Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:109, W200.226.618
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:109, W200.226.618
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 januari 2018
- Datum publicatie
- 4 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:109
- Zaaknummer
- W200.226.618
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoek om wraking. Uit de afwijzende beslissing op een viertal verzoeken valt geen enkele vooringenomenheid af te leiden omtrent schuld of onschuld van verzoekster.
Uitspraak
Wrakingskamer
Parketnummer: 21-006814-16
Wrakingsnummer: W200.226.618
Uitspraakdatum: 3 januari 2018
Beslissing gewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door
[verzoekster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans verblijvende in [detentie] .
De procedure
Bij brief van 27 oktober 2017 is door verzoekster om wraking verzocht van de raadsheren mrs. R.H. Koning, C. Caminada en R.W. van Zuijlen. De raadsheren hebben te kennen gegeven niet in de wraking te berusten, geen gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord en in het wrakingsverzoek geen aanleiding te zien tot een inhoudelijke reactie.
Ter terechtzitting van de wrakingskamer op 20 december 2017 is de raadsman van verzoekster, mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, verschenen.
Het hof heeft de raadsman gehoord, evenals de advocaat-generaal, die heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
Ontvankelijkheid
Het hof acht het verzoek tijdig gedaan en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het verzoek tot wraking
De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek het volgende aangevoerd. Bij tussenarrest van 26 oktober 2017 heeft het hof twee van de zes verzoeken van de verdediging toegewezen (te weten het horen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) en de andere vier verzoeken afgewezen.
De afgewezen verzoeken betreffen:
- -
-
het doen plaatsvinden van een reconstructie naar aanleiding van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ;
- -
-
nader onderzoek naar de verklaring van de getuige [getuige] met betrekking tot de wijze van waarneming (via camerabeelden) en de totstandkoming van haar verklaring;
- -
-
nader onderzoek naar het bloedspatpatroon op een bedpoot en een tafelpoot;
- -
-
nader onderzoek naar het bloedspatpatroon op een jas van het merk G-star.
De verdediging had deze verzoeken gedaan omdat zij meent dat door het doen plaatsvinden van een reconstructie en het nadere onderzoek naar de bloedspatpatronen kan worden aangetoond of de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] al dan niet betrouwbaar is te achten en aangetoond kan worden dat [medeverdachte 1] in zijn verklaring feiten en omstandigheden heeft genoemd die niet juist kunnen zijn. Het afwijzen van deze verzoeken is zo onbegrijpelijk te achten dat het de gerechtvaardigde indruk doet wekken dat het hof reeds nu uitgaat van de juistheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarmee is de objectief gerechtvaardigde indruk gewekt dat het hof vooringenomen is omtrent de beweerdelijke daderschap van verzoekster.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft, zoals hierboven reeds aangegeven, geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Voorts kan het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel zijn tegen - de verzoeker onwelgevallige - (processuele) beslissingen van de rechter. Het behoort tot de taak van de rechter om, gaande de procedure, beslissingen te nemen over (onder meer) de voortgang van het onderzoek. Grond voor wraking bestaat alleen als uit de beslissing, waaronder begrepen de motivering, zwaarwegende aanwijzingen als hiervoor omschreven kunnen worden afgeleid.
De wrakingskamer constateert dat het thans om het afwijzen van een viertal verzoeken gaat, te weten, kort gezegd, het doen plaatsvinden van een reconstructie, nader onderzoek naar bloedspatpatronen en nader onderzoek naar de verklaring van de getuige [getuige] . De afwijzende beslissing van het hof op deze verzoeken heeft een procedureel karakter. Uit deze beslissing valt geen enkele vooringenomenheid af te leiden omtrent schuld of onschuld van verzoekster. Ook de vrees daarvoor is niet objectief gerechtvaardigd. Ook met de motivering van de afwijzing van de verzoeken heeft het hof niet de objectieve indruk gewekt vooruitgelopen te zijn op het eindoordeel ten aanzien van het bewijs tegen verzoekster en de schuldvraag. Overigens staat het de verdediging vrij om, indien zij daartoe aanleiding ziet, na het horen van getuige [medeverdachte 1] wederom een (gemotiveerd) verzoek tot nader onderzoek te doen. Ook het hof kan zulks ambtshalve beslissen indien dat nodig mocht zijn.
Voor zover verzoekster stelt dat de motivering van de afwijzende beslissing niet volledig of concludent is, kan tegen de (motivering van de) beslissing desgewenst te zijner tijd in cassatie worden opgekomen.
Ook overigens valt uit de beslissing van het hof geen vooringenomenheid af te leiden omtrent schuld of onschuld van verzoekster of enig ander op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting te beslissen punt.
Het wrakingsverzoek moet daarom worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof:
Wijst af het verzoek tot wraking van mrs. R.H. Koning, C. Caminada en R.W. van Zuijlen.
Aldus gewezen door:
mr. M. Keppels, voorzitter,
mrs. H. van Loo en R.A.V. Boxem, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J.F. Roelofs-van Dinther, griffier,
en op 3 januari 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.