Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-07-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2384, 200.292.589_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-07-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2384, 200.292.589_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 juli 2021
Datum publicatie
10 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:2384
Formele relaties
Zaaknummer
200.292.589_01

Inhoudsindicatie

Omgangsregeling

Uitspraak

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 29 juli 2021

Zaaknummer: 200.292.589/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/357756 / FA RK 20-1774

in de zaak in hoger beroep van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. Y. Eryilmaz,

tegen

[de moeder] ,

wonende op een geheim adres,

in deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van haar advocaat in [kantoorplaats] ,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. A. Elias.

Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013 (hierna: [minderjarige] ).

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 januari 2021.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 april 2021, heeft de vader verzocht het hoger beroep gegrond te verklaren, voormelde beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tussen de vader en [minderjarige] een omgangsregeling te bepalen, waarbij [minderjarige] met een geleidelijke opbouw om de week een weekend (vanaf vrijdagavond tot zondagavond) en de helft van de vakanties bij de vader

verblijft, althans een zodanige regeling vast te stellen als het hof gezien de huidige situatie in

het belang van het kind juist en redelijk acht, al dan niet met verbinden van dwangmiddelen aan het weigerachtig opstellen van de moeder en met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure.

2.2.

Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 20 mei 2021, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel zijn verzoeken als onvoldoende onderbouwd dan wel ongegrond af te wijzen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juni 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

-

de vader, bijgestaan door mr. Eryilmaz;

-

de moeder, bijgestaan door mr. Elias (beiden via beeldbelverbinding);

-

een vertegenwoordiger van de raad.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 november 2020.

3 De beoordeling

3.1.

Partijen zijn op 29 december 2003 met elkaar gehuwd.

Uit dit huwelijk is [minderjarige] geboren.

3.2.

Bij beschikking van 14 juli 2017 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 21 december 2017 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

De moeder oefent het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] uit, die bij de moeder woont.

Sinds 2017 vindt er geen omgang meer plaats tussen de vader en [minderjarige] .

3.3.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen, waarbij [minderjarige] om de week een weekend (vanaf vrijdagavond tot zondagavond) en de helft van de vakanties bij de vader verblijft, afgewezen.

3.4.

De vader kan zich met deze beschikking niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

Standpunten

3.5.

De vader voert - samengevat - het volgende aan.

De rechtbank heeft niet voldaan aan haar zware inspanningsverplichting om het wederzijdse uit artikel 8 EVRM voortvloeiende recht op omgang tussen de vader en [minderjarige] tot stand te laten komen. De vader betwist met klem dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan fysiek geweld en eerwraak jegens de moeder. De rapportages van het LEC uit 2017 en 2018 zijn louter opgesteld vanuit een algemeen cultureel perspectief, zijn gedateerd en bieden geen grondslag voor deze beschuldigingen. Sinds de uitkomst van die rapporten is er bovendien veel veranderd in deze casus. Desondanks handhaaft de officier van justitie zonder

motivering de risico-inschatting.

De vader is het niet eens met de overweging van de rechtbank dat hij niet (voldoende) heeft

weersproken dat de moeder en [minderjarige] zich in een justitieel beschermingsprogramma

bevinden. De vader heeft diverse malen bij het openbaar ministerie geïnformeerd naar de

grondslag van het van kracht laten van het justitieel beschermingsprogramma, maar aan hem wordt geen openheid van zaken gegeven. De vader betwist dat er reden is om het justitieel beschermingsprogramma te handhaven. De rechtbank had bij het CCB dan wel bij de hoofdofficier van justitie nadere informatie moeten inwinnen over de huidige situatie dan wel een raads- of deskundigenonderzoek moeten gelasten naar de mogelijkheden voor omgang tussen de vader en [minderjarige] .

De vader heeft de echtscheiding tussen partijen geaccepteerd. Code “rood” geldt niet langer. De ketenpartners Jeugdbescherming Gelderland, de reclassering en Kairos, bij wie de vader trajecten heeft doorlopen, geven aan dat zich geen gevaarsituatie meer voordoet en zij zijn bereid om te bemiddelen bij het herstel van de omgang tussen de vader en [minderjarige] .

Het is ook van belang dat er weer contact komt tussen [minderjarige] en zijn broer.

De vader betwist dat hij contact opneemt met de familie van de moeder.

3.6.

De moeder voert - samengevat - het volgende aan.

De moeder en [minderjarige] bevinden zich in een justitieel beschermingsprogramma. Zij hebben een nieuwe identiteit aangenomen. Sinds januari 2021 geldt de moeder als onvindbaar voor de vader. Om deze reden, en dus niet omdat er geen dreiging meer is, is er niet langer sprake van de zogenoemde “code rood”. Onder deze omstandigheden is omgang tussen de vader en [minderjarige] niet uitvoerbaar.

Er zijn weliswaar nu geen directe bedreigingen vanuit de vader richting de moeder omdat zij onvindbaar is, maar de vader belt nog steeds met de moeder van de moeder en hij vertoont ongewenst gedrag richting de familie van de moeder.

De door de vader genoemde ketenpartners zijn niet op de hoogte van de werkelijke situatie van de moeder en [minderjarige] vanwege de daarmee gepaard gaande veiligheidsrisico’s.

[minderjarige] ontwikkelt zich goed in de thuissituatie bij de moeder.

3.7.

De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het hof geadviseerd de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen. De moeder en [minderjarige] mogen niet in een onveilige situatie worden gebracht.

Uit het rapport van Kairos blijkt dat de vader zorgelijke uitspraken doet. Hij stelt zijn eigen belang voorop. Er zit veel boosheid en frustratie bij de vader.

Ook los van het beschermingsprogramma is omgang met de vader in de huidige omstandigheden niet in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] is niet veilig tussen de ouders, die zo verschillend naar de huidige situatie kijken.

Het oordeel van het hof

3.7.1.

Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.

3.7.2.

Het hof zal het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen afwijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vader niet weersproken dat de moeder en [minderjarige] zich in een justitieel beschermingsprogramma bevinden. De advocaat van de moeder heeft onweersproken verklaard dat de moeder en [minderjarige] een

nieuwe identiteit hebben aangenomen, dat zij sinds januari 2021 onvindbaar zijn voor de vader en dat alleen om die reden “code rood” niet langer geldt. Zelfs voor de advocaat van de moeder zijn de nieuwe identiteit en woonplaats van de moeder en [minderjarige] onbekend. Gelet op deze omstandigheden is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat er nog steeds sprake is van hoge veiligheidsrisico’s voor de moeder. Het hof volgt de vader dus niet in zijn standpunt dat de zorgen over de veiligheid van de moeder ongefundeerd zijn. Ook de omstandigheid dat het Openbaar Ministerie geen nadere informatie over de toepassing van het beschermingsprogramma in dit concrete geval heeft gegeven aan de advocaat van de vader, maakt dit niet anders. Het staat immers vast dat de moeder en [minderjarige] nog steeds in dit beschermingsprogramma zitten.

Onder deze nog steeds zorgelijke en risicovolle omstandigheden is omgang tussen de vader en [minderjarige] in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] . Omdat de moeder en [minderjarige] zich in dit beschermingsprogramma bevinden, is omgang met de vader voor [minderjarige] een te grote belasting. Vragen van de vader aan [minderjarige] over bijvoorbeeld de school of andere persoonlijke omstandigheden kunnen door hem niet beantwoord worden zonder de geheime verblijfplaats van hem en de moeder in gevaar te brengen. Van [minderjarige] , die pas acht jaar oud is, kan in redelijkheid, gelet op de druk die dat met zich brengt, niet worden verwacht dat hij in staat is om elk aspect van de nieuwe identiteit en de nieuwe verblijfplaats van hem en de moeder geheim te houden. Dat de door de vader genoemde ketenpartners het in het belang van vader en de oudste zoon vinden dat er omgang met [minderjarige] is en dat zij bereid zijn de omgang tussen de vader en [minderjarige] te begeleiden, maakt dit niet anders.

Het hof ziet dan ook geen aanleiding voor een raadsonderzoek of een deskundigenonderzoek zoals de vader heeft verzocht. Het hof is voldoende voorgelicht.

3.8.

Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen

3.9.

Omdat de grieven van de vader falen, is er geen grond voor een proceskostenveroordeling van de moeder. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, omdat partijen gewezen echtgenoten zijn.

4 De beslissing