Home

Hoge Raad, 06-07-2004, AO9905, 02587/03

Hoge Raad, 06-07-2004, AO9905, 02587/03

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 juli 2004
Datum publicatie
6 juli 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AO9905
Formele relaties
Zaaknummer
02587/03

Inhoudsindicatie

In een bewezenverklaring n.a.v. een op medeplegen toegespitste tenlastelegging waarin is gesteld dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gepleegd, behoeft niet te worden vermeld of en zo ja welke handelingen verdachte zelf dan wel zijn mededader(s) hebben verricht. Voorzover het middel in casu uitgaat van een lezing van de bewezenverklaring waarin verdachte zelf de omschreven feitelijke handelingen heeft verricht, mist het feitelijke grondslag.

Uitspraak

6 juli 2004

Strafkamer

nr. 02587/03

AGJ/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 april 2003, nummer 20/000344-02, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats], ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid West - De Dordtse Poorten" te Dordrecht.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Breda van 11 februari 2002 - de verdachte vrijgesproken van de hem bij inleidende dagvaarding onder parketnummer 02/004410-97 onder 3, onder E, 2e gedachtestreepje en onder parketnummer 02/002132-01 onder 1 primair en subsidiair en 5 tenlastegelegde feiten en hem voorts ter zake van (parketnummer 02/004410-97) 1. "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod, meermalen gepleegd", 2. "medeplegen van een feit als bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet (oud) voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd", 3. "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder B, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod, meermalen gepleegd" en "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder A, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod, meermalen gepleegd", en "medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder A, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod, meermalen gepleegd" 4. "medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd", 5. "medeplegen van oplichting", 6. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (oud), strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a juncto eerste lid, van de Wet wapens en munitie (oud)" en "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (oud), strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" (oud) en (parketnummer 02/002132-01) 2.A: "bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht", B: "bedreiging met zware mishandeling", 3. "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" en 4. "diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot negen jaren gevangenisstraf, met onttrekking aan het verkeer, teruggave aan de rechthebbende en bewaring ten behoeve van de rechthebbende zoals in het arrest omschreven.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel klaagt over de bewezenverklaring van drie feiten. Betoogd wordt dat deze bewezenverklaringen erop duiden dat de verdachte bij de in die bewezenverklaringen opgenomen uitvoeringshandelingen feitelijk betrokken is geweest, terwijl dat niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dan wel daarmee in strijd is.

3.2.1. De verdachte is, voorzover hier van belang, tenlastegelegd dat:

"hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 januari 1999 tot 21 september 2000 te Breda, in elk geval in Neder1and, en/of te Frankrijk en/of Spanje tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans hij verdachte, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad,

- ongeveer 11.400 pillen, althans een (groot) aantal pillen, althans 2741 gram pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,

- ongeveer 1.012, althans een (groot) aantal pillen, althans 243 gram pillen, bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,

immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk die pillen verstopt en/of geladen in een geheime bergplaats, aangebracht in een personenauto (merk Saab) en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededaders (vervolgens) met die personenauto richting België en/of Frankrijk en/of Spanje gereden, met bestemming Spanje (...)."

en dat:

"in of omstreeks de periode van 18 mei 2000 tot en met 19 mei 2000 in de gemeente Meerssen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans hij, verdachte, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een garage bij een woning aan de [a-straat 1] te [plaats B] heeft weggenomen 5 althans een aantal sporttassen met daarin 23 kilo weed, althans een (grote) hoeveelheid weed[,] geheel of ten dele toebehorend aan [betrokkene 1], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem verdachte en/of zijn mededaders, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming (...)."

en dat:

"hij op of omstreeks 18 januari 1999 te Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 250 kilo, althans 225 kilo hashish, althans een hoeveelheid hashish, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolen te verzekeren, welke geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) naar het pand [c-straat 1] te [plaats D] is gegaan waarbij hij verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit was/waren van meerdere althans een vuurwapen(s) althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), en/of waarbij hij verdachte en/of zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s) althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben gericht op het hoofd althans het lichaam van die [betrokkene 2] waarbij die [betrokkene 2] onder bedreiging van (een) vuurwapen(s) althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) de woorden werden toegevoegd "liggen, liggen"."

3.2.2. Daarvan heeft het Hof bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 6 januari 1999 tot 21 september 2000 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 11.400 pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders opzettelijk die pillen verstopt en geladen in een geheime bergplaats, aangebracht in een personenauto (merk Saab) en is verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders vervolgens met die personenauto richting België gereden, met bestemming Spanje."

en dat:

"hij in de periode van 18 mei 2000 tot en met 19 mei 2000 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een garage bij een woning aan de [a-straat 1] te [plaats B] heeft weggenomen een aantal sporttassen met daarin 23 kilo weed, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak."

en dat:

"hij op 18 januari 1999 te Maastricht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 225 kilo hashish, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [betrokkene 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders naar het pand [c-straat 1] te [plaats D] is gegaan waarbij hij verdachte en zijn mededaders in het bezit waren van vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, en waarbij hij verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op het hoofd van die [betrokkene 2] waarbij die [betrokkene 2] onder bedreiging van een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de woorden werden toegevoegd "liggen, liggen"."

3.3. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak, voorzover hier van belang, het volgende overwogen:

"Het gaat in dit onderzoek om een grote hoeveelheid en een grote verscheidenheid aan feiten gedurende een lange periode gepleegd, waarbij verdachte veelal een sturende rol speelde. Hierbij wist hij anderen ertoe te bewegen deze feiten te plegen waarbij hij zelf geen daadwerkelijke uitvoeringshandelingen verrichtte. Hij was echter bij het bedenken, het begeleiden en het afhandelen van de feiten betrokken."

3.4. Uit 's Hofs overweging vloeit voort dat het Hof met de telkens in het tweede gedeelte van de bewezenverklaringen gebezigde woorden "tezamen en in vereniging met zijn mededaders" tot uitdrukking heeft gebracht - zij het onnodig en in minder gelukkige bewoordingen - dat het telkens bewezen acht dat de verdachte en die mededaders zo nauw en volledig hebben samengewerkt, dat ieder aansprakelijk is ook voor de daden die hij niet zelf, maar zijn mededaders hebben verricht. Voorzover het middel blijkens de toelichting berust op een andere lezing van genoemde bewezenverklaringen, en op grond daarvan ervan uitgaat dat uit de gebezigde bewijsmiddelen moet kunnen volgen dat de verdachte zelf de omschreven feitelijke handelingen heeft verricht, mist het daarom feitelijke grondslag. Anders dan in de toelichting op het middel nog wordt betoogd behoeft in een bewezenverklaring naar aanleiding van een op medeplegen toegespitste tenlastelegging, waarin is gesteld dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen het feit heeft gepleegd, niet te worden vermeld of en zo ja welke feitelijke handelingen de verdachte zelf dan wel zijn mededader of mededaders hebben verricht.

3.5. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen heeft het Hof telkens het bewezenverklaarde uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden. Het middel faalt.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 6 juli 2004.