Gerechtshof Den Haag, 15-02-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:4275, 2200296416
Gerechtshof Den Haag, 15-02-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:4275, 2200296416
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 15 februari 2017
- Datum publicatie
- 19 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2017:4275
- Zaaknummer
- 2200296416
Inhoudsindicatie
Art. 285b Sr. Veroordeling ter zake van belaging.
Uitspraak
Rolnummer: 22-002964-16
Parketnummer: 10-661290-14
Datum uitspraak: 15 februari 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 februari 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 6 primair en 7 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met een proeftijd van drie jaren, met bijzondere voorwaarden als in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hof heeft aan de hand van de inhoud van de “akte rechtsmiddel” vastgesteld dat het namens de verdachte ingestelde hoger beroep uitsluitend is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 27 oktober 2010 tot en met 27 november 2014, te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen (namelijk contact tussen verdachte en zijn zoon tot stand te brengen en/of de relatie tussen verdachte en zijn zoon te herstellen), niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers is/heeft hij, verdachte, wederechetlijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillde data in voormelde periode (onder meer) (telkens)
- veelvuldig, althans meermalen, telefonisch contact gezocht met die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of e-mailberichten en/of twitterberichten verstuurd naar en/of over die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- zich veelvuldig, althans meermalen, opgehouden in de (onmiddellijke) nabijheid van de woning van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of aangebeld bij de woning van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- bekenden van die [aangever 1] en/of [aangever 2] via internet en/of anderszins (op hinderlijke en/of intimiderende wijze) benaderd (teneinde in contact te komen met zijn, verdachtes, zoon,) en/of
- veelvuldig, althans meermalen, die [aangever 1] en/of [aangever 2] lastiggevallen, terwijl die [aangever 1] en/of [aangever 2](meermalen) te kennen had(den) gegeven dat zij met rust gelaten wilde(n) worden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden overeenkomstig het vonnis.
Ten aanzien van de feiten die niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de straf ter zake van die feiten zal worden bepaald op een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 1 november 2011 tot en met 27 november 2014, te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
[aangever 1] en [aangever 2] met het oogmerk die [aangever 1] en [aangever 2] te dwingen iets te doen (namelijk contact tussen verdachte en zijn zoon tot stand te brengen en te dulden, immers heeft hij, verdachte, wederechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data in voormelde periode
- meermalen, telefonisch contact gezocht met die [aangever 1] en/of [aangever 2] en e-mailberichten en twitterberichten verstuurd naar en/of over die [aangever 1] en/of [aangever 2] en
- zich meermalen, opgehouden in de onmiddellijke nabijheid van de woning van die [aangever 1] en [aangever 2] en aangebeld bij de woning van die [aangever 1] en [aangever 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Ter onderbouwing van haar betoog heeft de raadsvrouw aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven -:
- -
-
er is niet of nauwelijks sprake van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers;
- -
-
er is geen sprake van stelmatigheid. Omdat de aangevers zich niet aan hun informatieplicht hielden, had de verdachte een gegronde reden om contact met hen te zoeken. In de visie van de verdediging moet onderscheid worden gemaakt tussen de contacten waarvoor een gegronde reden bestond en de eventueel ongewenste contacten. Het aantal eventueel ongewenste contacten levert geen stelselmatigheid op.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De kern van de strafbepaling van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht wordt gevormd door de stelselmatige inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer.
De Hoge Raad heeft overwogen dat bij de beoordeling van het begrip ‘stelselmatig’ de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers, relevant zijn.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de verdachte gedurende een periode van een aantal jaren aangevers vele malen heeft gebeld,
e-mailberichten naar hen heeft verzonden en zich zonder hun toestemming in de nabijheid van hun woning heeft opgehouden. De aangevers hebben verklaard dat zij het handelen van de verdachte als een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer hebben ervaren. Zo durfden zij hun (pleeg)kinderen niet meer alleen naar buiten te laten gaan en waren zij constant op hun hoede. Uit hun verklaringen blijkt dat de verdachte het leven van aangevers beheerste.
Het hof is van oordeel dat, alles bijeen, de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangevers zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De door de raadsvrouw gestelde omstandigheid dat de verdachte een gegronde reden meende te hebben om contact met de aangevers te zoeken, doet, daargelaten de juistheid van die stelling, aan het oordeel van het hof niet af.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: