Home

Gerechtshof Den Haag, 22-03-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:464, 2200092620

Gerechtshof Den Haag, 22-03-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:464, 2200092620

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
22 maart 2022
Datum publicatie
29 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:464
Zaaknummer
2200092620

Inhoudsindicatie

Voegingsperikelen bij “Compas” en “GPS”. Vernietiging van vonnis wegens daardoor veroorzaakte verwarring over de beslissingen van de politierechter.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000926-20

Parketnummers: 10-301355-19 en 10-009143-18 (TUL)

Datum uitspraak: 22 maart 2022

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2020 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (India) op [datum] 1983,

thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest. Voorts gaat het hof ervan uit dat in deze zaak een beslissing is genomen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 16 december 2019 te Rotterdam [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik je met een ander zie, dan breek ik je benen en die van hem ook", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van voorarrest.

Beoordeling van het vonnis

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat de politierechter na – ondanks dat de gronden daarvoor kennelijk naar zijn oordeel waren vervuld - om hem moverende reden van voeging met de zaak onder parketnummer 10/304882-19 te hebben afgezien, blijkens de enige kenbron daarvoor (art. 378a-5 WvSv) toch in beide zaken één vonnis heeft uitgesproken waaruit bovendien niet blijkt in welke van beide zaken de maatregelen zijn opgelegd en in welke van beide zaken de vordering tenuitvoerlegging is toegewezen, alsmede omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op of omstreeks 16 december 2019 te Rotterdam [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik je met een ander zie, dan breek ik je benen en die van hem ook", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Zij heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de woorden verbaal geuit zijn ten overstaan van de verbalisant en niet ten overstaan van de aangeefster. Derhalve is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte aangeefster daadwerkelijk heeft bedreigd, aldus de raadsvrouw.

Het hof overweegt hiertoe als volgt.

Uit de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen volgt dat verdachte in een telefonisch gesprek tussen verdachte en aangeefster door de telefoon riep “als ik je met een ander zie, dan breek ik je benen en die van hem ook.” en dat aangeefster dit wel degelijk heeft gehoord. Dat verdachte zich ervan bewust moet zijn geweest dat aangeefster dit zou horen volgt uit de omstandigheid dat aangeefster een van de deelnemers aan het telefoongesprek was en dat verdachte zich in zijn bewoordingen kennelijk tot aangeefster richtte. Dat de politie op het moment van deze uitlating van verdachte de telefoon in handen had doet hieraan niet af.

Het verweer mist feitelijke grondslag en wordt derhalve verworpen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met zware mishandeling.

BESLISSING