Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1338, 200.246.493_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1338, 200.246.493_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 april 2019
Datum publicatie
10 april 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:1338
Zaaknummer
200.246.493_01

Inhoudsindicatie

bekrachtiging straat- en contactverbod

Uitspraak

Team familie- en jeugdrecht

zaaknummer 200.246.493/01

arrest van 9 april 2019

in de zaak van

[appellant] ,

appellant in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als: de man,

advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,

tegen

[geïntimeerde] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellante in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als: de vrouw,

advocaat: mr. M.V.C. van Sambeek.

op het bij exploot van dagvaarding van 14 september 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 20 augustus 2018 door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch gewezen tussen de man en de vrouw.

1 Het geding in eerste aanleg (zaaknummer C/01/335747/KGZA 18-385)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding in hoger beroep;

-

de memorie van grieven;

-

de memorie van antwoord met productie, tevens memorie van eis in incidenteel appel;

-

de memorie van antwoord in het incidenteel appel.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling

In principaal en incidenteel appel

3.1.

Uit de verbroken relatie tussen de vrouw en de man zijn geboren:

- [de minderjarige 1] (hierna te noemen: [de minderjarige 1] ) op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats ] ;

- [de minderjarige 2] (hierna te noemen: [de minderjarige 2] ) op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats ] .

3.2.

De moeder en de vader hebben het gezamenlijk ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .

3.3.

[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder.

3.4.

[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] staan vanaf september 2016 onafgebroken onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant. De ondertoezichtstelling is voor het laatst verlengd tot 9 september 2019.

3.5.

Bij beschikking van 4 april 2018 heeft de rechtbank de eerder door de rechtbank vastgelegde zorg- en contactregeling gewijzigd voor de duur van de ondertoezichtstelling en bepaald dat de GI de regie heeft over de contacten tussen de man en de kinderen, in die zin dat er een begeleide contactregeling tussen de man en de kinderen is vastgelegd waarbij de frequentie, vorm en duur daarvan in handen ligt van de GI.

3.6.

Bij het bestreden vonnis in kort geding van 20 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter:

-

de man verboden gedurende 1 jaar na betekening van dit vonnis – op welke wijze dan ook, persoonlijk, telefonisch, per post, e-mail, Whatsapp, of anderszins – contact op te nemen met de vrouw;

-

de man verboden gedurende 1 jaar na betekening van dit vonnis – op welke wijze dan ook, persoonlijk, telefonisch, per post, e-mail, Whatsapp, of anderszins – contact op te nemen met (één van) de kinderen, behoudens de GI anders bepaalt;

-

de man verboden gedurende 1 jaar na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden:

-in de gehele [de straat 1] , waaronder begrepen de tussen die straat en de spoorlijn gelegen groenvoorziening inclusief fiets-/wandelpaden, grasveld en basketbalveld;

-in de [de straat 2] ,

-in de [de straat 3] ,

-in de [de straat 4] tussen de splitsing met de [de laan 1] en de splitsing met de [de laan 2] , en

-in de [de laan 1] , waaronder begrepen de aan die laan gelegen speeltuin (Speeltuinvereniging [speeltuinvereniging] );

- de man veroordeeld om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere keer dat hij niet aan de hiervoor genoemde uitgesproken hoofdveroordeling(en) voldoet, tot een maximum van € 20.000,- is bereikt;

- bepaald dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;

- het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;

- de proceskosten van deze procedure tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

- het meer of anders verzochte afgewezen.

3.7.

In hoger beroep vordert de man in principaal appel vernietiging van voornoemd vonnis en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw alsnog in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren of althans de vordering van de vrouw als zijnde ongegrond en/of onbewezen te ontzeggen en de vrouw te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.

3.8.

Aan deze vordering heeft de man, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De vrouw heeft geen spoedeisend belang bij haar vordering nu de man een gedragsaanwijzing heeft gekregen die liep tot 21 september 2018, op grond waarvan hij geen contact mocht hebben met de moeder en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (grief 1). Het contactverbod ten aanzien van de kinderen is daarom onterecht toegewezen, ook omdat ingevolge de beschikking van 4 april 2018 de frequentie, vorm en duur van de zorg- en contactregeling tussen de man en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] door de GI zal worden bepaald (grief 2). Tenslotte is het straatverbod te ruim geformuleerd, nu dit verbod de man beperkt in zijn werkzaamheden als stoffeerder en hij zijn kennissen niet kan bezoeken (grief 3).

3.9.

De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd en gevorderd de grieven van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

3.10.

De vrouw stelt spoedeisend belang te hebben bij haar vordering, omdat niet zeker was of de gedragsaanwijzing zou worden verlengd en de man bestraft zou worden bij een overtreding van de aanwijzing. Gelet op het herhaaldelijke gewelddadige verleden van de man richting de vrouw en de kinderen moet het straat- en contactverbod in stand blijven. De man heeft overigens niet aangetoond wat voor werkzaamheden hij verricht en dat die werkzaamheden in de buurt van de woning van de vrouw plaats zouden moeten vinden.

3.11.

De vrouw vordert in incidenteel appel het straatverbod uit te breiden met de straten [de straat 5] en [de straat 6] te [plaats] , omdat de kinderen door voornoemde straten moeten om naar school te gaan. De man is meerdere keren in die straat gezien.

3.12.

De man heeft tegen het incidenteel appel gemotiveerd verweer gevoerd en vindt dat een uitbreiding van het straatverbod niet noodzakelijk is nu hij het straatverbod niet eerder heeft overtreden. Bovendien beperkt een uitbreiding zijn mogelijkheden om zijn werk als stoffeerder uit te kunnen oefenen en kennissen te bezoeken .

3.13.

Het hof overweegt als volgt.

3.13.1.

Voldoende aannemelijk is dat de verhouding tussen de man enerzijds en de vrouw en de kinderen anderzijds ernstig verstoord is. De vrouw ervaart door het handelen van de man een voortdurend gevoel van onveiligheid. De vrouw heeft daarom een eigen belang om maatregelen te kunnen treffen naast de (voor haar) onzekere maatregelen die de Officier van Justitie kan treffen tegen de man. Gelet hierop en in aanmerking nemende het verzoek is het hof, zoals de voorzieningenrechter, van oordeel dat het belang van de vrouw als spoedeisend kan worden aangemerkt. De vrouw is aldus ontvankelijk in haar vorderingen.

3.13.2.

Het hof overweegt dat een contact- en straatverbod, zoals door de vrouw in eerste aanleg gevorderd, een inbreuk vormen op het aan ieder toekomende recht om vrijelijk contact op te kunnen nemen met een ander, dan wel om zich vrijelijk te kunnen verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.

3.13.3.

De man komt in de eerste plaats op tegen het contactverbod dat door de voorzieningenrechter is opgelegd tussen hem en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Er is sprake van een verleden met forse (gewelds)problematiek en diverse incidenten waarbij de vader betrokken is en waar ook de kinderen het slachtoffer van zijn geworden. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het voldoende aannemelijk is geworden dat het in het belang van de kinderen gerechtvaardigd is, ook nu nog, inbreuk te maken op voormelde vrijheid van de man om naar eigen inzicht vrijelijk contact met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op te kunnen nemen. Het is belangrijk dat de kinderen zich veilig kunnen voelen en rust ervaren. Bij dit oordeel betrekt het dat de voorzieningenrechter niet heeft beoogd de beslissing van de kinderrechter van 4 april 2018 te doorkruisen. In die beschikking is – kort gezegd – bepaald dat de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling de regie heeft over de contacten tussen de man en de kinderen. Het contactverbod is dan ook door de voorzieningenrechter toegewezen, met de toevoeging “behoudens de GI anders bepaalt”. Dit betekent dat de GI in beginsel de mogelijkheid heeft om toe te staan dat de vader contact kan opnemen met (één van) de kinderen. De grief van de man faalt derhalve.

3.13.4.

Ook ten aanzien van het straatverbod is het hof van oordeel dat de omstandigheden, zoals die zich op dit moment voordoen, een inbreuk op het recht van de man zich vrijelijk te kunnen verplaatsen, rechtvaardigen. Het straatverbod is door de voorzieningenrechter opgelegd met als doel dat de man niet te dichtbij de vrouw en de kinderen kan komen. De vrouw en de kinderen moeten zich veilig en rustig kunnen voelen in hun leefomgeving, wat met zich brengt dat het straatverbod niet beperkt kan blijven tot de [de straat 1] . Dat de man door het opgelegde straatverbod beroepsmatig, dan wel in het contact met kennissen, wordt gedupeerd heeft hij onvoldoende met feiten onderbouwd. Ook in zoverre falen zijn grieven.

3.13.5.

Het hof zal de vordering van de vrouw om het straatverbod uit te breiden niet toewijzen, nu het (spoedeisend) belang voor de uitbreiding hiervan ontbreekt. Er zijn geen aanwijzingen dat de man het straatverbod recentelijk heeft overtreden of anderszins recentelijk geprobeerd heeft via de door de vrouw genoemde straten in de buurt van de (woning) van de vrouw en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te komen. Het straatverbod zoals dat is opgelegd door de voorzieningenrechter blijft aldus gehandhaafd. Ook de grief van de vrouw faalt derhalve.

3.13.6.

Het voorgaande leidt tot een bekrachtiging van het bestreden vonnis. De proceskosten zullen, zowel in principaal als incidenteel appel, tussen partijen worden gecompenseerd gelet op het karakter van de zaak en het feit dat de man en de vrouw een relatie hebben gehad.

4 De uitspraak