Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6226, 200.242.305/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6226, 200.242.305/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 juli 2019
Datum publicatie
1 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:6226
Zaaknummer
200.242.305/01

Inhoudsindicatie

Toegewezen ontruiming in kort geding van huurder van woon- en bedrijfsruimte houdt in hoger beroep stand. Vooralsnog voldoende aannemelijk dat huurder een rol had in de gespannen en conflictueuze situatie met andere huurders, onderhuurders, omwonenden en verhuurder, die ook overigens met (geluids)overlast gepaard ging.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.242.305/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6756805)

arrest in kort geding van 30 juli 2019

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [A] ,

appellant,

in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen, kantoorhoudend te Utrecht,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [B] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. R. de Leeuw, kantoorhoudend te Amsterdam.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 30 april 2019 hier over.

1.2

Het verdere verloop na het tussenarrest blijkt uit:

-

het H-12 formulier van mr. De Leeuw van 5 juli 2019 met producties 10 t/m 23;

-

het proces-verbaal van de op 17 juli 2019 gehouden comparitie van partijen.

1.3

Vervolgens hebben partijen arrest verzocht en heeft het hof arrest bepaald op de voorafgaand aan de comparitie overgelegde gedingstukken, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.

2 De vaststaande feiten

2.1

De kantonrechter heeft in het vonnis van 30 april 2018, onder rechtsoverweging 2.1. tot en met 2.4., een aantal feiten als vaststaand aangenomen. [appellant] heeft met grief 1 (deels) bezwaar gemaakt tegen deze feitenvaststelling. Met inachtneming van de bezwaren die [appellant] tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten heeft aangevoerd, staat het volgende vast.

2.2

[appellant] huurt:

-

met ingang van 1 augustus 2017 een bedrijfsruimte aan de [a-straat] 34 B te [A] (een spreekkamer), waarbij tevens is bepaald dat gebruik als kamerbewoning is toegestaan;

-

met ingang van 1 september 2017 een bedrijfsruimte aan de [a-straat] 34 B te [A] (een kantoor aan de opritzijde), waarbij tevens is bepaald dat gebruik als kamerbewoning is toegestaan;

-

met ingang van l oktober 2017 de appartementen aan de [a-straat] 34-2 BG en 34-3 BG te [A] ;

-

met ingang van 1 oktober 2017 de bedrijfsruimte aan de [a-straat] 34 B te [A] (een winkel plus twee naastgelegen parkeerplaatsen).

De huur is steeds vastgelegd in afzonderlijke huurovereenkomsten.

2.3

Sinds 8 november 2017 is [geïntimeerde] eigenaar van de panden aan de [a-straat] 34, 34 A en 34 B te [A] . Daarvoor had haar vader de panden in eigendom.

2.4

[appellant] is zelf in één van de door hem gehuurde appartementen (34-3 BG) gaan wonen.

2.5

De door [appellant] aan [geïntimeerde] totaal verschuldigde huur, inclusief bijkomende vergoedingen, bedraagt € 3.373,50 per maand.

2.6

Een ander deel van de in het pand [a-straat] 34 aanwezige bedrijfsruimte is door de vader van [geïntimeerde] verhuurd aan makelaarskantoor RotsVast (hierna: RotsVast).

2.7

Vanaf september 2017 is verhuurder klachten en meldingen gaan ontvangen van buurtbewoners, andere huurders en onderhuurders over overlast, veroorzaakt door [appellant] .

2.8

Op dinsdag 13 februari 2018 heeft zich bij het gehuurde een incident voorgedaan tussen [appellant] enerzijds en zijn onderhuurder van de winkelruimte, de heer [C] , die daar onder de naam “ [D ] ” een afhaalpizzeria had gevestigd, en diens vader anderzijds, als gevolg waarvan zij allen gewond zijn geraakt en zij allen enige dagen in voorarrest hebben verbleven.

2.9

In een op maandag 12 februari 2018 gepubliceerd nieuwsbericht, getiteld “Herrie [a-straat] [A] houdt aan” is onder meer vermeld:

Het blijft bijzonder onrustig rond nieuwe afhaalpizzeria [D ] aan de [a-straat] in [A] . Ook maandagmiddag is er weer politie nodig.

De uitbaters van de pizzeria hebben het al weken aan de stok met hun huurbaas, een huurder in hetzelfde complex. Maandag moesten de pizzeria-eigenaars hun eigen voordeur forceren om binnen te komen. Ze waren hiermee bezig onder toeziend oog van opgetrommelde agenten.

Politie was vrijdagmiddag in groten getale aanwezig omdat de zaak uit de hand dreigde te lopen. De gefrustreerde afhaalbazen wilden verhaal halen bij hun huurbaas. Daarbij gooiden ze diens scooter om. De huurbaas op zijn beurt zou gedreigd hebben de pizzeriamensen de keel door te snijden.

Even leek vrijdagmiddag de rust weergekeerd, na langdurige gesprekken van agenten met beide kampen. Vrijdagavond ging het volgens omwonenden toch weer mis: de politie had toen zes wagens met agenten nodig om de orde te herstellen. Een vergelijkbaar tafereel speelde zich zondagavond af en maandagmiddag dus opnieuw.

Volgens eigenaar [geïntimeerde] is haar huurder het probleem. De man maakt zijn onderhuurders van de pizzeria het leven zuur door deuren dicht te timmeren, het gas af te sluiten en de stoppen eruit te draaien. Hij treitert ook makelaardij Rotsvast, een andere huurder in het complex. Dit bedrijf zat vorige week door zijn toedoen zonder verwarming en zonder elektriciteit. (…)

2.10

[appellant] heeft op 1 maart 2018 aangifte tegen [C] gedaan vanwege het op 9 februari 2018 vernielen/beschadigen van zijn scooter.

2.11

[appellant] heeft op 7 maart 2018 aangifte gedaan tegen [E] vanwege een mishandeling op 5 maart 2018. [appellant] heeft [E] daarbij aangeduid als iemand aan wie hij een kamer in het pand aan de [a-straat] heeft verhuurd.

2.12

Een medewerkster van RotsVast heeft tegen [appellant] aangifte gedaan van het op

13 maart 2018 vernielen/bekrassen van haar auto, geparkeerd naast het pand aan de [a-straat] 34.

2.13

De directeur van RotsVast heeft tegen [appellant] aangifte gedaan van smaad en laster vanwege het op 13 maart 2018 plaatsen van een bericht op Facebook van dat kantoor dat er samengevat op neerkomt dat RotsVast corrupt is en samenwerkt met criminelen en knokploegen. In die aangifte wordt beschreven dat er tussen RotsVast en [appellant] een conflict is ontstaan over het gebruik van de parkeerplaatsen die bij de panden 34 en 34 B horen.

2.14

[appellant] heeft de voor de door hem gehuurde ruimten verschuldigde huur over de maanden maart 2018 en april 2018 onbetaald gelaten. [geïntimeerde] heeft deze bedragen ontvangen na tenuitvoerlegging van het hierna weer te geven vonnis van de kantonrechter.

2.15

Op 4 juni 2018 heeft [geïntimeerde] op basis van het hierna weer te geven vonnis van de kantonrechter [appellant] uit voormelde ruimten doen ontruimen.

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1

[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg (in conventie) - samengevat - gevorderd de veroordeling van [appellant] tot ontruiming binnen 3 dagen na betekening van al het door hem gehuurde aan de [a-straat] 34 te [A] en tot betaling van € 6.747,- aan onbetaald gelaten huurpenningen over de maanden maart en april 2018, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2018 respectievelijk 1 april 2018, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten

3.2

[appellant] heeft - zo heeft de kantonrechter begrepen - in eerste aanleg (in reconventie) - samengevat - gevorderd een verklaring voor recht dat de gehele door hem gehuurde parkeerplaats aan hem toebehoort en dat RotsVast er niet meer op mag komen en voorts de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van:

- € 50.000,- wegens het stelen van zijn winkel;

- € 50.000,- wegens laster en smaad in de krant;

- € 25.000,- wegens het schenden van zijn privacy versterkt met een dwangsom voor elke dag dat er camera's hangen;

- een vergoeding wegens contractbreuk en sabotage;

- € 25.000,- wegens het gebruik door RotsVast van het parkeerterrein;

- € 20.000,- wegens klantenronsel;

- het totale bedrag van het gehele gehuurde van zowel haar vader als haarzelf voor de duur van het contract.

[appellant] heeft tot slot gevorderd dat de voorzieningenrechter een contact- en straatverbod oplegt aan [E] .

3.3

De kantonrechter heeft bij vonnis in kort geding van 30 april 2018 het door [geïntimeerde] gevorderde volledig toegewezen, [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in het door hem gevorderde straat- en contactverbod en het overigens door [appellant] gevorderde afgewezen. [appellant] is veroordeeld in de proceskosten, zowel in die van de conventie als die van de reconventie.

3.4

De kantonrechter heeft daartoe - samengevat - het volgende overwogen.

De door [geïntimeerde] aan haar vordering tot ontruiming ten grondslag gelegde onrechtmatige overlast, bestaande uit onder meer geluidsoverlast, intimiderend gedrag tegenover [geïntimeerde] en (onder)huurders en betrokkenheid bij geweldsincidenten in en nabij het gehuurde, is voldoende aannemelijk geworden. De kans dat de bodemrechter tot ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming zal beslissen, is zodanig waarschijnlijk dat gerechtvaardigd is daarop in kort geding vooruit te lopen. Onvoldoende aannemelijk is dat [appellant] een tegenvordering op [geïntimeerde] heeft, zodat ook de gevorderde huurtermijnen toewijsbaar zijn.

Bij een gebod tot het verwijderen van de bij het gehuurde aanwezige camera’s heeft [appellant] geen belang (meer) omdat hij het gehuurde dient te verlaten.

Omdat Rogier [E] geen partij is in de procedure, kan [appellant] niet worden ontvangen in zijn vordering tot het aan hem opleggen van een straat- en contactverbod. Voor een verklaring voor recht is in een kort gedingprocedure geen plaats. Wat betreft de door [appellant] gevorderde geldsommen is geen onverwijlde spoed gebleken die tot een onmiddellijke voorziening noodzaakt, terwijl die vorderingen voorts onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt.

4 De vordering in hoger beroep en wijziging van eis

5 De beoordeling van de grieven en de vorderingen

6 De slotsom

7 De beslissing