Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-06-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2329, 200.242.094_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-06-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2329, 200.242.094_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 juni 2019
Datum publicatie
5 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:2329
Formele relaties
Zaaknummer
200.242.094_01

Inhoudsindicatie

Hoofdverblijf. Zorgregeling.

Uitspraak

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 27 juni 2019

Zaaknummer: 200.242.094/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/323557 / FA RK 17-3635

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante in principaal appel,

verweerster in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. L.M. Bakker,

tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in principaal appel,

appellant in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. H.C.M. Schaeken.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming Brabant,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Zuidoost-Nederland, vestiging [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 april 2018.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 5 juli 2018, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking voor wat betreft het hoofdverblijf van de kinderen en de

zorg- en contactregeling te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen:

primair:

- dat de kinderen hoofdverblijfplaats zullen houden bij de moeder;

- dat er een zorg- en contactregeling tussen de vader en de kinderen wordt vastgesteld inhoudende dat de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdag tot en met zondag bij de vader verblijven alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen;

- dan wel zodanige voorzieningen te nemen als het hof in goede justitie, en in het belang van de kinderen, juist acht.

Subsidiair:

- dat er een zorg- en contactregeling tussen de moeder en de kinderen wordt vastgesteld inhoudende dat de kinderen eenmaal per twee weken van donderdag tot en met zondagavond bij de moeder verblijven alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen.

Primair en subsidiair:

- kosten rechtens.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder haar subsidiaire verzoek gewijzigd in die zin dat er een zorgregeling tussen de moeder en de kinderen moet worden vastgesteld van vrijdag tot en met zondagavond alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen.

2.2.

Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 22 augustus 2018, heeft de vader verzocht het beroep van de moeder ongegrond te verklaren.

De vader heeft subsidiair in het geval dat het hof het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder bepaalt, verzocht een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te bepalen zoals onder randnummer 27 van het verweerschrift weergegeven, met compensatie van de kosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. Het hof merkt dit aan als een voorwaardelijk incidenteel hoger beroep.

2.3.

Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 16 augustus 2018, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.

2.4.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

-

de moeder, bijgestaan door mr. Bakker;

-

de vader, bijgestaan door mr. Schaeken;

-

de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;

-

de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

2.5.

Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:

- het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 1 mei 2019 met bijlagen;

- het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 1 mei 2019 met bijlagen;

- het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 2 mei 2019 met bijlagen;

- het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 20 mei 2019 met bijlage.

3 De beoordeling

3.1.

Partijen zijn op 30 oktober 2012 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:

- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (hierna ook:

[minderjarige 1] );

- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] (hierna ook: [minderjarige 2] ),

hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.

Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 24 oktober 2014 onder toezicht van de GI (voorheen genaamd: Bureau Jeugdzorg).

De moeder heeft ook drie kinderen uit een eerder huwelijk:

[kind 1] (1998), [kind 2] (2000) en [kind 3] (2006).

3.2.

Bij de bestreden beschikking van 6 april 2018 heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 26 april 2018 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Bij de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank verder, voor zover hiervan belang, het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader bepaald en de volgende regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld tussen de kinderen en de moeder:

- tot 1 juni 2018 hebben de kinderen minimaal eenmaal per twee weken gedurende twee uren begeleide omgangscontacten met de moeder op een door de begeleidende instelling vast te stellen plaats en tijdstip;

- vanaf 1 juli 2018 hebben de kinderen minimaal eenmaal per twee weken gedurende vier uren of meer begeleide omgangscontacten met de moeder op een door de begeleide instelling vast te stellen plaats en tijdstip;

- vanaf 1 augustus 2018 heeft de moeder gedurende elke week een dag per week op zaterdag, of in overleg een andere dag, van 09.00 uur tot 18.00 uur omgangsmomenten met de kinderen, alsmede:

- op feestdagen, die evenredig tussen partijen worden verdeeld;

- in de schoolvakanties gedurende een dag per week extra naast de reguliere zorgregeling.

3.3.

De evaluaties van de begeleide omgangscontacten hebben ertoe geleid dat in overleg met de ouders de begeleide omgangsmomenten zijn teruggebracht naar de basis om van daaruit weer toe te werken naar een opbouw van de begeleide contacten en uiteindelijk onbegeleide contacten.

3.4.

De GI heeft op 7 februari 2019 bij de rechtbank een verzoek ingediend tot wijziging van de in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling. De ouders hebben overeenstemming bereikt over de zorgregeling tot 29 juni 2019.

Bij beschikking van 18 april 2019 heeft de rechtbank, bij voorraad uitvoerbaar, de bestreden beschikking van 6 april 2018 op verzoek van de GI en conform de overeenstemming van de ouders gewijzigd voor wat betreft de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tijdelijk voor de periode tot 29 juni 2019, of tot aan de beslissing van het hof in hoger beroep tegen genoemde beschikking indien het hof voor 29 juni 2019 beslist. De volgende tijdelijke regeling is vastgesteld betreffende het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :

- woensdag 13 maart 2019: begeleide omgang van 14:00 uur tot 16.00 (einde

begeleid);

- woensdag 20 maart 2019: begeleide omgang van 14:00 uur tot 16.15 (einde

begeleid);

- woensdag 27 maart 2019: begeleide omgang van 14:00 uur tot 16.30 (einde

begeleid);

- woensdag 3 april 2019: kinderen spelen bij vriendjes / vriendinnetjes;

- woensdag 10 april 2019: begeleide omgang van 14:00 uur tot 16.45 (einde begeleid);

- woensdag 17 april 2019: begeleide omgang van 14:00 uur tot 17.00 (einde begeleid);

- woensdag 24 april 2019: begeleide omgang van 14:00 uur tot 15.00, onbegeleide

omgang tot 17.15 (einde begeleid);

- woensdag 1 mei 2019: kinderen spelen bij vriendjes/vriendinnetjes;

- woensdag 8 mei 2019: begeleide omgang van 14:00 tot 15.00 uur, onbegeleide

omgang tot 17.30 (einde begeleid);

- woensdag 15 mei 2019: begeleide omgang van 14:00 tot 15.00 uur, onbegeleide

omgang tot 17.45 (einde begeleid);

- woensdag 22 mei 2019: begeleide omgang van 14:00 tot 15.00 uur, onbegeleide

omgang tot 18.00 (einde begeleid);

- woensdag 29 mei 2019: kinderen spelen bij vriendjes / vriendinnetjes;

- woensdag 5 juni 2019: onbegeleide omgang van 14.00 uur tot 18.00;

woensdag 12 juni 2019: onbegeleide omgang van 14.00 uur tot 18.00;

- woensdag 19 juni 2019: onbegeleide omgang van 14.00 uur tot 18.00;

- woensdag 26 juni 2019: kinderen spelen bij vriendjes /vriendinnetjes.

3.5.

De moeder kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking van 6 april 2018 voor zover het de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

Hoofdverblijfplaats

3.6.

De moeder heeft, kort samengevat, het volgende aangevoerd.

De ouders willen wat goed is voor de kinderen en zij zijn beiden van mening dat beide ouders een grote rol in het leven van de kinderen moeten spelen. De moeder vindt het echter - gelet op de historie van huiselijk geweld en verslaving en de ziekte van de vader - opmerkelijk dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader is bepaald.

Bovendien worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door deze beslissing van hun halfbroer [kind 1] en halfzusjes [kind 2] en [kind 3] weggehouden, terwijl de vijf kinderen juist zo hecht waren. Dat is niet meegewogen in het advies van de raad.

Verder zijn er meer zorgen ontstaan sinds de kinderen bij de vader verblijven. De kinderen praten over onderwerpen die niet bij hun leeftijd passen en de moeder maakt zich onder andere zorgen over de uitspraken die de vader richting de kinderen doet en over het

middelengebruik van de vader. De vader kan de zorg niet aan en de kinderen verblijven vaak op de bso of bij een derde. Ook uit het vervolgplan van de ondertoezichtstelling blijken

zorgen over de vader en de zorgen worden ook bevestigd door een derde. De kinderen krijgen inmiddels hulp. Daar is de moeder erg blij mee.

De moeder kan de kinderen - in tegenstelling tot de vader - rust, structuur, regelmaat en een

veilige omgeving bieden. Zij heeft ook de benodigde pedagogische kwaliteiten.

Het feit dat de moeder ten tijde van het raadsonderzoek en de echtscheidingsprocedure geen vaste verblijfplaats had, was de voornaamste reden om het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader te bepalen. De moeder heeft inmiddels vaste woonruimte gevonden en zal op korte termijn gaan samenwonen met haar vriend. De moeder heeft zich op advies van de hulpverlening aangemeld bij een psycholoog voor ondersteuning en gebleken is dat zij geen persoonlijkheidsstoornis heeft, hetgeen haar wel werd verweten.

3.7.

De vader heeft, kort samengevat, het volgende aangevoerd.

Het hoofdverblijf van de kinderen is terecht bij hem bepaald. De raad heeft hier uitgebreid

onderzoek naar gedaan en de vader staat achter het advies van de raad. Het advies van de raad werd met name ingegeven door de onveilige situatie van de moeder. Die onveiligheid had betrekking op de feitelijke woonsituatie, maar in belangrijkere mate op de sociale onveiligheid.

De vader was van mening dat (nadat partijen hun samenleving hadden verbroken) de moeder

geen veilige opvoedsituatie voor de kinderen kon bieden (qua huisvesting, sociale omgeving en opvoedkundige vaardigheden). Haar huisvesting en pedagogische vaardigheden zijn nog niet op orde. Bovendien zou het bepalen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder ertoe leiden dat de kinderen uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald.

De vader biedt wel een veilige opvoedomgeving voor de kinderen. Hij is beschikbaar voor de kinderen en zijn ziekte is niet van zodanige aard dat deze hem belemmert in de zorg voor de kinderen. Hij is gestopt met het gebruik van middelen. Hij heeft zich gedurende een aanzienlijk aantal maanden wekelijks door de huisarts laten controleren. In 2011 heeft er één handgemeen plaatsgevonden tussen de ouders, waarvoor de vader voorwaardelijk is veroordeeld. Dat er inmiddels meer zorgen zijn ontstaan over de kinderen betwist de vader. Voorts merkt de vader nog op dat de moeder pas na interventie van de gezinsvoogd heeft ingestemd met hulp voor de kinderen. Overigens is de behandeling van [minderjarige 2] alweer afgesloten. Ten aanzien van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] merkt de vader nog op dat zij niet bij de moeder wonen en er slechts beperkt tot geen contact is.

3.8.

De GI heeft, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht. De beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf dient te worden bekrachtigd. Het gaat goed met de kinderen bij de vader. Er zijn geen (grote) zorgen naar voren gekomen. De kinderen komen verzorgd op school en hebben de spullen bij zich die zij nodig hebben. De kinderen maken een ontspannen indruk. Als er zorgen zijn over de ontwikkeling wordt dit door de vader opgepakt en wordt hulpverlening ingezet. Verder is het heel belangrijk dat de ouders leren om met elkaar te overleggen en ten aanzien van de opvoeding vertrouwen in elkaar te ontwikkelen. De ouders hebben nu nog veel zorgen over en weer.

3.9.

De raad heeft, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient ongewijzigd bij de vader te blijven. In 2018 heeft de raad de hoofdverblijfplaats bij de vader geadviseerd omdat de opvoedingssituatie daar beter was dan bij de moeder. Uit de bevindingen van de GI blijkt niet dat de opvoedsituatie bij de vader nu niet goed zou zijn.

3.10.

Ten aanzien van het hoofdverblijf overweegt het hof als volgt.

3.10.1.

Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen

omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

3.10.2.

Evenals de rechtbank en op de dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen weging tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de hoofdverblijfplaats bij de vader dient te worden bepaald. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.

In het rapport van de raad van 23 februari 2018 werd als grootste zorgpunt de strijd tussen de ouders en de daarmee gepaarde gaande spanningen genoemd. De ouders diskwalificeren elkaar en trekken elkaars opvoedvaardigheden in twijfel en het lukte hen niet om de kinderen buiten de strijd te houden waardoor het voor de kinderen onduidelijk was bij wie van de ouders zij zouden opgroeien. Daar hadden de kinderen veel last van.

Sinds de kinderen bij de vader verblijven is er een positieve ontwikkeling ingezet. Uit het standpunt van de GI blijkt dat de situatie voor de kinderen bij de vader op dit moment rustig en stabiel is. De vader heeft de benodigde hulpverlening goed opgepakt en er is onvoldoende reden tot zorg. Er zijn er geen aanwijzingen dat de vader middelen gebruikt. Bovendien zal de GI de situatie bij de vader in de gaten houden en de GI kan optreden als dat nodig is.

De moeder kan de kinderen op dit moment niet de benodigde rustige, gestructureerde en

veilige opvoedomgeving bieden. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is duidelijk geworden dat de moeder op korte termijn wil gaan samenwonen met haar vriend. De moeder wist desgevraagd ter zitting niet goed aan te geven hoe de zorgregeling met de dochter van haar nieuwe partner eruit ziet en daarmee niet hoe haar (nieuwe) gezinssituatie dus feitelijk zal zijn. Niet is duidelijk of de sociale omgeving van de moeder veilig voor de kinderen is. Bovendien zijn de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder nog onvoldoende weggenomen.

De huidige situatie vraagt er dan ook om dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader blijft. Dit neemt overigens niet weg dat beide ouders in het belang van de kinderen (verder) dienen te (blijven) werken aan hun opvoedvaardigheden en hun vaardigheden om als gelijkwaardige ouders met elkaar om te gaan.

3.11.

De bestreden beschikking zal ten aanzien van het hoofdverblijf worden bekrachtigd.

Verdeling zorg- en opvoedingstaken

3.12.

Het hof overweegt allereerst dat de voorwaarde van het incidenteel hoger beroep van de vader dat ziet op een eventuele zorgregeling tussen hem en de kinderen, niet is vervuld, nu de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader blijft. Het gaat dus om de contactregeling tussen de moeder en de kinderen. De moeder heeft haar verzoek in dit kader tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verminderd, omdat zij in de gemeente [gemeente] zal gaan wonen, en de zorgregeling daardoor vanwege de school van de kinderen in [plaats] niet al op donderdag kan starten.

3.13.

De moeder heeft, kort samengevat, aangevoerd dat de in de bestreden beschikking bepaalde zorgregeling veel te beperkt is en dat daardoor nauwelijks contact tussen de kinderen hun halfbroer en halfzussen mogelijk is. Verder is er geen enkele indicatie om de omgang begeleid te laten plaatsvinden. Zij heeft in het kader van de voorlopige regeling slechts ingestemd met (de afbouw van) begeleide contacten om haar goede wil te tonen. Ook zou zij graag willen dat haar nieuwe partner bij de omgang aanwezig is. De moeder wil graag dat er een vaste regeling wordt vastgesteld.

3.14.

De vader heeft, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Zodra de moeder adequate huisvesting heeft en zodra zij over adequate pedagogische vaardigheden beschikt en de kinderen een veilige omgeving kan bieden, ziet de vader geen belemmering voor de uitbreiding van het contact naar een weekendregeling en een regeling voor de vakanties en feestdagen. De ouders zouden in overleg met de GI en op de voorwaarden van de GI aan de zorgregeling moeten werken, waarbij de GI strak de regie voert. Op dit moment is er teveel

manoeuvreerruimte voor de ouders, aldus de vader.

3.15.

De GI heeft, kort samengevat, aangevoerd dat de GI natuurlijk een regiefunctie heeft,

maar dat het aan de ouders is om de strijd te staken.

3.16.

De raad heeft, kort samengevat, naar voren gebracht dat de ouders samen met de GI aan de slag moeten om de zorgregeling vorm te geven. De ouders zouden uiteindelijk zelf vorm moeten kunnen geven aan het ouderschap, wellicht in de vorm van een parallel ouderschap. Er moeten een stapsgewijze regeling en een veiligheidsplan komen.

3.17.

Het hof heeft de ouders tijdens de mondelinge behandeling voorgehouden dat zij zich er, onder begeleiding van de GI, voor dienen in te zetten dat na afloop van de door ouders (tot 29 juni 2019) overeengekomen en door de rechtbank vastgelegde voorlopige regeling voortzetting van de contacten tussen de moeder en de kinderen zal plaatsvinden. Daarbij zal de GI nadrukkelijk een beslissende rol vervullen en uiteindelijk bepalen wanneer, hoe lang en op welke wijze en onder welke voorwaarden het contact tussen de moeder en de kinderen zal plaatsvinden. De ouders moeten zich hieraan houden.

3.18.

Het hof zal nu niet definitief maar voorlopig beslissen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de verdere behandeling (vooralsnog) aanhouden voor de duur van vier maanden, in afwachting van het verloop van het contact tussen de moeder en de kinderen. Tijdig voor de hierna te melden pro forma-datum dient de GI het hof te berichten over het verloop van het contact tussen de moeder en de kinderen. De (advocaten van de) ouders zullen in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren.

4 De beslissing