Home

Hoge Raad, 29-04-1994, ZC1361, 15331

Hoge Raad, 29-04-1994, ZC1361, 15331

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
29 april 1994
Datum publicatie
2 november 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:1994:ZC1361
Formele relaties
Zaaknummer
15331
Relevante informatie
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 105, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 1022

Inhoudsindicatie

Exceptie van onbevoegdheid wegens arbitraal beding. Inroepen daarvan bij conclusie van antwoord doch na verweer ten gronde.

Uitspraak

29 april 1994

Eerste Kamer

Nr. 15.331

AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

EDELSYNDICAAT NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Leiden,

EISERES tot cassatie,

advocaat: Mr. J.J. Dekker,

t e g e n

[verweerder],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploit van 11 december 1991 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Edelsyndicaat - gedagvaard voor de Kantonrechter te Leiden en gevorderd Edelsyndicaat te veroordelen om aan [verweerder] te betalen de somma van ƒ 5.000,-- met rente en kosten.

Bij conclusie van antwoord heeft Edelsyndicaat in conventie geconcludeerd tot onbevoegdverklaring, althans tot ontzegging, en in reconventie de veroordeling van [verweerder] gevorderd om aan haar een bedrag van ƒ 6.919,86 met rente en kosten ingevolge de wet te betalen.

Nadat [verweerder] tegen de vordering van Edelsyndicaat tot onbevoegdverklaring verweer had gevoerd, heeft de Kantonrechter bij vonnis van 20 mei 1992 in conventie en in reconventie zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen.

Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te 's-Gravenhage.

Bij vonnis van 23 december 1992 heeft de Rechtbank het bestreden vonnis vernietigd en de zaak naar de Kantonrechter te Leiden teruggewezen.

Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft Edelsyndicaat beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Tegen [verweerder] is verstek verleend.

Edelsyndicaat heeft haar zaak doen toelichten door haar advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal Vranken strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis van de Rechtbank en tot bekrachtiging van het vonnis van de Kantonrechter van 20 mei 1992.

3. Beoordeling van het middel

3.1 [verweerder] heeft Edelsyndicaat doen dagvaarden tot betaling van een bedrag van ƒ 5.000,-- met wettelijke rente voor de Kantonrechter te Leiden.

Ter rolle van het Kantongerecht van 12 februari 1992 heeft de gemachtigde van Edelsyndicaat een conclusie genomen, die het opschrift draagt "CONCLUSIE VAN ANTWOORD TEVENS TOT ONBEVOEGDHEID EN CONCLUSIE VAN EIS IN RECONVENTIE". In deze conclusie heeft Edelsyndicaat onder het hoofd "Gedaagde concludeert voor antwoord in conventie" verweer ten gronde gevoerd tegen de door [verweerder] ingestelde vordering en in het laatste positum gesteld dat ingevolge een te dezen toepasselijk arbitraal beding geschillen als het onderhavige met uitsluiting van de burgerlijke rechter aan arbitrage onderworpen zijn, zodat de ingestelde vordering niet ontvankelijk diende te worden verklaard. Voorts heeft Edelsyndicaat onder het hoofd "Voor eis in reconventie", het geval haar beroep op onbevoegdheid alsmede haar beroep op compensatie zouden worden verworpen, een reconventionele vordering ingesteld.

In het slot van haar conclusie heeft Edelsyndicaat in conventie geconcludeerd "tot onbevoegdverklaring althans ontzegging" en in reconventie tot veroordeling van [verweerder] tot betaling van een bedrag van ƒ 6.919,86 met rente en kosten.

[verweerder] heeft vervolgens bij incidentele conclusie aangevoerd dat het beroep van Edelsyndicaat op een arbitraal beding diende te worden gepasseerd, omdat dit niet was gedaan "voor alle weren", doch eerst in het slot van haar conclusie van antwoord.

3.2 De Kantonrechter heeft overwogen dat voor een geslaagd beroep op een arbitragebeding slechts vereist is dat dit beroep terstond bij conclusie van antwoord wordt voorgedragen en niet in een later stadium van de procedure. Naar het oordeel van de Kantonrechter was aan dit vereiste voldaan, nu het beroep in de laatste alinea van de conclusie van antwoord was gedaan. Op grond dat tussen partijen als onweersproken vaststaat dat arbitrage door het Nederlands Arbitrage Instituut overeengekomen is, heeft de Kantonrechter zich onbevoegd verklaard.

3.3 Op het appel van [verweerder] heeft de Rechtbank het vonnis van de Kantonrechter vernietigd. Zij was van oordeel dat, nu Edelsyndicaat in haar conclusie van antwoord het beroep op onbevoegdheid van de Kantonrechter eerst had gedaan na gemotiveerd verweer te hebben gevoerd tegen de vordering van [verweerder], dit beroep niet - zoals art. 1022 Rv. vereist - "voor alle weren" was gedaan.

Hiertegen richt zich het middel.

3.4 Het middel is gegrond. De in art. 1022 lid 1 vervatte regel dat de gedaagde "voor alle weren" de onbevoegdheid van de rechter op grond van een arbitraal beding dient in te roepen, is een uitwerking voor dit geval van een algemenere regel die beoogt een goede procesorde te bevorderen en ertoe strekt te voorkomen dat na debat van partijen over de rechts- betrekking die het onderwerp is van het geding, de gedaagde in een laat stadium van het geding nog zou kunnen opwerpen dat de rechter op grond van regels die wegens hun zuiver processuele aard die rechtsbetrekking zelf niet raken, niet tot een beoordeling van het geschil omtrent de rechtsbetrekking kan komen (vgl: HR 22 oktober 1993, RvdW 1993, 208). Deze strekking dwingt er geenszins toe het beroep op onbevoegdheid van de rechter in verband met een arbitraal beding ter zijde te stellen op de enkele grond dat de gedaagde in zijn conclusie van antwoord eerst de ingestelde vordering ten gronde heeft bestreden en pas in het slot van deze conclusie de onbevoegd- heid van de rechter op grond van het bepaalde in art. 1022 lid 1 heeft ingeroepen. Voldoende maar tevens noodzakelijk is dat de gedaagde die onbevoegdheid inroept in de eerste namens of door hem genomen schriftelijke conclusie, of, zo hij op de voet van art. 105 mondeling ter terechtzitting ant- woordt, bij dat mondelinge antwoord.

3.5 Uit het vorenoverwogene volgt dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. De Hoge Raad kan zelf recht doen. Nu [verweerder] het vonnis van de Kantonrechter uitsluitend heeft bestreden op grond van de hiervoor onjuist bevonden opvatting omtrent art. 1022 lid 1 Rv., dient dit vonnis te worden bekrachtigd.

4. Beslissing

De Hoge Raad: vernietigt het vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 23 december 1992;

bekrachtigt het vonnis van de Kantonrechter te Leiden van 20 mei 1992;

veroordeelt [verweerder]:

a. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Edelsyndicaat begroot op ƒ 1.172,20;

b. in de kosten van het geding in cassatie, aan de zijde van Edelsyndicaat tot op deze uitspraak begroot op ƒ 541,-- aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president Martens als voorzitter en de raadsheren Roelvink, Korthals Altes, Neleman en Nieuwenhuis, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 29 april 1994.