Home

Gerechtshof Arnhem, 15-12-2008, BH4420, 200.017.675

Gerechtshof Arnhem, 15-12-2008, BH4420, 200.017.675

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
15 december 2008
Datum publicatie
3 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2008:BH4420
Zaaknummer
200.017.675

Inhoudsindicatie

Tussentijdse beëindiging schuldsaneringsregeling; beoordeling ex nunc door Hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer 200.017.675

arrest van de eerste civiele kamer van 15 december 2008

inzake

[appellant],

wonende te woonplaats

appellant,

advocaat: mr. A.C.E.G. Cordesius te 's-Gravenhage.

1. Het geding in eerste aanleg

1.1 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 30 oktober 2007 is ten aanzien van appellant (hierna te noemen: [appellant]) de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.

1.2 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 21 oktober 2008 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] op voordracht van de rechter-commissaris tussentijds beëindigd. In het faillissement, waarin [appellant] van rechtswege zal komen te verkeren met ingang van de datum dat dit vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, is tot rechter-commissaris benoemd mr. A.E Zweers en tot curator mr. A.C. Huisman.

1.3 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 Bij ter griffie van het hof op 28 oktober 2008 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft hij het hof verzocht het voormelde vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, te bepalen dat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal voortduren.

2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, alsmede van de brief met bijlagen van de waarnemend bewindvoerder, A.K. de Beurs, van 4 december 2008.

2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2008, waarbij namens [appellant] is verschenen mr. Cordesius. Voorts is verschenen de waarnemend bewindvoerder.

3. De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. [appellant] heeft in het verleden een eenmanszaak, een transportonderneming genaamd [appellant] Transport, gedreven. Zijn schuldenlast bedroeg volgens de verklaring ex artikel 285 Fw ongeveer € 130.000,-. Blijkens het verslag van de bewindvoerder van 4 december 2008 zijn er tot op die datum vorderingen van crediteuren ingediend tot ruim € 600.000,-.

3.2 De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd, kort gezegd, omdat [appellant] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen - met name zijn inspanningsverplichting om zijn betaalde arbeid te behouden - en omdat er feiten bekend zijn geworden die op het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift tot toelating bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen, te weten een aanzienlijk hogere schuldenlast dan opgegeven op de verklaring ex artikel 285 Fw.

3.3 Het hof stelt voorop dat het, anders dan namens [appellant] ter zitting is aangevoerd, ex nunc heeft te oordelen of de gewraakte beslissing in stand moet blijven, dat wil zeggen dat bij de beoordeling van de vraag of de schuldsaneringsregeling terecht tussentijds is beëindigd ook rekening gehouden moet worden met feiten en omstandigheden die zijn voorgevallen sedert de beslissing waarvan beroep. Daarbij komt ook het hof tot het oordeel dat [appellant] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Zoals uit de brief van de bewindvoerder van 4 december 2008 blijkt, heeft [appellant] zijn bewindvoerder weliswaar mondeling op de hoogte gesteld van zijn ziekte, maar een medische verklaring, waar de bewindvoerder meerdere malen uitdrukkelijk om heeft verzocht, is niet door [appellant] overgelegd. Volgens de verklaring van de bewindvoerder ter zitting heeft [appellant] eerst bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg een brief met betrekking tot zijn medische toestand overgelegd. Evenmin heeft [appellant] loonstroken aan de bewindvoerder overgelegd, noch een (al dan niet getekende) arbeidsovereenkomst ter zake van zijn werkzaamheden als buschauffeur bij Connexxion / Veolia, waar hij al sinds 5 augustus 2008 in dienst is. De bewindvoerder heeft slechts een loonstrook van augustus 2008 via de werkgever van [appellant] ontvangen.

De bewindvoerder heeft onbestreden ter zitting verklaard dat zij, nadat [appellant] al bij de start van de schuldsaneringsregeling op zijn verplichtingen is gewezen, tijdens een gesprek op 19 mei 2008 nogmaals een uitgebreide toelichting met betrekking tot deze verplichtingen aan [appellant] heeft gegeven. Daarbij is [appellant] in ieder geval gewezen op het belang van het overleggen van loonstroken. [appellant] is daarna een aantal malen voor het feit gewaarschuwd dat het niet nakomen van zijn verplichtingen kan leiden tot een tussentijdse beëindiging. Desondanks heeft [appellant] niet aan zijn informatieverplichting voldaan. Hij heeft, zoals de bewindvoerder ter zitting heeft verklaard, weliswaar zeer regelmatig informatie aan de bewindvoerder doen toekomen, maar dat betrof niet de door de bewindvoerder gevraagde informatie. Zonder informatie over zijn daadwerkelijke loon en de daarbij behorende onkostenvergoedingen - waarnaar de bewindvoerder uitdrukkelijk heeft gevraagd - kan de bewindvoerder niet een vrij te laten bedrag te berekenen. Dat [appellant] niet in staat was deze informatie aan de bewindvoerder over te leggen is niet gesteld, noch overigens gebleken. Gelet daarop is [appellant] zijn informatieverplichting aan de bewindvoerder in het kader van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren nagekomen. Reeds op deze grond dient de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd te worden. De overige namens [appellant] aangevoerde grieven tegen het vonnis van de rechtbank kunnen om die reden buiten beschouwing blijven.

3.4 Het hof is van oordeel dat het hoger beroep faalt. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen is onvoldoende gebleken. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

3.5 De omstandigheid dat [appellant] bij beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling in staat van faillissement zal komen te verkeren, is voor het hof geen reden om anders te oordelen.

4. De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Almelo van 30 oktober 2007.

Dit arrest is gewezen door mrs. A. Smeeïng-van Hees, A.A. van Rossum en R.A. van der Pol en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2008.