Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7893, 15/00252 en 15/00253

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7893, 15/00252 en 15/00253

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 oktober 2015
Datum publicatie
30 oktober 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:7893
Zaaknummer
15/00252 en 15/00253

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Toepassing foutenleer. Herstel onjuiste waardering openingsbalans. Waardedruk duurzame zelfbewoning.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 15/00252 en 15/00253

uitspraakdatum: 20 oktober 2015

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

mr. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 februari 2015, nummers AWB 14/5372 en 14/5373, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.537 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.075. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 3.108.

1.2

Aan belanghebbende is voorts voor het jaar 2009 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 105.881. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 84.

1.3

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de aanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 februari 2015 ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede drs. [A] namens de Inspecteur.

1.8

Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is op 1 januari 2007 een onderneming gestart, zijnde een belastingadviespraktijk, in de vorm van een maatschap met [B] . De onderneming is gevestigd aan de [a-straat] 22 in [C] .

2.2

Belanghebbende is woonachtig aan de [b-straat] 348 te [Z] . Belanghebbende heeft deze woning in 2003 gekocht voor een bedrag van € 445.000.

2.3

Belanghebbende gebruikte zijn woning (de zolder en een gedeelte van de begane grond) voor zijn ondernemingsactiviteiten. Bij oprichting van de maatschap heeft belanghebbende de woning tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. De ingebrachte woning is voor een bedrag van € 509.000 op de balans opgenomen, zijnde de geschatte vrije verkoopwaarde van de woning. Met de invloed van de omstandigheid dat de woning door belanghebbende werd bewoond is hierbij geen rekening gehouden. Belanghebbende heeft jaarlijks € 9.300 afgeschreven op de woning. De boekwaarde van de woning was € 481.100 per 31 december 2009.

2.4

Belanghebbende heeft medio 2010, met terugwerkende kracht naar 1 januari 2010, zijn aandeel in de maatschap ruisend ingebracht in een besloten vennootschap waarvan hij enig aandeelhouder is. Belanghebbende heeft de woning bij die gelegenheid overgebracht naar zijn privévermogen. Hij heeft ervoor gekozen de winst behaald bij staking van de onderneming te verantwoorden in het jaar 2009.

2.5

Belanghebbende heeft op 25 mei 2011 aangifte IB/PV en Zvw gedaan over 2009 van een verlies uit werk en woning ten bedrage van € 83.193. Hierin is een boekverlies begrepen ter zake van de naar het privévermogen overgebrachte woning. De vrije verkoopwaarde van de woning ultimo 2009 bedroeg € 515.000. Uitgaande van een waardedruk van 35% wegens duurzame zelfbewoning heeft belanghebbende de in aanmerking te nemen waarde bij onttrekking gesteld op € 334.750, hetgeen resulteert in een boekverlies op de woning van € 146.350.

2.6

De Inspecteur heeft zich bij het vaststellen van de aanslagen 2009 op het standpunt gesteld dat bij de waardering van de woning in de openingsbalans per 1 januari 2007 sprake is geweest van een rechtens onjuiste waardering omdat geen rekening is gehouden met de waardedruk van de zelfbewoning op dat tijdstip. Met toepassing van de foutenleer heeft de Inspecteur de inbrengwaarde van de woning per 1 januari 2007 alsnog op 65% van € 509.000, ofwel € 330.850 gesteld. Na vermindering met de afschrijvingen resteerde dan ultimo 2009 een boekwaarde van € 302.950. Uitgaande van een onttrekkingswaarde van € 334.750 resteert geen boekverlies, maar een boekwinst van € 31.800 op de woning.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Tussen partijen is in geschil de hoogte van de winst behaald bij overgang van de woning op 31 december 2009 van het ondernemingsvermogen naar het privévermogen van belanghebbende. Het geschil spitst zich toe op de vraag of op grond van de foutenleer de boekwaarde van de woning op 1 januari 2007 alsnog kan worden gecorrigeerd naar 65% van de waarde in het economisch verkeer. Als het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is, is de berekening van de correctie niet in geschil.

3.2

Ter zitting van de Rechtbank zijn partijen overeengekomen dat als bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak komt vast te staan dat de Inspecteur de winstcorrectie terecht heeft aangebracht, aan belanghebbende alsnog de gelegenheid zal worden geboden op de voet van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 28 december 2004 (thans vervangen door het besluit van 3 juni 2014) voor een bedrag van € 31.800 (de boekwinst op de woning) een stakingslijfrente te bedingen van de vennootschap waaraan belanghebbende zijn onderneming heeft overgedragen.

3.3

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.4

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag IB/PV tot een aanslag berekend overeenkomstig de aangifte, zijnde een belastbaar inkomen uit werk en woning (voor persoonsgebonden aftrek) van negatief € 83.193 (waarvan winst uit onderneming berekend op negatief € 57.826) en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.075 alsmede tot vermindering van de aanslag Zvw naar een bijdrage-inkomen van nihil (winst uit onderneming negatief € 57.826).

3.5

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing