Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 09-05-2012, BW8117, 200.063.801-01

Gerechtshof 's-Gravenhage, 09-05-2012, BW8117, 200.063.801-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
9 mei 2012
Datum publicatie
26 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8117
Zaaknummer
200.063.801-01

Inhoudsindicatie

Contact met kind binnen gezamenlijk gezag en omgang met ander kind, dat alleen onder het gezag van de moeder valt. Uitgebreide motivering waarom een tussentijds beëindigd ouderschapsonderzoek niet wordt hervat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 9 mei 2012

Zaaknummer : 200.063.801/01

Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-4755

[appellant],

verblijvende in het buitenland,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. A.H. van Haga te ’s-Gravenhage,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

verweerster in hoger beroep

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. A.H. Westendorp te ’s-Gravenhage.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,

hierna te noemen: de raad.

VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikkingen van 9 maart 2011 en 6 juli 2011, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij de beschikking van 6 juli 2011 is tot deskundige benoemd mevrouw drs. O.B. Koppens (hierna: de deskundige) in het door haar uit te voeren ouderschapsonderzoek. Iedere verdere beslissing is daarbij aangehouden.

Van de zijde van de moeder is op 8 november 2011 een brief van 7 november 2011 met bijlage ingekomen.

De deskundige heeft het hof op 8 november 2011 en 29 november 2011 telefonisch bericht dat de vader zich onvoldoende bereidwillig opstelt waardoor het voor haar niet mogelijk is om het ouderschapsonderzoek op adequate wijze te laten plaatsvinden. Het hof heeft vervolgens de deskundige telefonisch verzocht het ouderschapsonderzoek zonodig zonder de vader voort te zetten.

Op 6 december 2011 heeft het hof de vader bericht hem nog eenmaal in de gelegenheid te stellen om een afspraak met de deskundige te maken. Indien deze afspraak niet zal worden gemaakt dan zal het hof daaraan de gevolgen verbinden die hij geraden acht. Deze brief is in kopie naar de deskundige en de moeder is gezonden.

Op 8 december 2011 heeft de deskundige het hof telefonisch bericht dat zij, voor ontvangst van voormelde brief van 6 december 2011, partijen heeft bericht dat zij de opdracht aan het hof zal teruggeven. Het hof heeft vervolgens de deskundige telefonisch bericht de reactie van de vader op genoemde brief van het hof van 6 december 2011 af te wachten.

Bij het hof is op 19 december 2011 een brief van 16 december 2011 met bijlagen van de deskundige ingekomen, waarin is meegedeeld dat de deskundige haar opdracht aan het hof teruggeeft.

Bij brief van 1 februari 2012 heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld om zich over voormelde brief van de deskundige schriftelijk uit te laten binnen veertien dagen na dagtekening van de brief.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de moeder:

- op 14 februari 2012 een faxbericht van diezelfde datum;

van de zijde van de vader:

- op 15 februari 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.

Het hof heeft daarop de beschikking op heden bepaald.

VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. Het hof handhaaft al hetgeen het in zijn tussenbeschikkingen heeft overwogen en beslist.

Ter beoordeling liggen in deze procedure aan het hof voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder: de zorgregeling) tussen de vader en [de minderjarige 1], geboren op [in 1996] te [geboorteplaats] (verder: [de minderjarige 1]), en de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige 2], geboren op [in 1998] te [geboorteplaats].

2. De deskundige heeft een overzicht van het verloop van het deskundigenonderzoek opgesteld. Zij heeft meermalen getracht partijen uit te nodigen voor een eerste bijeenkomst en heeft te kennen gegeven dat het haar niet is gelukt om een afspraak met de vader te maken. De deskundige heeft haar opdracht aan het hof teruggegeven.

3. De vader verzoekt primair dat een deskundige wordt ingeschakeld die de bereidheid heeft om de gesprekken met de ouders door middel van skype te laten plaatsvinden. Het hof begrijpt de vader aldus dat hij subsidiair verzoekt dat de deskundige alsnog overgaat tot het inplannen van gesprekken gedurende een periode van drie weken, na uiteraard met de vader te hebben kortgesloten wanneer hij in Nederland is. De periode van drie weken acht de vader voldoende om het onderzoek volledig af te ronden (zowel gesprekken met de ouders, alsook een onderzoek met de kinderen).

Daartoe heeft de vader - kort en samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd. De deskundige heeft zich bij de vaststelling van de afspraken op de woensdag geen rekenschap gegeven van de omstandigheid dat dit geen mogelijkheid geeft om een extra, wellicht noodzakelijk, gesprek en dat daarmee het afronden van het onderzoek binnen twee weken in gevaar kwam. De vader acht uit het oog verloren waartoe hij bereid was, de moeite en financiële middelen die hij zich diende te getroosten, terwijl de moeder alleen bereid was op de woensdagen te komen. De vader meent dat hij, anders dan het hof bij brief van 6 december 2011 heeft gesteld, wel degelijk contact heeft opgenomen met de deskundige. De vader heeft de deskundige, anders dan zij stelt, op 14 december 2011 en 16 december 2011 telefonisch benadert. Op die laatste datum heeft de vader verzocht te mogen reageren tot 19 december 2011. De deskundige gaf te kennen de opdracht al aan het hof te hebben teruggegeven. Op 19 december 2011 heeft de vader de deskundige bericht en kenbaar gemaakt dat hij de bereidheid heeft om een afspraak met haar te maken en ook speciaal, voor een periode van drie weken naar Nederland te komen. De vader acht het onjuist en onredelijk dat met een overschrijding van één werkdag (van een door de deskundige gestelde termijn) het onderzoek weer is teruggegeven.

4. De moeder stelt zich op het standpunt dat zij altijd bereid is geweest en nog steeds is mee te werken aan het deskundigenonderzoek en akkoord is gegaan met de door de deskundige gestelde voorwaarden. Zij handhaaft al haar stellingen en persisteert bij haar verzoek de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen.

Gesprekken via skype

5. Het hof overweegt als volgt. Bij de beschikking van 6 juli 2011 heeft het hof in rechtsoverweging 12 partijen er op gewezen dat zij in persoon aanwezig dienen te zijn bij de gesprekken die plaatsvinden, tenzij de deskundige aanleiding zou zien om hiervan af te wijken. De vader heeft nadien de deskundige meermalen verzocht om de gesprekken via skype te laten plaatsvinden. Terwijl de deskundige zowel telefonisch als per e-mail aan de vader kenbaar heeft gemaakt dat de ouders in persoon aanwezig dienen te zijn. Ook thans verzoekt de vader primair het hof een mediator/deskundige in te schakelen die de bereidheid heeft om de gesprekken met de ouders door middel van skype te laten plaatsvinden.

6. Indien het ouderschapsonderzoek door middel van skype zal plaatsvinden dan zal dit, zo is het hof van oordeel, afbreuk doen aan de uiteindelijke doelstellingen van het ouderschapsonderzoek. Die doelstellingen zijn tweeledig. Enerzijds beoogt het ouderschapsonderzoek het ouderschap zodanig vorm te geven dat de minderjarigen zo goed als mogelijk zullen kunnen profiteren van beide ouders, anderzijds beoogt het het vertrouwen over en weer tussen de ouders in zodanige mate te doen herstellen dat deze zelfstandig tot afspraken kunnen komen over hetgeen hen verdeeld houdt. Voor het bereiken van die doelstellingen, en met name het herstel van het vertrouwen, is het van belang dat de deskundige en partijen in persoon deelnemen aan het ouderschapsonderzoek. Slechts in die omstandigheden dat de deskundige van mening is dat de communicatie tussen partijen zodanig is verbeterd dat de gesprekken door middel van skype kunnen plaatsvinden, zal hiervoor naar het oordeel van het hof onder omstandigheden plaats kunnen zijn. Nu daar in de onderhavige situatie geen sprake van is, is het hof van oordeel dat dit ouderschapsonderzoek zich in onderhavig geval niet leent voor gesprekken via skype, zodat het hof dit verzoek van de vader zal afwijzen.

Alsnog opstarten ouderschapsonderzoek door deskundige

7. Het hof overweegt als volgt. De deskundige heeft diverse malen contact opgenomen met de vader om een gesprek te plannen met de vader. Het is de deskundige niet gelukt om een gesprek te plannen aangezien de vader slechts wenste te verschijnen als de gesprekken zouden plaatsvinden op zijn voorwaarden dan wel te kennen gaf dat hij niet bereid was om naar Nederland te komen. Hoewel de vader een dag na het verstrijken van de termijn van de deskundige en in zijn faxbericht van 15 februari 2012 aan het hof alsnog kenbaar heeft gemaakt dat hij de bereidheid heeft om deel te nemen aan het ouderschapsonderzoek, neemt dit niet weg dat de vader ook thans nog eisen stelt aan de wijze waarop het ouderschapsonderzoek dient plaats te vinden. Zo meent de vader dat het onderzoek binnen een periode van drie weken kan worden afgerond. In die periode dient de deskundige de ouders als ook de kinderen te hebben gehoord, aldus de vader. Het hof is van oordeel dat het het aan de deskundige is te bepalen op welke wijze zij invulling geeft aan het ouderschapsonderzoek. Het hof verwacht gezien de houding van de vader niet dat bij een hernieuwde opdracht aan de deskundige, danwel een andere deskundige, het ouderschapsonderzoek tot de door het hof beoogde resultaten zal leiden.

8. Het hof ziet in de gegeven omstandigheden dan ook geen aanleiding om de deskundige, danwel een andere deskundige, de opdracht te geven het ouderschapsonderzoek alsnog te hervatten.

Aanvulling rechtsgronden

9. Hoewel de moeder in eerste aanleg slechts naar voren heeft gebracht dat zij rust verzocht voor een periode van drie jaar, heeft de rechtbank dit ten aanzien van [de minderjarige 1] opgevat als een verzoek tot een tijdelijk contactverbod als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) en ten aanzien van [de minderjarige 2] als een verzoek tot ontzegging van het recht van de vader op omgang als bedoeld in artikel 1:377a derde lid BW. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank aldus doende binnen de grenzen van de rechtsstrijd de rechtsgronden aangevuld. Dit leidt er toe dat de derde grief van de vader niet slaagt.

Zorg- en omgangsregeling

10. Het hof stelt voorop dat het voor de ontwikkeling van een kind van belang is dat het ook nadat de ouders uiteen zijn gegaan contact heeft en houdt met beiden. De concrete omstandigheden van het geval kunnen met zich brengen dat het belang van een kind meebrengt dat het contact tussen het kind en een van de ouders tijdelijk wordt opgeschort.

11. Het hof is op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting het volgende gebleken. De rechtbank heeft een raadsonderzoek gelast. In het rapport van 25 maart 2008 van de raad komt naar voren dat er langere tijd problemen zijn geweest met betrekking tot de contacten tussen de vader en de minderjarigen. Tussen de ouders is sprake geweest van een zeer heftige strijd. De minderjarigen, en met name [de minderjarige 1], hebben zeer emotioneel gereageerd en aangegeven dat zij hun vader niet wensen te zien. De raad heeft een extern onderzoek door het FORA noodzakelijk geacht ten einde zicht te krijgen op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarigen alsmede op de mate waarin de kinderen belast worden bij een eventuele omgangsregeling. De vader heeft vervolgens aan de raad kenbaar gemaakt dat hij niet instemde met het aanvragen van een psychologisch onderzoek bij het NIFP, maar dat hij zich wel zou kunnen vinden in het aanvragen van een onderzoek door prof. dr. R.A.R. Bullens. De moeder heeft in reactie daarop aan de raad kenbaar gemaakt dat zij geen goed gevoel had bij professor Bullens. Vervolgens heeft de raad geconcludeerd dat de minderjarigen een dermate negatieve beleving van de omgang hebben dat een omgangsregeling niet haalbaar werd geacht. De rechtbank heeft vervolgens in de bestreden beschikking het recht op contact met de minderjarigen geschorst tot 22 januari 2013.

12. Ook in hoger beroep heeft [de minderjarige 1] ernstige bezwaren gemaakt tegen contacten met zijn vader. Van de zijde van de moeder is in aanvulling daarop aangevoerd dat de minderjarigen zich afwijzend opstellen ten opzichte van hun vader. Een en ander heeft ertoe geleid dat het hof aanvankelijk aanleiding heeft gezien een deskundige te benoemen die de minderjarigen, in afwezigheid van de ouders, zou kunnen horen over de contacten met de vader, en zich zonodig kon verstaan met de ouders. Uit de telefonische contacten met de deskundige bleek echter dat zij het sowieso noodzakelijk achtte de ouders te betrekken in het onderzoek alsmede dat zij met de door het hof op voorhand begrote kosten van het deskundigenonderzoek niet in staat zou zijn het onderzoek op adequate wijze en zorgvuldige wijze uit te voeren. In het licht van voormelde omstandigheden, alsmede in aanmerking genomen de conclusie van de raad in voormeld rapport dat de zeer slechte communicatie en strijd tussen de ouders ten grondslag ligt aan de negatieve houding van de minderjarigen ten opzichte van de vader, heeft het hof aanleiding gezien tot het gelasten van een ouderschapsonderzoek. Dit onderzoek is, zoals overwogen, niet van de grond gekomen.

13. Gezien de reacties van de minderjarigen gedurende het raadsonderzoek, met name de reactie van [de minderjarige 1], ook in hoger beroep, en de omstandigheid dat het ouderschapsonderzoek door toedoen van de vader niet van de grond is gekomen en daarmee de communicatie tussen de ouders op geen enkele wijze is verbeterd, is het hof van oordeel dat het forceren van contact tussen de vader en de minderjarigen hun draagkracht te boven zal gaan, en derhalve in strijd is met zwaarwegende belangen van de minderjarigen. Dwang tot contact met de vader zal naar het stellige oordeel van het hof het tegengestelde effect hebben van wat de vader beoogt en zal leiden tot ernstige spanningen bij de minderjarigen, hetgeen een bedreiging vormt voor de stabiliteit en rust in het leven van de minderjarigen.

14. Gelet op de uitspraak van 19 juni 2003 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Nekvedacius tegen Duitsland) en de uitspraak van 27 februari 2009 van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat elke afwijzing van een verzoek tot contact met een minderjarige tijdelijk van aard is in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een omgangs- danwel zorgregeling te doen vaststellen, is het hof van oordeel dat het opleggen van een contactverbod voor de periode van drie jaren zoals de rechtbank heeft gedaan niet mogelijk is. Het hof zal derhalve de bestreden beschikking vernietigen en de vader een contactverbod met [de minderjarige 1] (gezamenlijk gezag) opleggen als bedoeld in artikel 1:253a lid 2 BW zonder termijn. Het hof zal de vader het recht om omgang met [de minderjarige 2] (eenhoofdig gezag) ontzeggen op de voet van artikel 1:377a derde lid BW.

15. Ten overvloede merkt het hof het volgende op. De moeder dient zich te realiseren dat het haar plicht is te bevorderen dat ook de vader zijn ouderrol zal kunnen gaan vervullen op een wijze die niet belastend zal zijn voor de minderjarigen.

16. Gelet op het vorenstaande behoeven de overige grieven van de vader geen nadere bespreking, nu deze niet tot een ander oordeel kunnen leiden.

Nieuwe mondelinge behandeling

17. Het hof ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen.

Kosten deskundigenonderzoek

18. Gelet op de door de deskundige overlegde rekening, stelt het hof hierbij de vergoeding van de deskundige vast op € 703,59 inclusief BTW) zoals door haar is verzocht.

Terugbetaling voorschot vader van € 1.500,-

19. Bij beschikking van 9 maart 2011 is bepaald dat de vader als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek een bedrag van € 1.500,- diende te storten. Nu het hof bij latere beschikking van 6 juli 2011 evenwel heeft beslist dat kosten van het ouderschapsonderzoek ten laste van het rijk dienen te komen, zal het hof de griffier gelasten aan de man een bedrag van € 1.500,- aan de vader terug te betalen.

20. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking;

verbiedt de vader contact te hebben met [de minderjarige 1];

ontzegt de vader het recht op omgang met [de minderjarige 2];

stelt de kosten van het deskundigenbericht ten behoeve van de deskundige vast op € 703,59 (inclusief BTW) en verstaat dat deze ten laste van het Rijk blijven en verstaat dat de griffier van dit hof dit bedrag reeds aan de deskundige heeft voldaan;

geeft last aan de griffier aan de vader terug te betalen een bedrag van € 1.500, hetgeen hij aan voorschot heeft voldaan;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Van Dijk en Kamminga, bijgestaan door

mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2012.