan wel juridisch, ter uitvoering van de vastgestelde verdeling en dat bij weigering hiervan met betrekking tot een op te maken notariële akte van verdeling en eigendom van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] op naam van de vrouw, deze uitspraak in plaats treedt van de in wettige vorm op te maken akte en toestemming van de man;

- bepaald dat de vrouw aan de man ter zake van overbedeling nog verschuldigd is een bedrag van € 49.502,08 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

- het meer of anders gevorderde afgewezen.

Tegen dit eindvonnis heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Bij arrest van 12 mei 2005 heeft het hof het eindvonnis van de rechtbank vernietigd voor zover daarin is bepaald dat de vrouw ter zake van overbedeling aan de man nog een bedrag verschuldigd is van € 49.502,08 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag der voldoening, bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag verschuldigd is van € 1.689,45 te vermeerderen met de wettelijke rente, de vonnissen waarvan beroep voor het overige bekrachtigd en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De vrouw heeft bij incidentele conclusie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De man heeft in het incident geconcludeerd tot verwerping.

In de hoofdzaak heeft de vrouw geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De vrouw heeft voorts incidenteel cassatieberoep ingesteld, de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De man heeft geconcludeerd tot verwerping van het incidenteel cassatieberoep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het principaal beroep.

3. Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het principale beroep;

compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 oktober 2006.