Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 12-10-2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:191 BB5880, 22-001958-07

Gerechtshof 's-Gravenhage, 12-10-2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:191 BB5880, 22-001958-07

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
12 oktober 2007
Datum publicatie
17 oktober 2007
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2007:BB5880
Zaaknummer
22-001958-07

Inhoudsindicatie

Belediging politie. Term Joden beledigend.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001958-07

Parketnummer(s): 10-703717-06

Datum uitspraak: 12 oktober 2007

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 september 2007.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde schuldig verklaard zonder oplegging van straf.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Bewijsoverweging

Vast is komen te staan dat de verdachte, fietsend met een leeftijdgenoot, toen hem een busje van de politie passeerde, in de richting van het busje “Joden” heeft geroepen. Door de verdediging is bestreden dat dit woord als beledigend in de zin van artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht kan worden gekwalificeerd. Het woord heeft, aldus de verdediging, een neutrale betekenis nu het slechts een bevolkingsgroep van een zekere afkomst en/of met een bepaald geloof aanduidt zonder enige ongunstige inhoud.

Het hof overweegt in dit verband dat de naam van welke bevolkingsgroep dan ook, gebezigd in het kader van een gesprek of een geschreven stuk, en gebruikt zonder een andere bedoeling dan het onderscheiden of aanduiden van die bevolkingsgroep, geen beledigende betekenis heeft. Van algemene bekendheid is echter dat de namen van verschillende bevolkingsgroepen, in dit geval joden, bijvoorbeeld in voetbalstadions tegenwoordig frequent en massaal worden gebruikt om anderen te beledigen. Opmerkelijk daarbij is dat degenen die worden toegeroepen niet tot de bedoelde bevolkingsgroep behoren, althans het wel of niet ertoe behoren is niet relevant. De namen van de bevolkingsgroepen hebben tot doel minachting uit te drukken, en in dat doel schuilt het beledigende karakter. Het eventuele grievende karakter van een gebezigd woord wordt derhalve mede bepaald door de omstandigheden waaronder en de wijze waarop dit is gebruikt.

In dit geval heeft verdachte zonder enige aanleiding in het openbaar in de richting van het passerende politiebusje “Joden” geschreeuwd zonder dat dit op enigerlei wijze functioneel was. Voorts is gebleken dat verdachte zijn eerdere contacten met de politie als negatief had ervaren en een hekel had aan de politie. Naar het oordeel van het hof kan daaruit worden afgeleid dat de kreet “Joden” een vernederende bedoeling had en dus onder de gegeven omstandigheden als beledigend kan worden gekwalificeerd.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf.

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft twee politieagenten beledigd. Beledigende uitlatingen hebben de strekking slachtoffers aan te randen in de eer en goede naam. Tevens kunnen dergelijke uitlatingen iemand persoonlijk kwetsen.

Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 27 augustus 2007, is de verdachte – zij het al weer enige tijd geleden - eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.

Het hof heeft acht geslagen op de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 3 augustus 2007 en 14 februari 2007.

Het hof acht het – in tegenstelling tot de eerste rechter en de advocaat-generaal – niet raadzaam om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.

Het hof is – gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van navermelde hoogte een passende en geboden reactie vormt.

Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 77a, 77g, 77h, 77l, 77x, 77y, 77z, 77gg, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.

Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen jeugddetentie.

Beveelt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Dit arrest is gewezen door mr. R.C.A. Duindam,

mr. H.W.J. de Groot en mr. A.P. van der Linden, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Tolen.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2007.