Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-05-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4033, 200.266.743/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-05-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4033, 200.266.743/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 mei 2020
Datum publicatie
28 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:4033
Zaaknummer
200.266.743/01

Inhoudsindicatie

Internationaal transport over de weg. Schade aan vervoerde lading snoepgoed door vocht. Geen CMR-vrachtbrief. Opdrachtgever dient te bewijzen dat het snoepgoed in droge toestand (en dus zonder vochtschade) is ingeladen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.266.743/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6510503)

arrest van 26 mei 2020

in de zaak van

BVM-Trade B.V.,

gevestigd te Elst,

appellante,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: BVM,

advocaat: mr. G.P. Wempe, kantoorhoudend te Drachten,

tegen

[geïntimeerde] Transporte,

gevestigd te Mönchengladbach,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. R. Smink, kantoorhoudend te Enschede.

1 Het verloop van de procedure in eerste aanleg

1.1

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad (hierna: de kantonrechter) van 18 juli 2018 (hierna: het tussenvonnis) en 27 maart 2019 (hierna: het eindvonnis).

2 2 Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:- de appeldagvaarding van 25 juni 2019;- de memorie van grieven (met één productie);- de memorie van antwoord;- de akte van BVM;- de antwoordakte van [geïntimeerde] .

2.2

Vervolgens hebben partijen de processtukken overgelegd en heeft het hof een datum voor arrest vastgesteld.

2.3

De vordering van BVM in hoger beroep komt erop neer dat het hof het eindvonnis vernietigt en haar in eerste aanleg ingestelde vordering (€ 7.821,- met rente en (proces)kosten) alsnog toewijst, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.

3 3 Waar gaat het om?

3.1

BVM heeft [geïntimeerde] opdracht gegeven een partij snoepgoed te vervoeren. Volgens BVM is tijdens het vervoer vochtschade aan het snoepgoed ontstaan, doordat een grote hoeveelheid water op het snoepgoed is terechtgekomen. BVM vordert € 7.821,- schadevergoeding van [geïntimeerde] , die deze vordering bestrijdt. Volgens [geïntimeerde] staat niet vast dat tijdens het vervoer vochtschade aan het snoepgoed is ontstaan.

3.2

De kantonrechter heeft BVM in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat tijdens het transport vochtschade is ontstaan. Omdat BVM volgens de kantonrechter dat bewijs niet heeft geleverd, heeft hij de vordering van BVM afgewezen.

3.3

Het hof gaat ervan uit dat de partij snoepgoed met vochtschade is afgeleverd, maar vindt dat nog niet bewezen is dat de partij geen vochtschade had toen deze werd ingeladen. Het staat dan ook nog niet vast dat de schade tijdens het transport is ontstaan. BVM mag bewijzen dat de partij snoepgoed in droge toestand, dus zonder vochtschade, is ingeladen.

4 4 De vaststaande feiten

5 5 Bevoegde rechter en toepasselijk recht

6 6 Het geschil in hoger beroep

7 De beslissing